De samenvatting van het boek Basiskennis Taalonderwijs aan de hand van de begrippenlijst achterin het boek. De begrippen zijn verdeeld onder de negen domeinen. In de tabel zijn naast de begrippen, ook de uitleg en voorbeeldvragen uit de oefentoets van 10voordeleraar.nl opgenomen.
Begrip Uitleg Voorbeeldvraag
Domein 1: Mondelinge
taalvaardigheid
Mondelinge Het domein van taalonderwijs waar
taalvaardigheid het gaat om het spreken en luisteren
en het voeren van allerlei mondelinge
gespreksvormen.
Gesprekssoort Verzamelnaam voor de verschillende
soorten mondelinge teksten of
gesprekken, zoals een kringgesprek,
een interview of een uitleg,
Niveaus van de taal
Fonologisch niveau Het niveau van taal dat betrekking
heeft op de uitspraak van woorden, de
regels voor de volgorde van
spraakklanken, de intonatie en het
woordaccent.
Morfologisch niveau Het niveau van taal dat betrekking
heeft op de opbouw van woorden in
morfemen.
Syntactisch niveau Het niveau van taal dat betrekking
heeft op de regels voor het
combineren van woorden. Op dit
niveau kunnen we woordsoorten en
zinsdelen aangeven.
Semantisch niveau Het niveau van taal dat betrekking Gedurende hun
heeft op de betekenis van woorden en taalontwikkeling leren
betekenisrelaties tussen woorden. kinderen onder andere de
regels met betrekking tot
taalinhoud.
Tot welk aspect van het
taalontwikkelingsproces
behoren deze regels over
taalinhoud?
Pragmatisch niveau Het niveau van taal dat betrekking Gedurende hun
heeft op het concrete taalgebruik. taalontwikkeling leren
kinderen onder andere de
regels met betrekking tot
taalgebruik.
Tot welk aspect van het
taalontwikkelingsproces
behoren deze regels over
taalgebruik?
“Ik pak een koekje”, zegt Koen.
Moeder reageert: “Dat zeggen
we zo niet. Je bedoelt: Mag ik
een koekje?”
Op welk niveau van taal heeft
de reactie van de moeder van
Koen betrekking?
,Kennisbasis taal 2015-2016
Orthografisch niveau Het niveau van taal dat betrekking
heeft op de spelling van woorden en
de interpunctie.
Recursief systeem Kenmerk van menselijke taal, dat
inhoudt dat een element van de taal
weer eenzelfde element van de taal
kan bevatten. Zo kan een zin ook weer
een andere zin bevatten. De zin ‘Ik
vermoed dat hij liegt’ bevat zelf weer
de zin ‘hij liegt’.
Creatieve Theorie over het ontstaan van taal,
constructietheorie waarbij men ervan uitgaat dat
(mentalisme) kinderen taal niet simpelweg imiteren,
maar zelf over een aangeboren
taalvermogen beschikken waarmee ze
op een creatieve manier zinnen
kunnen bouwen. Ook wel mentalisme
genoemd.
Interactionele Theorie over het ontstaan van taal
benadering waarbij men enerzijds het belang van
het aangeboren taalleervermogen
onderschrijft, maar anderzijds
benadrukt dat het taalaanbod van de
omgeving en de interactie tussen een
kind en andere moedertaalsprekers
belangrijk is bij het leren van een taal.
Prelinguale fase De periode in de taalontwikkeling
voordat een kind zijn eerste woordjes
spreekt, ook wel de voortalige periode
genoemd. Deze periode loopt vanaf de
geboorte tot aan ongeveer het eerste
levensjaar en omvat de fasen van het
huilen, vocaliseren, vocaalspel en
brabbelen.
Huilen Fase in de prelinguale periode waarin
de baby door middel van huilen
signalen geeft aan de buitenwereld.
Vocaliseren Fase in de prelinguale periode waarin
de baby zelf klinkers of vocalen
produceert. Een kind ontdekt de klank
van taal en oefent zijn
spraakmechanisme.
Vocaal spel Fase in de prelinguale periode waarin
de baby experimenteert met klanken,
zowel klinkers als medeklinkers.
Brabbelen Fase in de prelinguale periode waarin
de baby klankgroepen produceert
zoals dadada, bababa, mamama en
waarbij de klanken worden aangepast
aan de moedertaal.
Linguale fase De periode in de taalontwikkeling na
,Kennisbasis taal 2015-2016
het eerste levensjaar, waarin een kind
woorden en zinnen als
communicatiemiddel gebruikt. De
linguale fase in de taalontwikkeling
valt uiteen in drie perioden: de
vroeglinguale periode, de
differentiatiefase en de
voltooiingsfase.
Vroeglinguale fase De periode in de taalontwikkeling die In welke taalontwikkelingsfase
loopt van 1 tot 2,5 jaar en bestaat uit hoort de éénwoordzin?
de fasen van de éénwoordzin, de
tweewoordzin en de meerwoordszin. Bart is volop bezig zijn taal te
ontwikkelen. Hij gebruikt sinds
kort tweewoordzinnen.
Van welke fase van de
taalontwikkeling is hier sprake?
Eénwoordzin De fase in de vroeglinguale periode,
waarin een kind ontdekt dat woorden
verwijzen naar de werkelijkheid. Een
kind spreekt in zinnen van één woord.
