Een hele duidelijke samenvatting van alle hoorcolleges en werkcolleges met hier en daar wat verduidelijking van filmpjes. Ik heb op het tentamen een 8.4 gehaald.
Tentamen Medische Kennis Jeugd
Celbiologie, genetica en verstandelijke beperking
Indeling menselijk lichaam
Cel weefsel orgaan functioneel systeem mens
Een weefsel bestaat uit hetzelfde soort cellen. Een orgaan bestaat uit meerdere soorten weefsels. De
organen werken samen in functionele systemen en alle samenwerking bij elkaar maakt je een mens.
2 soorten celdelingen:
Je hebt 22 paar en bij een jongen nog een XY erbij en bij een meisje XX erbij. Beide
beginnen met een normale cel van 46 chromosomen.
Mitose: vervolgens deelt bij mitose de cel zich in 2 identieke dochtercellen die
allebei de helft meekrijgen. Je huid, darmslijmvlies, enz. vervangt zich elke paar
weken. Elke keer als een cel deelt wordt het genetisch materiaal ook gedeeld.
Je houdt steeds in beide cellen 46 chromosomen en de cellen houden evenveel
materiaal. Is ongeslachtelijk. Deze cellen met normale 46 chromosomen heten
diploïde cellen.
Meiose: hierbij wordt de cel ook gesplitst naar 2 dochtercellen, maar ze zijn niet
identiek. Het is belangrijk dat de eicel en zaadcel maar de helft van de
genetische informatie krijgen zodat ze bij het samensmelten weer voor 1
volledige genetische code zorgen, met 46 chromosomen. Daarvoor is het belangrijk dat deze
cellen nog een keer delen. Deze cellen met 23 chromosomen heten haploïde cellen en dat
zijn dus de eicellen of zaadcellen. Is geslachtelijk (gameet is geslachtscel).
o Meiose I: hierin vindt de daadwerkelijke splitsing van het aantal chromosomen
plaats. Je gaat van diploïde cellen 2 haploïde cellen maken door de 2 chromosomen
van het paar uit elkaar te halen.
o Meiose II: is een mitose (gewone celdeling) van de haploïde dochtercellen. Hierbij
zijn ze al gehalveerd. Je gaat van 2 haploïde cellen, 4 haploïde cellen maken.
De cel met cel organen
Celkern (nucleus): met erfelijk materiaal; het
DNA. Dit ligt opgeslagen in chromosomen die uit
DNA bestaan. Op die chromosomen liggen je
genen. Een gen codeert voor een eiwit, dus een
gen is een heleboel DNA achter elkaar. Je hebt
een gen van je vader en van je moeder die niet
hetzelfde hoeven te zijn en een allel wordt
genoemd. Je hebt een allel 1 en een allel 2 en
dat zijn eigenlijk ook genen alleen dan variaties.
Om een deel van het DNA af te lezen wordt in de
kern van de cel een klein deel van het DNA
gekopieerd (transcriptie). Dit kopietje kan als
messenger-RNA de kern verlaten en in de
ribosomen worden afgelezen (translatie).
Ribosoom: daar wordt het mRNA afgelezen
(translatie) en als recept gebruikt om het eiwit
te maken door aminozuren aan elkaar vast te plakken. Op het gen zitten codons en die geven
de volgorde aan van aminozuren. In het DNA zitten 4 verschillende basen; adenine (A),
cytosine (C), thymine (T) en guanine (G). Drie opeenvolgende nucleotiden (A, T, G of C)
vormen 1 codon. 1 codon staat voor 1 aminozuur. Aminozuren zijn bouwstenen voor de
, vorming van eiwitten. Een gen bestaat dus uit meerdere codons en elke codon
vertegenwoordigd 1 aminozuur, maar er zijn ook start en stop codons.
Endoplasmatisch reticulum: zijn allemaal compartimentjes waar ribosomen op zitten. Er zijn
losse ribosomen en ribosomen die op dat plasma zitten, dat is het ruw endoplasmatisch
reticulum. De compartimentjes maken dingen de ruwe maken eiwitten. De eiwitten gaan
naar het golgicomplex.
Golgicomplex: een eiwit wordt gemaakt op de ribosomen of op het ruwe endoplasmatisch
reticulum. Daarna moeten die eiwitten een bestemming hebben. Het golgicomplex sorteert
de eiwitten, dus die zegt of de eiwitten in de cel moeten blijven, naar het celmembraan gaan
of uit de cel moeten.
Mitochondriën: hier vindt de verbranding plaats. De energie die vrijkomt wordt opgeslagen
in de vorm van ATP. Mitochondriën maken dus ATP door suiker te verbranden met zuurstof.
Een spiercel heeft hier meer van dan een hersencel, dus cellen die veel energie nodig
hebben, hebben ook veel mitochondriën. Dat ATP kan gebruikt worden om energie te
leveren in de cel.
Peroxisomen en lysosomen: zijn kleine bolletjes in cellen waar ook allerlei chemische
processen plaatsvinden. Lysosomen houden zich bezig met opruimen.
Celmembraan: zit om de cel en is gevuld met cytoplasma met hierin verschillende
organenellen. Het celmembraan is een dubbele laag fosfolipiden.
Zowel bij het maken van DNA als bij het aflezen van mRNA kunnen fouten worden gemaakt. Een
verandering van 1 nucleotide kan al een andere codon betekenen. Er is dan een
mutatie. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door straling en kan leiden tot kanker.
Genetica
DNA: letters op een bladzijde: DNA bestaat uit een dubbele streng van
stofjes die tegenover elkaar liggen. Eén DNA-streng kan worden
overgeschreven tot mRNA. Je hebt 4 letters en die maken 3 letters
achterelkaar (triplet) en staat voor 1 aminozuur, voor of een start of voor
een stop aminozuur.
Gen: bladzijde van een boek: heeft een vaste locatie op het chromosoom en
elk allel codeert voor een eiwit.
Chromosoom: boek: 23 paren.
Epigenetica: beïnvloeding/gebruik genen: bepaald welke genen aan en welke uit staan in een
bepaalde cel. In elk weefsel is dit namelijk anders.
https://www.youtube.com/watch?v=hY_IGPkWh-s&t=53s
Overerving aandoeningen
Klassieke overervingspatronen:
o Autosomaal dominant: 1 afwijkend gen is zo sterk dat die ziekte kan veroorzaken,
zoals M. Huntington. Er is 50% kans dat het kind dat gen van 1 van de ouders krijgt.
o Autosomaal recessief: bij 2 afwijkende genen wordt je ziek. De vader heeft dan 1
afwijkend gen en de moeder ook 1, maar ze zijn niet ziek. Hun kind kan dan 2
gezonde genen krijgen of 2 recessieve genen en er is nog kans om drager te worden.
Zoals taaislijmziekte. BB is gezond, bb is ziek en Bb is
drager.
o X-gebonden dominant, X-gebonden recessief.
o Y-chromosoom.
Syndroom van Down:
o 95% toeval: sterke relatie met de leeftijd van de moeder.
Extra chromosoom wordt trisomie 21 genoemd.
o 5% overerving: stukje extra chromosoom aan één van de twee chromosomen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Myrtheeee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.62. You're not tied to anything after your purchase.