100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uittreksel hoorcolleges Advanced Molecular Immunology and Cell Biology $4.28   Add to cart

Class notes

Uittreksel hoorcolleges Advanced Molecular Immunology and Cell Biology

 367 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Uittreksel van alle hoorcolleges van "Advanced Molecular Immunology and Cell Biology". Hier in zijn teksten van de powerpoint dia's opgenomen, maar ook uitspraken van docenten. Meeste onderdelen zijn uitgebreid beschreven, afbeeldingen zijn aanwezig wanneer het gemakkelijker was om die te bestudere...

[Show more]

Preview 2 out of 31  pages

  • September 21, 2015
  • 31
  • 2015/2016
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 83 Flashcards
$3.21 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Noem de leukocyten die tot het lymfoïde en myeloïde system behoren

Answer: Lymfoïd: B-cellen, T-cellen, NK-cellen Myeloïd: Granulocyten (waaronder neutrofielen, eosinofielen, basofielen, manocyten enz)

2.

Welke cellen (2 soorten) spelen de grootste rol tijdens een reactie vanuit het aangeboren immuunsysteem?

Answer: Macrofagen/monocyten, dendritische cellen

3.

Hoe wordt een chemokine receptor geactiveerd?

Answer: Chemokine receptoren staan in verbinding met G-proteins. Deze bevinden zich in het cytoplasma en zijn verbonden met het celmembraan. In inactieve staat bevatten zij gebonden GDP. Na stimulatie van de receptor door een chemokine gaan de receptor en het G-protein een reactie met elkaar aan waarbij GDP wordt verwisseld voor GTP. Het G-protein is nu actief en wordt gesplitst in twee delen (de alpha-subunit en beta-gamma-subunit). Hierna worden andere intracellulaire moleculen geactiveerd. Na deze activatie wordt GTP weer verwisseld voor GDP en binden de subunits weer aan elkaar.

4.

Hoe wordt een cytokine receptor geactiveerd?

Answer: De cytokine receptor bestaat uit twee losse delen die beiden gekoppeld zijn aan JAKs (Janus Kinasen). Na binding van een cytokine wordt de receptor gedimeriseerd waardoor de twee delen bij elkaar komen en de JAKs door de aanraking elkaar activeren. Dit leidt tot fosforylatie van het deel van de receptor waar de JAKs opzitten. STAT (Signal transducer and activator of transcription) bindt aan het gefosforyleerde deel. De twee gebonden STATs dimeriseren en transloceren naar de nucleus, waar ze binden aan een specifiek deel van het DNA en transcriptie induceren.

5.

Welke cellen zijn antigen presenting cells (APC)?

Answer: Dendritische cellen, macrofagen en B-cellen

6.

Wat zijn de 3 benodigde signalen voor T-cel activatie?

Answer: 1: Herkenning tussen TCR en MHC (met op het MHC een antigen) 2: Co-stimulatie, de interactie tussen co-stimulatoire moleculen op de T-cel en APC. 3: Interactie via cytokines (alleen bij CD4+ T-cellen)

7.

Wat is het verschil tussen lineaire en discontinue epitopen?

Answer: Bij lineair ligt het herkennings gebied van het epitoop naast elkaar op het eiwit van het antigen Bij discontinue ligt dat op verschillende delen die niet naast elkaar liggen.

8.

Wat is neutralisatie? Wat is opsonisatie?

Answer: Neutralisatie: Het binden van antilichamen aan een antigen waardoor de werking van het pathogeen verloren gaat. Opsonisatie: Het “coveren” van een pathogeen met antilichamen, waardoor het geïnfecteerde gebied beter herkend kan worden door immuuncellen zodat het pathogeen snel geëlimineerd wordt.

9.

Th1, Th2 en Th17 activeren…?

Answer: Th1 activeert macrofagen, Th2 activeert B-cellen en Th17 activeert neutrofielen.

10.

Wat is cel gemedieerde immuniteit en humorale immuniteit?

Answer: Cel gemedieerd: T-cellen en door hen geproduceerde cytokines Humoraal: B-cellen en door hen geproduceerde antilichamen

Advanced molecular immunology and cell biology
Master Biomedical Sciences, VU Amsterdam Hoorcolleges, 2015


Hoorcollege 1: Introduction into immunology
Immuuncellen oorsprong in beenmerg  pluripotent hematopoietic stam cel.
Differentieert verder tot lymfoïde of myeloïde precursor cellen.
Lymfoïd: B-cellen, T-cellen, NK-cellen
Myeloïd: Granulocyten (neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten)
Uit megakarytocyten ontstaan erytroblasten en bloedplaatjes. Uit erytroblasten ontstaat
erytrocyten.

Monocyten kunnen migreren naar het weefsel en worden dan macrofagen genoemd.

“innate” immuunrespons: Acuut, treedt op bij eerste keer aanraking met pathogeen. Wordt ingezet
om pathogeen snel te verwijderen. Macrofagen en neutrofielen zijn actief.
Na fagocytose worden cyto- en chemokines vrijgelaten  aantrekking andere immuuniteitscellen
naar juiste gebied en reactie op endotheelcellen om open te gaan zodat cellen er doorheen kunnen.
Wanneer chemokines binden aan chemokine receptoren, worden G-protein gekoppelde signalling
processen in werking gezet. Na binding aan de receptor wordt GDP (gebonden in inactieve staat)
verwisseld voor GTP. Het G-protein wordt gesplitst in twee delen (alpha en beta-gamma subunits),
welke ieder andere eiwitten kunnen activeren. Hierdoor kan adhesie optreden.

