De samenvatting is gemaakt aan de hand van de methode "LWEO". De samenvatting bevat ook plaatjes en eventuele voorbeelden. Joost Olsthoorn maakt uitlegfilmpjes die aansluiten op de samenvatting. In deze samenvatting gaat het vooral om de verschillende marktvormen, en de verschillen ertussen.
Economie LWEO
Boekje 4: markt en overheid
De telefoniemarkt
concrete markt: vind ergens plaats waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten (supermarkt)
abstrakte markt: geheel in vraag en aanbod (huizenmarkt)
Factoren die marktvorm bepalen:
Aantal vragers en aanbieders: een bedrijf de overhand, paar bedrijven of veel aanbieders
Aard van aangeboden product: homo- of hetrogeen
Transparantie: de consumenten weten de aard van goederen en kopen het goedkoopste
Vrijheid tot markt: invloed van hoge investeringen of vergunningen
Bij het marktmechanisme komen collectieve vraag en aanbod tot stand. Het bepaald welk product er
gemaakt wordt en hoeveel. De uitkomst van deze samenkomst is de evenwichtsprijs (p e). de driehoek
boven de evenwichtsprijs is het consumentensurplus omdat dat het voordeel is van de consument.
De driehoek eronder is het producentensurplus omdat dat het voordeel is van de producent. Samen
heet het het totale surplus.
Volkomen concurrentie (hoeveelheidsaanpassers)
Veel aanbieders die elk maar een klein deel van de markt vertegenwoordigen
Product is homogeen
Volkomen transparant
Volledige vrijheid tot toe en uittreding
+blz 11-12
TO= totale opbrengst
TK= totale kosten
TW= totale winst
GO= gemiddelde opbrengst
GTK= gemiddelde totale opbrengst
MO= marginale opbrengst (opbrengst +1 product)
MK = marginale kosten (kosten +1 product)
Monopolie
Monopolie (prijszetter)
Wettelijk: bepaald door de overheid
Natuurlijk: op een plek te vinden
Feitelijk: door overnames en fusies
Bij een monopolie is de marginale opbrengst niet meer gelijk aan de verkoopprijs. Het is een
parabool met als top de maximale totale omzet omdat er bij een hoge prijs geen producten worden
, verkocht en bij een te lage prijs is er geen winst. De MO blijft dan ook stijgen tot de top van de TO.
Als je MK ook in de grafiek erbij tekent is de maximale winst waar MO = MK is. De hoeveelheid kun je
aflezen bij de prijs-afzetlijn. (blz. 15) om dan de totale winst te berekenen moet je de winst per
product (lijn van prijsafzetlijn tot GTK) keer het aantal producten doen.
Bij prijsdiscriminatie zorg je voor een hogere winst. Er is dan maar een aanbieder die verschillende
prijzen voor verschillende categorieën heeft. Deze mag onderling niet doorverkocht worden.
Een monopolist kan octrooi aanvragen. Hierbij wordt het originele product beschermd tegen
vervalsingen. Verder zijn hogen prijzen en hoge winsten aantrekkelijk voor concurrenten. Lage
marktprijzen in verhouding met hoge starterskosten houd concurrentie tegen.
Privatisering – hierbij gaat het eigendom van bedrijven en diensten van de overheid nar particulieren
+ private pedrijven moeten concurreren wat zorgt voor lagere prijzen
+ een belastingbetaler hoeft niet meer voor het bedrijf te betalen
+ de burger kan consumentenmacht uitoefenen. Als niemand het kopt, verdwijnt het product
- de werknemers kunnen onder druk komen te staan als de arbeidsvoorwaarden veranderen
- als en monopolie ontstaat kunnen prijzen juist steigen
- soms kan de winst ten kosten gaan van de service
- door kartelvorming kunnen prijzen alsnog hoger worden
Innovatie
Procesinnovatie: efficientie- en kwaliteitsverbetering
Productinnovatie: verandering van kenmerkende eigenschappen of nieuwe producten
Oligopolie en monopolistische concurrentie
Marktaandeel:
Oligopolie
Gering aantal verkopers en vragers. Een goed voorbeeld van een niet-perfecte economie. Een
vergroting van het marktaandeel van de een gaat ten koste van het marktaandeel van de ander. Een
duopolie is een eenvoudige vorm van oligopolie waarbij twee bedrijven de markt overheersen. Een
oligopolie is er in twee verschillende vormen: homogeen en hetrogeen.
Marktgedrag bij een oligopolie:
Productdifferentiatie: het onderscheid tussen hun product en die van de concurrent
Prijsleiderschap: wanneer kleinere bredrijven de prijspolitiek van een groter bedrijf volgen
Prijsconcurrentie: hierbij proberen bedrijven hun marktaandeel te vergroten door lagere prijs
Prijsstarheid: de prijs wordt niet hoger of lager nadat productiekosten veranderen.
Kartel:
een overeenkomst tussen ondernemingen om concurrentie te beperken. Je hebt prijskkartels,,
productiekartels en rayonkartels(verdeling markt). Prijs- en productiekartels gaan vaak samen. Je kan
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudvesters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.