Samenvatting formeel strafrecht – week 1
Kenmerken van het strafproces
1. Het doel van het strafprocesrecht 8. Artikel 6 EVRM
2. Klassieke uitgangspunten 9. Pressieverbod
3. De modernisering van het WvSv 10. Nemo tenetur-beginsel
4. De procesfasen 11. Artikel 3 EVRM
5. Zwijgrecht en cautieplicht 12. Folterverbod en nemo tenetur-beginsel
6. Recht op rechtsbijstand
7. Inleiding EVRM
Het doel van het strafprocesrecht
Het hoofddoel is het verzekeren van een juiste toepassing van het abstracte materiële strafrecht.
Tot nu toe hebben we het gehad over het materiële strafrecht = voorwaarden van strafbaarheid.
Maar dat materiele recht is “dood”. Het staat opgeschreven in de wet, maar als het niet wordt
toegepast, gebeurt er niets.
Materieel strafrecht wordt pas levend als het wordt geschonden en dan komt het formele recht
terzake we hebben een strafbaar feit, wat mogen we er nu mee doen? Wie mag opsporen? Wie
mag vervolgen?
Het doel is tweeledig:
a) Het bewerkstelligen dat de schuldigen (= degene die daadwerkelijk de strafwet hebben
overtreden) worden gestraft.
b) Het voorkomen van de bestraffing van onschuldigen.
Dus: het materiële recht moet worden gerealiseerd met behulp van het formele recht .
De bijkomende doelen zijn:
o Voorzien in een regeling waarin een adequate justitiële reactie kan worden gegeven op
strafbaar gedrag.
= er moet een adequate regeling komen die het mogelijk maakt dat we bewijs
kunnen verzamelen, dat dat bewijs kan worden beoordeeld, dat we daarop controle
hebben en dat daarop toezicht wordt gehouden.
o Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte en andere betrokkenen.
De verdachte, het slachtoffer, overige betrokkene van het strafproces, zoals
burgers die worden gevraagd om te getuigen.
o Procedurele rechtvaardigheid = er zijn voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat
we een bepaalde straf op kunnen leggen.
o Demonstratiefunctie = het formeel strafrecht demonstreert hoe serieus we de materiele
strafbedreigingen nemen; we laten zien dat we werk maken van het materiele strafrecht.
o Generale preventie en speciale preventie
o Voorkomen eigenrichting
Als de bevoegde instanties niet zullen optreden tegen de strafbare feiten zal
de burger het zelf doen. Dat willen we voorkomen.
, We hebben dit monopolie gegeven aan de Staat. Dan moet de Staat daar ook
gebruik van maken. Het is niet de bedoeling dat de burger zelf zijn recht gaat
halen.
In het strafproces is er altijd sprake geweest van een spanningsveld tussen enerzijds
waarheidsvinding en anderzijds rechtsbescherming.
Waarheidsvinding er worden bevoegdheden in het leven geroepen op grond waarvan we kunnen
achterhalen wat er daadwerkelijk gebeurd is en om zo te kunnen constateren of iemand een
strafbaar feit heeft gepleegd.
Rechtsbescherming we willen de onschuldige burger niet in het strafproces betrekken en dus
beschermen tegen deze inbreuk makende bevoegdheden.
Klassieke uitgangspunten
Een aantal van de klassieke uitgangspunten van het strafprocesrecht:
Een gematigd inquisitoir stelsel
o We laten de strafvordering over aan ‘professionals’, ofwel getrainde rechters en
officieren van justitie. Zij proberen objectief de waarheid vast te stellen.
De rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid
Beroepsrechters
o Rechters mogen alleen recht spreken als dat hun beroep is (en dat kan alleen als zij
een gedegen juridische opleiding hebben genoten + een opleiding voor het
rechtersvak).
o We kennen in Nederland geen juryrechtspraak
Het vervolgingsmonopolie ligt bij het Openbaar Ministerie
o Alleen het OM mag vervolgen.
Opportuniteitsbeginsel
o De OvJ bepaalt of er in een zaak wordt vervolgd of niet. Hij mag op gronden aan het
algemeen belang ontleend, beoordelen of hij overgaat tot vervolging.
Strafvorderlijke legaliteit
o Het primaat ligt bij de wetgever. Uit artikel 1 Sv volgt dat indien er geen wettelijke
bevoegdheid is, deze ook niet bestaat.
Geen procedure zonder aanleiding
o We mogen niet op basis van een ‘gevoel’ dat men heeft iets doen. Er moet altijd een
aanleiding zijn: verdenking of aanwijzing.
Vermoeden van onschuld
o We moeten uitgaan van een vermoeden van onschuld. Dit betekent dat iedereen
onschuldig is, totdat het tegendeel bewezen wordt.