Cytokine receptoren hebben twee chains, waarbij de domeinen die zich in het cytoplasma bevinden
kunnen binden aan Janus kinasen (JAKs). Na binding van een cytokine wordt de receptor
gedimeriseerd, waardoor de twee cytoplasmatische JAKs worden samengebracht. Deze activeren
elkaar en fosforyleren de receptor. Transcription factors (STATs) binden aan de gefosforyleerde
receptoren en worden daarna opnieuw gefosforyleerd door de geactiveerde JAKs. De
gefosforyleerde STATs vormen dimeren en transloceren naar de nucleus, zodat transcriptie van een
nieuw gen optreedt.

“adaptive” immuunrespons: Verworven, response vanuit geheugen cellen. Treedt in werking bij
tweede keer herkenning van hetzelfde pathogeen. B- en T-cellen zijn actief.
Dendritische cellen fagocyteren  migreren naar een lymfknoop en presenteren antigen aan T-cel 
Proliferatie van T-cellen. Infectie wordt verwijderd door specifiek antilichaam, macrofagen worden T-
cel afhankelijk geactiveerd en cytotoxische T-cellen worden gestuurd.

Op macrofaag bevinden zich verschillende soorten receptoren die zorgen voor fagocytose:
- Mannose receptor (C-type lectines) Herkenning pathogenen, signaling, cytokine
productie, expressie van co-stimulatoire moleculen (CD80, CD83, CD86, B7)
- Scavanger receptors
- Fc receptors
- Complement receptors

Toll-like receptors (TLR)kunnen binden aan cytokines en zorgen voor DC (dendritic cell) maturatie en
expressie van co-stimulatie moleculen. Komt ook op DC voor.

Dendritische cellen komen voor in twee fasen:
- Onvolwassen: expressie van TLR en antigen uptake receptors. Kunnen pathogenen
herkennen
- Volwassen: Expressie van co-stimulatoire moleculen, MHC I en II en chemokine receptoren

, MHC wordt gebruikt om antigenen mee te presenteren aan T-cellen wanneer de DC’s zijn gemigreerd
naar de T-cell zone in de lymfknoop. T-cellen herkennen het antigen met behulp van T-cell receptors.

Antibody presenting cells: APC  DC, macrofagen, B-cellen.
B-cellen produceren antilichamen

Co-stimulatie is een indirecte, belangrijke interactie tussen twee cellen naast een directie interactie.
Signaal 1: Interactie MHC & TCR
Signaal 2: Co-stimulatie
Signaal 3: Cytokines (niet nodig voor effectorcellen)
Hierna treedt proliferatie en differentiatie tot functionele cellen op.

B-cellen hebben immunoglobulinen (antilichamen) op hun oppervlak. Na binding aan een pathogeen
worden er antilichaam secreterende plasma cellen gevormd.
Het epitoop is het specifieke deel van een antigeen dat wordt herkend door een lymfocyt receptor of
antilichaam. Bij lineaire epitopen ligt het herkenningsgebied naast elkaar op het eiwit van het
antigen. Bij discontinue epitopen worden verschillende onderdelen die niet naast elkaar liggen
herkend.

Nadat specifieke antilichamen een bacterie hebben herkend, treedt het volgende op:
- Neutralisatie: Antistoffen binden aan bepaald gebied van antigen, waardoor het antigen
geen interacties meer aan kan gaan. Werking gaat verloren. (gebeurt bijv. bij gifstoffen
geproduceerd door bacteriën en virussen)
- Opsonisatie: Bacterie wordt gecoverd met antilichamen, waardoor het geïnfecteerde gebied
beter kan worden herkend en er sneller fagocytose door macrofagen zal optreden.
- Complement activatie: Geactiveerd door het Fc-gedeelte van een antilichaam. Lysis zal
sneller optreden

Twee soorten T-cellen:
- CD4  Helper cel, onderverdeeld in verschillende soorten
o TH1: activeert macrofagen (betere fagocytose)
o TH2: activeert B-cellen (betere antilichaam productie met hogere affinity)
o TH17: Neutrofielen
o Treg: Regulerende T-cellen (induceren van immuunrespons, zou anders eeuwig
doorgaan)
In reacties met bacteriën, want deze moeten gefagocyteerd worden.
Antigenen worden hier aan gepresenteerd via MHC II (op alle APC)
- CD8  Cytotoxisch
In reacties met virussen, want deze moeten gekilled worden met giftige stoffen
Antigenen worden hier aan gepresenteerd via MHC I (op alle cellen met een celkern)
Kunnen granulocyten loslaten om de host cel te killen. Produceert IL2.

Wanneer antigenen in het cytoplasma terecht komen, worden deze naar het ER gebracht en op een
leeg MHC I molecuul geplaatst. Alle antigenen die dus in cytoplasma komen, eindigen op een MHC I !

Na fagocytose komen antigenen in een endosoom terecht  Antigen wordt hierin in kleine stukjes
gehakt, een klein deel wordt gepresenteerd via MHC II.

Cytokines zorgen voor een verdere differentiatie, wordt beschouwd als signaal 3. Vindt alleen plaats
bij CD4 cellen. Signaal 1 en 2 zijn enorm van belang (beiden nodig om interactie te laten
plaatsvinden), 3 is enkel als extra.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MandyKater. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28  2x  sold
  • (0)
  Add to cart