kunt u het onderscheid tussen het algemeen en bijzonder bestuursrecht aangeven;
De Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) valt onder het algemene bestuursrecht. Het bijzondere deel
van het bestuursrecht staat in andere wetten zoals Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo). In de bijzondere regelgeving zijn de meer inhoudelijke regels neergelegd die rechten en
plichten van burgers en bestuur in een concreet geval bepalen. In het bijzondere bestuursrecht
wordt vaak afgeweken van de Awb maar dat mag niet altijd. Het hangt van de bepaling af er mag
worden afgeweken. De soorten bepalingen in de Awb zijn:
- Dwingend recht: Dit zijn regels waarvan op geen enkele manier mag worden afgeweken. In
het geval van dwingend recht kunnen lagere regelgevers geen regels maken die van Awb
afwijken. De formele wetgever mag wel afwijken bij latere wet, ook al krijgt hij het advies dit
niet te doen.
- Regelend recht: Regelend recht bevat regels die gelden in normale gevallen. Maar soms zijn
er bijzondere gevallen waardoor van deze regels kan worden afgeweken, ook door lagere
regelgevers. Deze afwijkingsmogelijkheid is te herkennen aan de formuleren. In de gevallen
van regelend recht staat er: ‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald’.
- Aanvullend recht: Voor gevallen waar het niet goed mogelijk is om een algemene regel te
creëren, maar waarvoor het wel wenselijk is dat er een restbepaling bestaat wanneer de
bijzondere regelgever nagelaten heeft een regeling te treffen, geldt aanvullend recht. Dit is in
de formulering te herkennen aan: binnen de wettelijk voorschrift bepaalde termijn. Het
artikel verwijst je eerst naar de bijzondere regeling, als daar niets staat geldt Awb.
- Facultatief recht: Dit recht geldt niet tenzij een regelgever of bestuursorgaan heeft bepaalt
dat het wel moet worden gevolgd. Het is dus optioneel recht.
kunt u kunt de kernbegrippen van het bestuursrecht, zijnde het bestuursorgaanbegrip, het
besluitbegrip en het belanghebbende begrip definiëren en op een eenvoudige
bestuursrechtelijke casus toepassen;
3.4 Bestuursorgaan
De Awb is bedoeld voor de relatie tussen bestuur en burger. Voor de toepasselijkheid van de Awb
moet er dus een orgaan zijn dat bestuurt. Art. 1:1 bevat de definitie van bestuursorgaan: a) een
orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, of b) een ander persoon of college
met enig openbaar gezag bekleed. Om te bepalen met wat voor orgaan je te maken hebt moet je
eerst kijken of het een A-orgaan is en als dit niet het geval is onderzoek je of het een B-orgaan is. In
art. 1:1 lid 2 Awb staan de uitzonderingen van niet A-organen. Hiermee zijn er 2 categorieën A-
organen of B-organen.
3.4.2 A-organen
Een A orgaan is krachtens publiekrecht ingesteld. In de eerste plaats kijk je of het orgaan tussen de
lijst van publiekrechtelijke rechtspersonen staat van art. 2:1 BW. Als dit niet het geval is dan moet je
in de wet kijken betreffende de organisatie. Als daarin staat deze organisatie bezit
rechtspersoonlijkheid dan kwalificeert dit als krachtens publiekrecht ingesteld. (de rechtspersoon is
niet het bestuursorgaan).
Wat is dan een bestuursorgaan van deze publiekrechtelijke rechtspersoon. Een bestuursorgaan is te
herkennen aan het feit dat het volgens de organieke wet eigen taken bezit. Niet elke medewerker is
een bestuursorgaan, een medewerker handelt vaak namens een bestuursorgaan.
,3.4.3 B-organen
Op grond van Art. 1:1 sub b Awb is een bestuursorgaan ook: anderen personen of colleges die met
enig openbaar gezag bekleed zijn. Hierbij gaat om particuliere/privaatrechtelijke instellingen waaraan
een deel van de overheidstaak is opgedragen. Of het om een privaatrechtelijke rechtspersoon gaat is
te zien aan de naam en of het in de lijst met privaatrechtelijke rechtspersonen staat van art. 2:3 BW.
Toch kunnen zij een bestuursorgaan zijn als ze met enig openbaar gezag zijn belast door de wetgever.
Het openbaargezagscriterium betekent dat deze instellingen publiekrechtelijke rechtshandelingen
kunnen verrichten. Een wet geeft deze bevoegdheid om eenzijdig een rechtspositie van andere
rechtssubjecten te kunnen bepalen. Dit is het geval bij de APK door de WVW. Dit is dus wettelijk
openbaar gezag.
Maar deze situatie gaat niet altijd op. In de praktijk worden privaatrechtelijke rechtspersonen met
openbaar gezag bekleedt zonder dat daar ene wettelijke grondslag voor is. Zij hebben dus
buitenwettelijk openbaar gezag. Het arrest leefomgeving Schiphol geeft 2 vereisten wanneer er aan
buitenwettelijk openbaar gezag is voldaan Dit zijn:
- Inhoudelijke vereiste: De criteria voor geldverstrekking moet in beslissende mate door 1 of
meer a-organen worden bepaald.
- Financiële vereiste: De financiering van de stichting moet in overwegende mate (2/3 e of
meer) afkomstig zijn van 1 of meer a organen.
