1.1
Manager moet prioriteiten stellen. -> wat is belangrijkst?
Op alle niveaus in de samenleving wordt de spanning gevoeld tussen onbegrensde behoeften aan de
ene kant en de beperkte middelen aan de andere kant. = schaarste.
* De schaarste van middelen die op verschillende manieren kunnen worden gebruikt, dwingt tot het
maken van keuzen. Maar van het één betekent steeds minder van het ander
1.2
Strategische situatie -> 2 partijen tegenover elkaar staan en ze weten allebei dat het resultaat mede
afhangt van wat de ander beslist. Maar ze weten van elkaar niet wat ze gaan doen. -> onvolledige
informatie.
Dominante (overheersende) strategie = bekennen
*In de (economische) praktijk komen we als gevolg van onvolledige informatie tal van strategische
situaties tegen.
1.3
De economische wetenschap bestudeert hoe mensen keuzeproblemen aanpakken.
1. Analyseren menselijk handelen
2. Doelstellingen
3. Wens deze te bereiken
4. Schaarste beschikbare middelen
5. Verschillende gebruiksmogelijkheden van de middelen
Welvaart = in welke mate consumenten in hun behoeften worden bevredigd. (subjectief begrip->persoonlijk)
Welvaart wordt groter als het schaarste kleiner wordt. Doelstellingen van mensen lopen uiteen, maar
producten kunnen dat ook. Streeft men zo hoog mogelijke winst na of een zo groot mogelijk
marktaandel.
De beschikbare middelen zijn schaars in die zin dat het gebruik ervan in de ene richting betekent dat
van aanwending in een andere richting moet worden afgezien -> alternatieve aanwending
De kosten van het opgeofferde alternatief -> opportunity costs
1.4
Naast schaarse goederen -> vrije goederen. Zij zijn onbeperkt ter beschikking: zonlicht, drinkwater.
Ook hebben we de niet-reproduceerbare goederen: goederen die in behoeften voorzien, maar die
eenmalig en uniek zijn: kunstwerken, monumenten, natuur.
Produceren of productie is het voorbrengen van goederen en diensten.
(verkopen, tandarts, concertpianist die muziek uitvoert, ambtenaar stadhuis, politie, koken)
2 soorten goederen bij productie = kapitaalgoederen(machine, vrachtwagens, kantoren -> worden weer gebruikt bij de
productie van andere goederen en diensten) en consumptiegoederen (goed dat gekocht is door eindafnemer).
Productiefactoren: natuur, kapitaalgoederen en arbeid
Econoom J.A. Schumpeter -> bijzondere vorm arbeid: ondernemersarbeid.
,*Tijdens het productieproces voegen mensen en machines waarde toe aan de ingekochte
grondstoffen.
Organisatie = een geordende groep mensen die samenwerken om bepaalde doelen te bereiken.
-> produceren zij economische producten = bedrijf
-> aanvaardt risico, uitkomsten van het productieproces is onzeker
Behalve ondernemingen en zelfstandige bedrijfsorganisaties zijn overheidsorganisaties actief als
producent. Worden betaald uit belastingopbrengsten.
1.5
*Tot de participanten van de onderneming rekenen wij: de ondernemingsleiding, de werknemers, de
vermogensverschaffers, de leveranciers, de afnemers(bedrijven en consumenten) en de overheid.
Omgevingsfactoren/ondernemingsklimaat
- relaties met de participanten - economische orde
- concurrentieverhoudingen - demografische ontwikkeling (verandering bevolking)
- algemene economische situatie - ontwikkelingen techniek
- de betrekkingen met het buitenland - systeem van normen en waarden
- het politieke systeem - rechtsorde
Voor de wetenschap worden deze gezien als gegeven (Data)
Omgevingsfactoren in enge zin:
1. De concurrentieverhoudingen
Er is altijd concurrentie. Deze worden weer bepaald door de marktvorm en door het marktgedrag.
Marktvorm = geheel van objectief waarneembare omstandigheden waaronder de concurrentie
plaatsvindt: aantal vragers en aanbieders op de markt, de aard van het verhandelde goed en de mate
waarin de markt is afgeschermd voor potentiële nieuwe toetreders.
