Forensische biologie
Hoorcollege week 1
Leerdoelen
- Proces mitose en meiose beschrijven en uitleggen
- Proces van DNA-replicatie (in vivo) kunnen beschrijven + betrokken componenten benomen
en hun functies kennen
DNA
- Dubbelstrengs helix bestaande uit vier nucleotiden: adenine, thymine, cytosine en guanine
- Negatieve lading door de fosfaatgroepen
- DNA zit in bijna elke cel -> niet in rode bloedcellen. Het DNA in al die cellen is hetzelfde en is
uniek!
Domeinen
- Bacteriën (prokaryoot -> DNA los in de cel, geen celkern)
- Archaea -> extreme omstandigheden (prokaryoot -> DNA los in de cel, geen celkern)
- Eukaryoten -> celkern met DNA
o Protisten -> simpele organismen
o Schimmels
o Dieren
o Planten
De cel
- 1-100 µm
- Plasmamembraan -> zit om celkern
- Celkern bevat 46 chromosomen. Het binnen- en buitenmembraan samen heet kernenvelop
en bevat poriën -> deze reguleren het transport. In de celkern wordt pre mRNA gemaakt, als
dit naar buiten gaat, noem je het mRNA -> uit mRNA ontstaan eiwitten.
- Cytoplasma; alle gelei in de cel, meeste activiteit/metabolisme gebeurt in het cytoplasma
- Chromosomen bestaan uit chromatine (complex van eiwitten en DNA), in lichaamscellen
zitten 46 chromosomen.
- Ribosomen
o Verantwoordelijk voor de eiwitsynthese
o Ribosomale eiwitten (geproduceerd in het cytoplasma) komen door de kernporiën
naar binnen, deze binden aan de rRNA (ribosomaal RNA). Er ontstaan kleine en grote
ribosomale subunits. Deze verlaten de kern door de poriën -> in het cytoplasma
binden de subunits met elkaar en met MRNA en vormen zo een ribosoom.
o vast in het membraan en vrije ribosomen zitten in het cytoplasma.
- Mitochondriën
o Energiefabriek van de cel -> haalt ATP uit suikers en vetten m.b.v. zuurstof
o 100-1000 per cel: hangt af van functie cel
o Bevat circulair DNA; bevat informatie van een aantal genen
1
,DNA
- Genen bestaan uit DNA en DNA uit nucleïnezuren
- DNA is een polynucleotide
- Nucleotiden bestaan uit:
o Fosfaatgroep
o Deoxyribose, OH = C3 en fosfaatkant = C5
o Een base (A, T, C en G)
- De helix strengen lopen antiparallel aan elkaar (5’ -> 3’). De ene
loopt van 5’ -> 3’ en de ander van 3’ -> 5’. DNA wordt op 3’
ingebouwd.
- Complementair: A en T, C en G. De basen zijn verbonden
middels waterstofbruggen.
- RNA: ribose (geen deoxyribose), Uracil l(i.p.v. T), enkelstrengs en
speelt een rol bij de translatie naar eiwitten
Soorten basen
- Pyrimidines hebben een aromatische ring met stikstof -> C, U, T
- Purines bestaan uit twee ringen -> A, G
- Purines binden met pyrimidines: A bindt met T en C bindt met G
- A-T → 2 waterstofbruggen
- C-G → 3 waterstofbruggen
- Purines binden niet met elkaar omdat de helix dan bestaan uit om en om wisselende grote
en kleine basenparen waardoor deze instabiel wordt
DNA
- DNA zit in chromosomen. Een chromosoom bevat 150 miljoen basenparen. DNA wordt
opgevouwen tot chromatine door eiwitten. Een chromatine bestaat uit : DNA, histonen (+)
en arginine (+) en lysine (+). Chromatinen worden opgevouwen tot chromosomen.
- De histonen (eiwitten) binden aan DNA (ladingen trekken elkaar aan); er ontstaat een
chromatine. Het DNA vouwt zich om de histonen waardoor er nucleosomen ontstaan. De
staart van histonen gaan interactie aan met nucleosomen; er ontstaat een ‘vezel’. De vezels
vormen loops in een soort van steiger. Dit gebeurt tijdens de interfase. Tijdens de metafase
is het DNA helemaal opgevouwen.
Cellen
- Lichaamscellen: 46 chromosomen, diploid (2n) -> 22 verschillende autosomen +
geslachtschromosomen (X en Y)
- Geslachtscellen: 23 chromosomen, haploid (1n)
- N = set chromosomen
- In een karyogram zie je chromosomenparen en kleuren
- Trisomy 21: down → drie chromosomen op plaats 21
- Turner syndroom: ontbreekt een deel van de X-chromosomen
, - Cyclus duurt 24 uur
- Een cel gaat 20 cycli mee
- Bij mitose ontstaan identieke dochtercellen met dezelfde genetische informatie
- Mitose bestaat uit 5 fasen
o Profase
o Prometafase
o Metafae
o Anafase
o Telofase
Interfase (G2)
o Cellen voeren normale functie uit
o Dna wordt verdubbeld -> twee centrosomen
o Dna is een lang lineair molecuul (chromatine)
Profase
o Chromatine condenseert (strakker draaien) in strak gedraaide chromosomen
o Kernevenlop begint te verdwijnen
o Elk gedupliceerd chromosoom verschijnt als twee zuster chromatiden. Het
centromeer (midden) houdt de chromatine bij elkaar, cohesine (eiwit) houdt de
armen bij elkaar
o De centrosomen (boven- en onderin de cel) scheiden zich, er ontstaat een
spoelfiguur met draden (microtubuli)
Prometafase
o Kernenvelop verdwijnt -> chromosomen zijn toegankelijk
o Chromsomen condenseren nog meer
o Microtubili binden aan het centromeer door het eiwit kinetochore
Metafase
o Centrosomen staan tegenover elkaar en liggen op de metafase plaat
o Alle chromatiden zijn gebonden aan microtubuli
Anafase
o Cohesine-eiwitten worden kapot gemaakt, dus de armen gaan uit elkaar en de
chromatiden dus ook 2x 46 identieke chromosomen
o Chromosomen gaan naar het centrosoom
o De cel wordt uitgerekt door spoeldraden
Telofase
o Aan beide kanten worden kernen gevormd
o Kernenvelop komt terug
o Chromosomen zetten uit (decondenseren/losser zitten)
o Cytoplasma deelt zich in twee -> cleavage furrow
Cytokinese (gebeurt in late telofase)
o Scheiden van cytoplasma
o Groef in cellen ontstaat door cleavage furrow (bilspleet)
o Chromsomen ontwinden in chromatine
o Er ontstaan twee identieke cellen
Meiose
- Uitzondering op identieke cellen! Er ontstaan vier verschillende haploïde dochtercellen.
Bij een man ontstaand an 4 zaadcellen, maar bij een vrouw ontstaat 1 eicel en 3 dode.
- Meiose heeft twee celdelingen
o Meiose I: scheiden homologe chromosomen
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rominagloria. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.