5.2 Besluit
De vraag of een beslissing een besluit is, is van groot belang voor de toepasselijkheid van de Awb. De
normen die de Awb stelt gelden in principe alleen voor besluiten. Het besluitbegrip bepaalt dus de
reikwijdte van de Awb en toegang tot rechtsbescherming. De definitie van een besluit staat in art. 1:3
lid 1 Awb: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke
rechtshandeling. Deze defintie bevat dus 4 eisen:
- Schriftelijke beslissing: Alleen een beslissing op schrift, waaronder elektronisch vastgelegde
beslissingen, kan een besluit zijn.
- Bestuursorgaan: A of B orgaan
- Publiekrechtelijk: Een rechtshandeling is publiekrechtelijk als bij of krachtens een wet in
formele zin exclusief aan een bestuursorgaan (en dus niet aan eenieder) een bevoegdheid is
verleend. Wilsovereenstemming niet nodig, kan eenzijdig inhoud geven aan rechtsbetrekking
- Rechtshandeling: een rechtshandeling is iets anders dan een feitelijke handeling, omdat een
rechtshandeling een rechtsgevolg beoogt. De handeling wil gevolgen in het recht
veroorzaken. Het moet gaan om externe beslissingen, dus niet slechts over het interne
functioneren van een deel van de overheid.
5.4.2.1 Strategisch besluitbegrip
Soms is iets een besluit om de bestuursrechter vindt dat hij bevoegd moet zijn: het bieden van
bestuursrechtelijke bescherming. Verschillende soorten strategisch besluitbegrip:
- Bestuurlijk rechtsoordeel: soms vragen burgers aan het bestuur of er een vergunning nodig
is. Het bestuur geeft dan per brief een visie van het geldende recht op een bepaald geval. Dit
oordeel beoogt geen rechtsgevolg maar schetst de juridische stand van zaken en is dus een
feitelijke handeling. Deze mededelingen zijn informatief van aard. Er zijn omstandigheden
waar dit oordeel toch voorgelegd kan worden aan de bestuursrechter. De reguliere weg is
om een vergunning aan te vragen of af te wachten of bestuursorgaan oordeelt of vergunning
nodig is. Soms is deze weg onevenredig bezwarend vanwege de kosten van een
, vergunningsprocedure of omdat er anders onomkeerbare gevolgen ontstaan. Het
rechtsoordeel dat geen vergunning nodig is, wordt daarom met besluit gelijkgesteld.
- Gedoogverklaring: een gedoogverklaring is de mededeling van een bestuursorgaan dat ze
niet handhavend zullen optreden. De verlening van een gedoogverklaring is een besluit maar
de weigering van een gedoogverklaring niet.
5.2.7 Soorten besluiten:
5.4.2 Avv
Naar buiten werkende bindende algemene regels, die zich voor herhaalde toepassing lenen en
zelfstandige normen bevatten. Voor een algemene werking is voldoende dat het voorschrift
betrekking heeft op herhaalbare gevallen en gericht is tot niet geïndividualiseerde personen. Het is
dus een extern werkende bindende regel
5.3 Beschikking
Art. 1:3 lid 2 Awb, besluit voor een individueel en concreet geval met inbegrip van de afwijzing van
de aanvraag daarvan, bijv. uitkering. Er zijn 2 criteria waarmee bepaald kan worden of er sprake is
van een beschikking of een besluit van algemene strekking:
- Persoonscriterium: is het aantal personen duidelijk bepaalbaar en gesloten (en dus niet voor
uitbreiding vatbaar)? Zo ja, dan beschikking
- Object of zaakscriterium: is het besluit genomen met het oog op de hoedanigheid of de
bijzondere eigenschappen van het object? Zo ja, dan beschikking.
5.5 Beleidsregel
Art 1:3 lid 4 Awb, Bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een avv, omtrent de afweging
van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften,bij het gebruik van
een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Dit gaat over hoe en wanneer het bestuursorgaan zijn
bevoegdheden uitoefent. Voor het opstellen van beleidsregel is geen specifieke wettelijke
bevoegdheid nodig. Beleidsregels binden alleen het bestuur en hebben geen externe werking maar
burgers kunnen er wel een beroep op doen, indirecte binding. Op grond van het
vertrouwensbeginsel moet het bestuur overeenkomstig de beleidsregels handelen. Alleen bij een
inherente afwijkingsbevoegdheid mag worden afgeweken (4:84 Awb). Dit betekend dat het bestuur
mag en moet afwijken van een beleidsregel als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding
geven. Soorten beleidsregel:
- Regels voor het afwegen van belangen
- Regels voor het vaststellen van feiten
- Regels voor de uitleg van wettelijke voorschriften.
5.6 Concretiserend besluit van algemene strekking c.b.a.s
Concretiseert een algemene norm: algemeen wat betreft de geadresseerden, concreet wat betreft
het object of de periode. Het bevat in tegenstelling tot een AVV geen zelfstandige normstelling.
3.5 Belanghebbende
Art. 1:2 lid 1 Awb geeft de betekenis: onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang
rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De geadresseerde van een besluit is in eerste instantie
belanghebbende. Maar voor anderen is dat soms minder duidelijk, bijv. omwonenden. Deze moeten
voldoen aan de cumulatieve OPERA criteria.
Objectief
Het belang moet objectief bepaalbaar zijn, een belang mag dus niet louter subjectief zijn. Bekend is
het voorbeeld van een dochter die tegen de verbouwing van het Concertgebouw was omdat haar
overleden vader daar had opgetreden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tjaka. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.