Acne en rosacea ............................................................................................................................................... 7
Bacteriële infecties van de huid ..................................................................................................................... 15
Verdedigingsmechanismen ............................................................................................................................... 15
Normale huidflora ......................................................................................................................................... 15
Natuurlijke afweer van de huid ..................................................................................................................... 15
Bacteriën en soorten infecties ........................................................................................................................... 15
Contact stomatitis en cheïlitis ........................................................................................................................ 36
Type reacties ..................................................................................................................................................... 36
Mucosale erosies en aften.............................................................................................................................. 74
Differentiële diagnose van orale erosieve mucosale letsels .............................................................................. 74
Voornaamste oorzaken ................................................................................................................................. 74
a) Infectieuze oorzaken ............................................................................................................................. 74
b) Huidziekten ....................................................................................................................................... 75
c) Medicatie .............................................................................................................................................. 75
d) Maligne letsels .................................................................................................................................. 76
e) Trauma .............................................................................................................................................. 76
f) Aften ...................................................................................................................................................... 76
g) RAS = recidiverende afteuze stomatitis ................................................................................................ 77
Behandeling van aften en RAS ...................................................................................................................... 79
Virale infecties van de huid ............................................................................................................................ 89
Humane Herpesvirussen .................................................................................................................................... 89
Herpes simplex type 1 en type 2 ................................................................................................................... 90
Varicella zoster virus (VZV) ............................................................................................................................ 94
, Anatomie en fysiologie van de huid
Geen examenvragen
Huid
• Actief, levend orgaan
• gemiddeld huidoppervlak: 1.8 m2
• 16 % van het lichaamsgewicht
• drie lagen:
o epidermis
o dermis
o subcutis
• epidermale basale membraan zone
• huidadnexen: haren, zweet- en talgklieren en nagels
• drie lagen:
o epidermis = opperhuid
o dermis
o subcutis/vetweefsel
• basale membraan zone
• huidadnexen: haren, zweet- en talgklieren en nagels
• extra, niet behorend tot de huid: fascia, spieren, bot
Epiderm
• Opperhuid
• Dunne laag 0,1 – 1,4 mm
• Afhankelijk van de locatie is dit in verschillende dikte
Bestaat uit verschillende cellagen
• Keratinocyten: hoofdbestandeel, paarse cellen
• Melanocyten: pigmentcellen met tentakels
• Langerhanscellen: immunologisch systeem van de huid
• Merkelcellen: vermoedelijk druksensoren
1
, Keratinocyt
• hoofdbestanddeel van het epiderm
• produceert het proteïne keratine
• differentiatie van basale cel tot hoorncel duurt 28 dagen
o Afhankelijk van welke laag zien deze er anders uit
• Strati
o stratum basale (stratum germinativum)
▪ = keratinocyten die gedurende heel het leven blijven delen
▪ Per laag dat ze naar boven bewegen zullen ze differentiëren
o stratum spinosum (stekellaag)
o stratum granulosum (korrellaag)
o stratum corneum (hoornlaag)
▪ Eens boven: dode cellen die continue elke dag afschilferen
▪ De huid ondervindt enorm veel uitwendige factoren en dit werkt als bescherming
hiertegen.
→ differentiatiestadia
Schema van de verschillende differentiatiestadia van het epiderm
4. Stratum corneum: dode afgeplatte cellen
• Corneocyten = geen levende cellen, geen kernen, heel veel keratine EW
op mekaar gepropt
• Aan mekaar geplakt door een cementlaag: opgebouwd uit EW en lipiden
• Als cementlaag niet stevig is? Zeer kwetsbare huid, gevoelig voor alle mogelijke irritatie
• Stevigheid? Door meerlagigheid, de bindingsstructuren doorheen deze lagen. De huidbarrière wordt
mee bepaald door het cement dat de corneocyten in de bovenste laag allemaal bij mekaar houden.
3.Stratum granulosum: afgeplatte cellen met veel basofiele granulen
• Basofiele granulen: bouwstoffen die nog een laagje hoger worden
uitgescheiden
2.Stratum spinosum: desmosomen
• Onder EM zie je tussen de cellen uitsteekseltjes = verbindingen tussen
de verschillende cellen = desmosomen
• desmosomen = proteïnen die zorgen dat de keratinocyten onderling
goed aan mekaar hangen (komt terug in de les blaarziekten)
• Meerlagigheid geeft enkel stevigheid indien de cellen goed aan mekaar
hangen. Stevigheid komt van de verschillende bindingsstructuren die we terugvinden in de opperhuid.