Tweewoordzin De fase in de vroeglinguale periode,
waarin een kind spreekt in zinnen van
twee woorden en een soort
telegramzinnen gebruikt.
Meerwoordszin De fase in de vroeglinguale periode,
waarin een kind spreekt in zinnen van
3 of meer woorden en waarin de
woordenschat van een kind een sterke
groei doormaakt.
Differentiatiefase De periode in de taalontwikkeling die
loop van 2,5 tot 5 jaar waarin de
taalontwikkeling op alle niveaus van
de taal veel gedifferentieerder wordt.
Kinderen leren veel nieuwe
woordsoorten en de woordenschat
breidt zich sterk uit.
Voltooiingsfase De periode in de taalontwikkeling die
loopt van 5 tot 9 jaar. Alle precessen
die in de vorige fase zijn begonnen,
worden nu verder uitgebouwd. Aan
het eind van deze periode beheerst
een kind de taal op dezelfde manier
als een volwassene. Er is alleen
verschil in grootte van de
woordenschat.
Simultane tweetaligheid Het verschijnsel dat kinderen voor hun
derde levensjaar min of meer
gelijktijdig twee talen leren.
Successieve Het verschijnsel dat kinderen na de
tweetaligheid leeftijd van drie jaar een tweede taal
leren nadat ze een eerste taal hebben
,Kennisbasis taal 2015-2016
geleerd. Bij successieve tweetaligheid
leert iemand de tweede taal altijd met
zijn kennis van de eerste taal.
Interferentiefout Fouten die voorkomen uit de Metin woont nu enkele
verschillen tusseneen eerste en maanden in Nederland en
tweede taal. speelt sinds kort met zijn
buurjongetje. Hij zegt: “Kom
we pakken fiets!” Hij gebruikt
geen lidwoorden, omdat hij die
ook niet gebruikt in zijn eerste
taal, het Turks.
Waarvan is de uiting van Metin
een typisch voorbeeld?
Luisterstrategie Een bewuste manier van luisteren die
iemand hanteert om een bepaald
luisterdoel te bereiken. We kennen de
volgende luisterstrategieën: globaal
luisteren, intensief luisteren, kritisch
luisteren en gericht luisteren.
Globaal luisteren Een luisterstrategie waarbij je globaal
de spreker probeert te volgen. Je volgt
de lijn van een betoog en let minder
op de details.
Begrijpend luisteren Meestal wordt de term gebruikt in de
kleutergroepen als tegenhanger voor
begrijpend lezen.
Intensief luisteren Een luisterstrategie waarbij je een zo
volledig mogelijk beeld probeert te
krijgen van wat de spreker te vertellen
heeft.
Gericht luisteren Een luisterstrategie waarbij je luistert
vanuit bepaalde specifieke vragen.
Kritisch luisteren Een luisterstrategie waarbij je
probeert om tijdens het luisteren een
mening te vormen.
Luisterdoel Bewuste of onbewuste doelstelling
van de luisteraar. We kennen de
volgende luisterdoelen: iets te weten
willen komen, een gevoel willen
ondergaan, een mening willen
vormen, een handeling willen
uitvoeren en een spel willen spelen.
Spreekdoel/tekstdoel De doelstelling die een
(schrijfdoel) spreker/schrijver hanteert. De vier
belangrijkste spreekdoelen zijn:
informeren, amuseren, instrueren en
overtuigen.
Amuseren Spreekdoel/tekstdoel waarbij de
spreker/schrijver het doel heeft om de
toehoorders te vermaken, te boeien of
te ontroeren.
, Kennisbasis taal 2015-2016
Informeren Spreekdoel/tekstdoel waarbij het gaat Eva zegt tegen haar
om het overbrengen van feitelijke klasgenootje: “Ik ga proberen
informatie. heel mooi te schrijven, want
dan mag ik van de juf daarna
met rood schrijven.”
Van welk spreekdoel is in het
bovenstaande voorbeeld
sprake?
Een citaat uit een tekst over
AVI niveaus:
- Hoofdletters kunnen
voorkomen.
- Korte zinnen, één zin per
regel.
- Samengestelde zinnen
worden nog per zin over twee
regels verdeeld (voor de
leesindex geteld als twee
zinnen).
- Leesindex A: > 100.
Welk doel heeft bovenstaande
tekst?
Onlangs stuurde ‘Het
Waterschap’ een brief naar de
inwoners van de regio. De brief
begint als volgt:
“Geachte heer Boschma,
Na openbare aankondiging in
diverse dagbladen in onze
regio in oktober 2011 maakten
wij bekend dat op 1 november
2011 alle zwet- of keursloten,
duikers, dammen en kaden in
goede staat van onderhoud
zullen zijn. Dit betekent dat wij
vanaf dat moment gaan
controleren of ……”
Welk tekstdoel bevat
bovenstaande brief?
Instrueren Spreekdoel/tekstdoel waarbij de Het digitale tv-systeem van
spreker/schrijver iets wil uitleggen of meneer De Groot werkt niet.
verduidelijken. Hij belt de helpdesk. De
medewerker van de helpdesk
legt uit wat meneer De Groot
moet doen.
Wat is het spreekdoel van de
medewerker van de helpdesk
in dit voorbeeld?
Overtuigen Spreekdoel/tekstdoel waarbij de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SaraJansen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.63. You're not tied to anything after your purchase.