Examenstof aardrijkskunde
1.1. Economische, demografische en sociaal-culturele indicatoren maken het vergelijken van landen
mogelijk en verhullen ruimtelijke en sociale verschillen.
Economische indicatoren:
- BBP (bruto binnenlands product): de totale geldwaarde van alle goederen en diensten die
binnen de staatsgrenzen van een land in een jaar worden geproduceerd.
- BRP (bruto regionaal product): de totale geldwaarde van alle goederen en diensten die een
regio in een jaar produceert.
- Koopkracht: het aantal goederen of diensten die je met je geld kunt kopen.
- Beroepsbevolking: het werkende deel van de bevolking en alle mensen die beschikbaar zijn
om te werken. (samenstelling van beroepsbevolking: procentuele verdeling van de
werkende bevolking over de primaire, secundaire en tertiaire sector.
- Gemiddeld inkomen: het bbp van een land gedeeld door het aantal inwoners van dat land.
Hierbij kan de wereld ingedeeld worden in een wereldsysteem et een centrum, periferie en semi-
periferie. Dit hangt vooral samen met de erfenis van het koloniale verleden en de arbeidsverdeling.
- Internationale arbeidsverdeling: het verschijnsel dat landen zich toeleggen op de productie
van bepaalde goederen of de levering van bepaalde diensten.
- Vestigingskolonie: een overzees gebiedsdeel waar kolonisten zich blijven vestigen.
- Exploitatiekolonie: een overzees gebiedsdeel dat dient als leverancier van goedkope
grondstoffen en arbeidskrachten voor het moederland.
- Dekolonisatie: het politiek onafhankelijk worden van een voormalige kolonie.
- Wereldsysteem: indeling van de wereld volgens het centrum-periferiemodel om de
economische en politieke machtsverhoudingen uit te drukken.
- Centrumland: rijk, ontwikkeld land waarvan andere gebieden politiek en economisch
afhankelijk zijn.
- Semi-perifeer land: een land met een tussenpositie tussen centrumlanden en
periferielanden, maar die macht uitoefent in periferielanden.
- Periferieland: arm land dat politiek en economisch afhankelijk is van centrumlanden.
Demografische indicatoren:
- Bevolkingsspreiding: de wijze waarop de bevolking is verdeeld over een gebied.
- Bevolkingsdichtheid: het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (km2).
- Bevolkingsgroei: toename of afname van de bevolking door geboorte, sterfte, emigratie en
immigratie.
Demografische transitie(model): laat de overgang zien van hoge geboorte- en sterftecijfers
naar lage
geboorte- en sterftecijfers.
- Leeftijdsopbouw: de verdeling van de bevolking over de verschillende leeftijdsklassen, vaak
weergegeven in een leeftijdsdiagram.
- Verstedelijking: toenamen van het percentage mensen dat in de steden woont.
De wereld kan ingedeeld worden naar fasen in de demografische transitie, ze zijn vaak
gerelateerd aan economische ontwikkeling.
- Demografische druk: de verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep (20-65) en de niet
productieve groepen (0-20 en 65+).
, Sociaal-culturele indicatoren:
- Analfabetisme: het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen
ofschrijven.
- Taal: cultuurelement voor het overdragen van informatie gevoelens en ideeën.
- Godsdienst: een levensbeschouwing die uitgaat van het bestaan van een of meer goden.
De wereld kan ingedeeld worden in cultuurgebieden, talen en godsdiensten zijn door
kolonisatie en migratie verspreid. Door de huidige migratie en culturele uitwisseling zijn er
steeds moeilijker culturele grenzen te trekken.
- Cultuurgebied: Gebied met overeenkomsten in cultuur (alles wat is aangeleerd door een
bepaade groep op het gebied van taal, godsdienst, normen en waarden).
- Diffusie: de verspreiding en vermening van vernieuwingen of ideeën over landen en/of
bevolkingsgroepen.
1.2. De relaties tussen de landen in het wereldsysteem zijn de handel, investeringsstroom en
migratie. De meest intensieve handels- en investeringsstromen voltrekken zich binnen de triade.
Opkomende economieën en MNO’s uit deze landen hebben een steeds grotere rol en China
krijgt een grote rol op het wereldtoneel. Zuid-zuid handel en investeringen worden belangrijker
- De triade: de 3 economische kerngebieden (VS, Japan en de EU) die de globalisering sturen.
- Vrijhandel: handel tussen landen die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en
aanbod. Tegenovergestelde van vrijhandel is protectionisme.
- Ruilvoet: verhouding tussen het prijspeil van de exportproducten en het prijspeil van de
importproducten.
- MNO/multinationale onderdeming/multinational: onderneming met vestigingen in
meerdere (ten minste 2) landen.
- Arbeidsmigratie: mensen verlaten hun eigen woongebied om elders te gaan werken.
- Pushfactor: reden die mensen verdrijft/afstoot van een gebied.
- Pullfactor: reden die mensen aantrekt om zich te vestigen in een gebied.
Globalisering leidt tot integratie van gebieden en samenlevingen. Motoren van globaliseringsproces:
technologische innovatie en vrijhandel.
- Globalisering: proces waarbij landen op economisch, cultureel, sociaal en politiek gebied
met elkaar verbonden worden.
- Tijd-ruimtecompressie: proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen door de
moderne trabsport- en informatietechnologie daalt.
- Transporttechnologie: moderne technieken die ht mogelijk maken goederen sneller,
goedkoper en op grote schaal te vervoeren en te distruberen.
- Communicatietechnologie: moderne digitale technieken die snelle, goedkope en overa
toegankelijke uitwisseling van berichten mogelijk maken.
- Wereldstad: miljoenenstad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt op het
gebied van economie, de cultuur en de politiek. Heet ook wel metropool.
- Mondiaal netwerk: wereldwijde langdurige en georganiseerde contacten en relaties tussen
bedrijven, instellingen en mensen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merellubberts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.38. You're not tied to anything after your purchase.