1.Stratum basale: actieve celdeling
2
,Histologie
= Epidermis
Al de roze fuchsia cellen = keratinocyten
Hebben onderaan nog kernen, vanaf stratum granulosum (paarse granulen)
Geen kernen? Stratum corneum = corneocyten met ertussen de cementlaag dit niet
te zien is op microscoop
Kunnen een bron van pathologie zijn
• benigne tumor: verruca seborrhoica
• maligne tumor: spinocellulair carcinoom ( kwaadaardige tumor van de keratinocyt, mucosa en huid)
basocellulair carcinoom
Melanocyt
• afkomstig van de neurale lijst
• gelegen tussen keratinocyten in het stratum basale
• productie melanine (melanosomen)
• melanosomen worden getransporteerd naar omliggende keratinocyt
o EME: Melanosomen worden via de tentakels van de melanocyten overgedragen naar de
omliggende keratocyten
• epidermale melanine-eenheid: UV protectie kernmateriaal
• gelegen in het stratum basale
• 5 tot 10 % van de cellen van het stratum basale
Epidermale melanine-eenheid: huidpigmentatie
• melaninesynthese grijpt plaats in de melanosomen
• melanosomen worden overgedragen naar de keratinocyt (
bescherming kern van de keratinocyt)
• melanosomen worden via differentiatie van de
keratinocyt naar str. corneum getransporteerd
3
,Boven de kern van de keratinocyten zit er een laagje pigment dat een groot deel van de UV stralen kan
absorberen en kan beschermen tegen kernschade tgv UV-straling.
Niet iedereen maakt evenveel pigment aan: sommige zijn aan de basis gepigmenteerd en andere gaan oiv zon
beter pigmenteren dan anderen.
Fototypes
• Fototype 1
o Ros haar, bleek huidtype
o Altijd rood in de zin, kunnen niet bruinen
• Fototype 2
o Blond haar, blauwe ogen
o Worden meestal eerst rood
o Mits goede bescherming, voorzichtig opbouwen, kunnen ze soms bruin worden
• Fototype 3
o Bruin haar, bruine ogen
o Bruinen over het algemeen in de zon
o Indien ze niet opletten, kunnen ze verbranden, soms rood
• 4, 5 en 6 hebben aan de basis een pigmentatie
• Fototype 4
o Mediteraanse types
o Nooit rood, altijd bruinen
• 5,6
o Van zichzelf een bruine pigmentatie, met/zonder UV blootstelling
Aan de fototypes zijn risico’s gekoppeld, o.a. risico’s op ontwikkeling van bepaalde huidtumoren bij fototype 1
en/of 2
Pathologie
• benigne tumor: melanocytaire naevus (moedervlek)
• maligne tumor: maligne melanoom
o vb. mucosa: nodulair maligne melanoom van de alveolaire mucosa (verheven, gemakkelijk
bloedende zwarte nodus)
o vb. huid: Ziet er niet altijd opvallend uit, belangrijk de kenmerken van een kwaadaardige vlek
te kennen
4
, Dermis
• Dikkere laag 1-4 mm
• ondersteunend functie
• samenstellende elementen:
o cellen: fibroblasten → produceren vezels
o vezels: collageen en elastine
▪ Collageen: geeft stevigheid aan de huid
▪ Elastine: elasticiteit
o grondsubstantie: glycosaminoglycanen
▪ Zit allemaal in de GAG (gelachtige structuur, buffer)
• Hierin lopen structuren zoals BV en zenuwen van de huid
• Pathologie is mogelijk
Fotoveroudering “photoageing”
• rimpelvorming, verlies aan elasticiteit
o Indien de dermis zijn elasticiteit verliest, elastine vezels gaan kapot met ouder worden
• verlies aan stevigheid
• verhoogde kans op huidkanker
• Snel versterkt is door UV
o Goede antirimpel = zonnecrème
o Veel in de zon? Op jongere leeftijd zien we veel en diepe rimpels waar de cumulatieve
zonblootstelling is geweest
o Zien we veel van de rimpels, weten we dat er verhoogde zonblootstelling is en een hoger
risico op huidkanker
Dermale atrofie (langdurig gebruik van corticosteroïden)
• Atrofie = verdunning
• Alle structuren die hierin lopen o.a. BV worden veel kwetsbaarder
• Gemakkelijker bloedingen
• Heel snel blauwe plekken
Subcutis
• Dikte varieert sterk
• Warmte-isolerende laag, energiedepot, ‘stootkussen’
o Beperkte functie bij de mens
o Eerder bij de winterslapers vb. beer
• opgebouwd uit vetcellen gerangschikt in kwabjes van elkaar gescheiden door bindweefselschotten
o Opgebouwd in lobjes met tussenschotten opgebouwd uit BW met collageen
Panniculitis
• Voorbeeld: erythema nodosum
• pijnlijke nodeuze zwellingen , meestal op het onderbeen, te wijten aan onderliggende panniculitis
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller THKKUL1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $32.99. You're not tied to anything after your purchase.