LET OP Dit geldt niet alleen tijdens het proces, maar ook voor de publiciteit.
Hoor en wederhoor
, o Als er iets wordt beweerd, heeft de andere partij altijd het recht op wederhoor.
Recht op rechtsbijstand
o Rechtsbijstand bestaat uit consultatiebijstand en verhoorbijstand.
Recht op vertaling en vertaling
o Een zitting en alle processtukken zijn altijd in het Nederlands.
Zwijgrecht
o De verdachte heeft het recht om te zwijgen.
o De verdachte kan niet gedwongen worden om bewijsmateriaal tegen zichzelf in te
brengen.
LET OP Het recht op zwijgen kan wel worden gebruikt.
Interne openbaarheid
o Alle partijen beschikken over dezelfde processtukken als de zitting aanvangt.
Externe openbaarheid
o De deuren zijn open, want het proces is openbaar.
Motivering
o Als er bepaalde beslissingen worden genomen, moet er voortdurend gemotiveerd
worden waarom dit wordt besloten.
Onmiddellijkheidsbeginsel
o Alles wat een rol gaat spelen bij de uiteindelijk te nemen beslissing, moet op de
terechtzitting aan de orde zijn gesteld. Dit betekent niet dat alles uitvoerig aan de
orde moet komen.
De procesfasen
Het strafprocesrecht is opgebouwd uit verschillende fasen:
A. Opsporingsonderzoek
Het opsporingsonderzoek staat onder leiding van de OvJ en wordt uitgevoerd door
opsporingsambtenaren.
B. Vervolging
Hier kan de OvJ beslissen op tot vervolging over te gaan. Dit doet hij doormiddel van een
dagvaarding.
LET OP Dit kan ook tegelijkertijd met het opsporingsonderzoek.
C. Berechting (onderzoek ter terechtzitting)
OTTZ = het onderzoek ter terechtzitting
D. Beraadslaging en uitspraak
Er wordt een beslissing genomen aan de hand van het beslissingsmodel ex artikel 348 jo 350
Sv.
E. Tenuitvoerlegging
Zwijgrecht en cautieplicht
Artikel 29 lid 2 Sv
, = de verdachte heeft het recht om te zwijgen + de verhorende ambtenaar moet hem nadrukkelijk op
de hoogte stellen dat hij niet tot antwoorden is verplicht (cautie).
Het zwijgrecht geeft uitdrukking aan het nemo tenetur-beginsel.
Als de cautie niet is gegeven dan kán de consequentie zijn dat de hierna tot stand gekomen
verklaring niet voor het bewijs gebruikt mag worden.
Wanneer moet de cautie worden gegeven?
HR Nalatige inspecteur
Regel: de cautie hoeft slechts te worden gegeven op het moment dat er sprake is van een verhoor.
Verhoor = alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon
betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit.
LET OP Er staan “een” strafbaar feit. Dat betekent dat het niet per se hoeft te gaan over het
onderhavige strafbare feit.
Stappenplan
1) Is er sprake van een verdachte?
Criterium: is er “een redelijk vermoeden van schuld” in de zin van artikel 27 lid 1 Sv. Dit moet
worden beoordeeld op grond van de concrete feiten en omstandigheden.
2) Gaan de vragen over diens betrokkenheid bij een strafbaar feit?
JA dan moet de verhorende ambtenaar eerst de cautie geven.
NEE dan hoeft er geen cautie te worden gegeven.
Voorbeeld
De vraag hoe iemand heet, is geen vraag naar de betrokkenheid bij een strafbaar feit.
HR Plastic boodschappentasje
Er was geen sprake van een verhoorsituatie, dus dat betekent dat de opsporingsambtenaren nog niet
verplicht waren tot het geven van de cautie.
HR Spontane bekentenis II
Er was sprake van een verhoor, dus moest de cautie wél gegeven worden. Er werden vragen gesteld
over de betrokkenheid van de verdachte bij een strafbaar feit. Het feit dat de mededeling van de
verdachte zeer spontaan was, doet daar niet aan af.
Waarom hebben we het zwijgrecht en de cautieplicht?
Artikel 29 lid 1 Sv
We willen een verklaring hebben die in vrijheid is afgelegd.
Recht op rechtsbijstand
Het recht op rechtsbijstand bestaat uit:
Consultatiebijstand
Verhoorbijstand
Consultatiebijstand = even een moment met je advocaat krijgen voordat het verhoor begint.
Verhoorbijstand = de aanwezigheid van een advocaat bij het verhoor zelf.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isabelgodwaldt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.16. You're not tied to anything after your purchase.