Samenvatting Internationaal Ondernemen
Deel 1: Internationale handel
Mercantilisme
- Geen echte handelstheorie, maar een denkwijze. (1700-1750)
- Algemeen welvaart van een land neemt evenredig toe/af met zijn voorraad
edelmetalen (goud & zilver) hoe meer edelmetaal, hoe beter het land.
o Uitvoer van goederen tegen betalen met goud = goed
o Invoer van goederen tegen betalen met goud = slecht
o Goud was het belangrijkste om alles te betalen
- ‘Zero sum’ activiteit
o Groei in welvaart van het ene land gaat steeds ten nadele van een land, de
som is dus 0.
o Uitvoer + invoer
o Voornaamste kritiek op denkwijze van mercantilisme.
- Protectionisme
o De overheid legt aantal taxen op om invoer af te remmen en trachtte de
uitvoer te stimuleren.
o Afschermen van je eigen economie zodat je niks gaat invoeren.
- Neo-mercantilisme
o Alles wat werk opbouwt is goed en alles wat werkt afbouwt is slecht.
o Ze gaan hier verzamelen op jobs, niet op edelmetaal.
Theorie van de absolute voordelen
- Theorie van Adam Smith (1776)
- Enige productiefactor
o Doen waar je land het beste in is (bv. België bier, Nederland kaas)
- ‘The wealth of Nations’
o Hij promoot hierin de vrije handel en vergelijkt de nationale economie met de
individuele huishoudens.
o We gaan handeldrijven en worden er dus beter van.
- ‘Positive sum’ effect
o Als beide landen beter worden van de vrije handel.
- Essentie:
o Er ontstaat vrije handel tussen 2 landen, wanneer beide landen voordeel
hebben bij het specialiseren. Ieder land specialiseert zich in het goed/dienst
waar hij het absolute voordeel heeft bij het produceren.
1
,Conclusie: Er zijn meer goederen ter beschikking voor behoeftebevrediging.
Theorie van het comparatieve voordeel
- Theorie van David Ricardo
- Richt zich op de opportuniteitskost1.
- Landen moeten zich specialiseren waar ze de kleinste handicap in hebben.
- Redeneert via het concept ‘Comparatief voordeel’
- Production possibilty curve
o Een curve die alle mogelijke productiecombinaties weergeeft van de gekozen
producten (bv. Graan & textiel).
- Beperkingen:
o Geen rekening houden met kosten
o Onveranderde kostenverhouding
o Geen rekening gehouden met transportkosten
o Geen mobiliteit arbeid over grenzen
Conclusie: er zijn meer goederen ter beschikking voor behoeftebevrediging.
Production possibilty curve
Door handel te drijven en doen waar je minst slecht in bent zal je curve naar rechts gaan.
1 = Hetgene dat je moet opgeven om het andere te laten groeien
2
,Theorie van de relatieve factorbegiftiging (pagina 12!)
- Theorie van Heckscher, Ohlin en Samuelson
- Elk land heeft er belang aan om in de 1ste instantie die producten te exporteren
waarin veel productiemiddelen zitten waaraan het land overschot heeft.
- Marginale kost zijn niet vast maar stijgend.
- Arbeid & kapitaal gaat de grenzen niet over.
- Essentie
o Dat produceren waar je de meeste productiefactoren van hebt of m.a.w. een
overschot aan hebt.
o Bv. Overschot aan land ik ga aan landbouw doen
Overschot aan geld ik ga iets in de financiële sector doen
- ‘positive sum’ activiteit is hier aanwezig.
- Bij dit model worden gesteld dat er binnen een land winners en verliezers zijn.
Deel 1 samengevat
3
, Theorie van vraag en aanbod op internationale markt
- V & A op competitieve markt streven naar evenwicht
- De V naar een bepaald product wordt bepaald door een aantal factoren.
o Prijs, inkomen consument, consumentenvoorkeur, …
- Het A van een bepaald product wordt bepaald door een aantal factoren.
o Prijs, verkoopkosten, productiekosten, …
- Prijselasticiteit: de gevoeligheid van de vraag op prijsverschillen
o Vraagzijde: consumentensurplus = netto toename welvaart voor
consumenten (driehoek 1)
o Aanbodzijde: Producentensurplus = netto toename welvaart voor producent
(driehoek 5,6 & 8)
o Gelijke elasticiteit: consumentensurplus = producentensurplus
o Als elasticiteit V > A : consumentensurplus < producentensurplus
o Als elasticiteit V < A : consumentensurplus > producentensurplus
Figuur 3, 4 & 5 is binnenland
Figuur 6 is buitenland
- Iedereen wordt rijker maar er zijn winners en verliezers
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller calvinhensgens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.