Marktgedrag = deze bepaalt in hoeverre concurrenten elkaar fel bestrijden of juist proberen met
elkaar afspraken te maken
2. De economische situatie
De stand van de conjunctuur. Te hoge conjunctuur, maakt markt overspannen -> gevolg prijzen
omhoog, moeilijk aan arbeidskrachten komen, rente stijgt, dus het krediet wordt duurder.
3. De betrekkingen met het buitenland
Nederland heeft een open economie. Ongeveer drie kwart procent van de nationale productie wordt
uitgevoerd. En een iets kleinere invoer staat daar tegenover. Hierdoor ondervinden ondernemingen
in ons land in sterke mate de gevolgen van ontwikkelingen in het buitenland.
4. De economische orde
Nederlandse economie: georiënteerde markteconomie. Consumenten en producenten zijn in eerste
aanleg vrij zijn in het nemen van hun consumptie- en productenbeslissingen. Maar die beslissingen
moeten wel binnen de door de overheide opgelegde randvoorwaarden plaatsvinden.
Omgevingsfactoren in ruime zin:
Deze worden niet deoor de economie verklaart. Dit is de data van de economie. Hebben wel invloed
maar worden verklaart door andere wetenschappen.
1. Demografische ontwikkelingen
2. Ontwikkelingen van de techniek
3. De normen en waarden
4. Het politieke systeem
5. De rechtsorde
, 1.6
Strategie van de onderneming/strategisch management = het geheel van bestuurlijke beslissingen
en handelingen dat de prestaties van de onderneming op de lange duur bepaalt. Deze omvat een
aantal stappen:
1. Onderzoek van de omgevingsfactoren
2. Formuleren van een strategie (mission statement: wie zijn we en wat willen we? Doelstellingen, en hoe deze behaald worden)
3. Uitvoeren van een strategie (actieplannen maken: programma’s, begrotingen en procedures)
4. Evaluatie
1.7
Het onderzoek van de omgeving van de onderneming valt uiteen in extern onderzoek en intern
onderzoek.
- Extern onderzoek -> kansen en bedreigingen buiten de onderneming op korte
duur(omgevingsfactoren in enge en ruime zin)
- Intern onderzoek -> sterke en zwakke punten van de onderneming zelf
1. De structuur (hoe georganiseerd?)
2. De cultuur (de verwachtingspatroon, overtuiging en de waarden van de mensen)
3. De productiemiddelen (vakbekwaamheden, kwaliteit v h management, financiële middelen, machines, kantoren en fabrieken)
Doel management: intern een duurzaam concurrentievoordeel (‘’sustainable competitive advantage’’)
realiseren -> winst. Hier wordt SWOT-analyse gebruikt:
Interne factoren Sterktes Zwaktes
Externe factoren
Kansen SK-strategieën ZK-strategieën
Ontwikkel stragieën die Ontwikkel strategieën die
sterktes gebruiken om kansen kansen benutten om zwaktes te
te benutten. boven te komen
Bedreigingen SB-strategieën ZB-strategieën
Ontwikkel strategieën die Ontwikkel strategieën die
sterktes benutten om zwaktes zo klein mogelijk
bedreigingen het hoofd te maken om bedreigingen te
bieden. vermijden.
1.8
- Bedrijfseconomie = houdt zich met keuzevraagstukken die voortvloeien uit schaarste problemen
waarmee bedrijven worde geconfronteerd bezig. (keuze vestigingsplaats, omvang bedrijf etc.)
- Marketing = het doelmatig en doelgericht beheersen van de productie- en verkoopproces. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van bepaalde instrumenten -> marketingmix: Prijs, product, plaats, promotie.
- Algemene economie = houdt zich bezig met keuzevraagstukken die de volkshuishouding als geheel
aangaan. Micro-economie
- Prijstheorie= hierbij staat de vraag centraal. Hoe de prijzen voor producten en voor
productiefactoren tot stand komen.
- allocatie= hoe gaan producenten reageren op de prijssignalen en hoe gaan zij de productiefactoren
toedelen aan de verschillende productiemogelijkheden.
Naast de prijstheorie omvat de micro-economie de theorie van de externe organisatie (industrial
organisation). Deze probeert een analyse te geven van de concurrentieverhoudingen op markten die
zoveel mogelijk berust op vastgestelde feiten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ilsee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.