Werkgelegenheid ontstaat als bedrijven werknemers in dienst nemen of als iemand een
bedrijf opricht en als zelfstandige aan de slag gaat. De bedrijven die werknemers in dienst
nemen zijn particulieren bedrijven of overheidsbedrijven. Samen met de instellingen van
sociale zekerheid vormen ze de collectieve sector. In de semicollectieve sector, worden de
kosten grotendeels door de overheid bekostigt (scholen etc.).
In de particuliere sector, de ondernemingen, bepalen andere factoren hoeveel banen er
zijn, het streven naar winst staat centraal. Bij de beoordeling van een nieuwe investering
worden de arbeidskosten afgewogen tegen de arbeidsproductiviteit.
Arbeidsproductiviteit: De productie per persoon per tijdseenheid (bijvoorbeeld per uur of per
arbeidsjaar).
𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒
𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑠𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑣𝑖𝑡𝑒𝑖𝑡 =
𝑤𝑒𝑟𝑘𝑔𝑒𝑙𝑒𝑔𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑
Als de loonkosten gelijk zijn aan de arbeidsproductiviteit gaat heel de toegevoegde waarde
naar arbeid en wordt er geen winst gemaakt.
Alleen als de arbeidsproductiviteit boven de loonkosten uit stijgt, zullen ondernemingen
werknemers in dienst nemen. Een loonstijging kan leiden tot een daling van de
werkgelegenheid à Wanneer de loonkosten niet kunnen dalen, kan het zijn dat een bedrijf
voor mechanisatie kiest.
𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒
𝑤𝑒𝑟𝑘𝑔𝑒𝑙𝑒𝑔𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑 =
𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑠𝑝𝑟𝑜𝑑𝑐𝑢𝑡𝑖𝑣𝑖𝑡𝑒𝑖𝑡
Deze kan ook worden weergegeven in indexcijfers
𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒
𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑤𝑒𝑟𝑘𝑔𝑒𝑙𝑒𝑔𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑 = × 100
𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑠𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑣𝑖𝑡𝑒𝑖𝑡
Het gebruik van indexcijfers is raadzaam als de veranderingen zijn gegeven in procenten.
Vaak kunnen bedrijven in het productieproces kiezen uit verschillende combinaties van
machines en werknemers. Deze keuze heeft invloed op de vraag naar arbeid. Om hun
positie ten opzichte van hun concurrenten te verbeteren gaan ondernemingen op zoek naar
de laagste kostprijs. Bij een productieproces dat arbeidsintensief is, bestaat de kostprijs voor
een groot gedeelte uit loonkosten.
Arbeidsintensief: Bij het productieproces wordt relatief veel arbeid ingezet (in relatie tot
kapitaal).
𝑙𝑜𝑜𝑛𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑝𝑒𝑟 𝑤𝑒𝑟𝑘𝑛𝑒𝑚𝑒𝑟 (= 𝑙𝑜𝑜𝑛𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑝𝑒𝑟 𝑢𝑢𝑟)
𝐿𝑜𝑜𝑛𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 𝑝𝑒𝑟 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 =
𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑠𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑣𝑖𝑡𝑒𝑖𝑡
Loonkosten per product à onderdeel van de kostprijs van een product.
Hoe lager à hoe lager de verkoopprijs à hoe beter de internationale concurrentiepositie!
Voorbeeld) Loon per uur 10% #
Arb.prod. 20% #
!!"
à Loonkosten per product = !#" × 100 = 96 à 4% gedaald.
Als arb.prod MEER stijgt dan loonkosten per uur
à dan nemen de loonkosten per product af
à wordt product goedkoper à betere concurrentiepositie
, Merel de Jager VWO 5
Een stijging van lonen kan bij arbeidsintensieve bedrijven al snel leiden tot verlies. Een optie
kan het moderniseren van het productieproces zijn. Dezelfde productie wordt dan met
minder arbeid uitgevoerd à diepte-investering.
Diepte-investering: Investering waarbij in verhouding tot arbeid de hoeveelheid kapitaal
toeneemt. De arbeidsproductiviteit neemt toe.
Diepte investering = kapitaal intensiever (1 extra bus, 75 passagiers, 1 chauffeur)
Kapitaalintensief: Bij het productie wordt relatief veel kapitaal ingezet (in relatie tot arbeid).
Koopt een bedrijf machines waarbij de verhouding tussen kapitaal en arbeid gelijk blijft à
breedte-investering.
Breedte-investering: Investering waarbij de verhouding kapitaal tot arbeid gelijk blijft. De
arbeidsproductiviteit blijft gelijk.
Breedte-investering = meer van hetzelfde (1 extra bus, 50 passagiers, 1 chauffeur)
De technologische ontwikkeling maakt het mogelijk dat de arbeidsproductiviteit per uur
steeds hoger wordt. In hun onderlinge concurrentiestrijd worden bedrijven geprikkeld tot
innovatie. Innovatie vereist ook dat bedrijven via scholing investeren in menselijk kapitaal, het
geheel aan vaardigheden en kennis van het personeel.
Innovatie: Vernieuwing van producten en/of productieprocessen.
Menselijk kapitaal: (=human capital) De kennis en vaardigheden die werknemers bezitten en
waarover een bedrijf kan beschikken.
De productie omvang van bedrijven en landen verandert niet alleen onder invloed van de
concurrentiepositie, maar ook door de conjunctuur.
Concurrentiepositie: Het vermogen van een bedrijf om beter en goedkoper te produceren
dan zijn concurrenten.
Conjunctuur: De op- en neergang in de economie als gevolg van schommelingen in de
bestedingen (vraag).
De conjunctuuranalyse heet ook wel de keynesiaanse analyse. De meest gebruikte maatstaf
voor de economische activiteit is het bruto binnenlands product (bbp). De groei van het bbp
wordt vergeleken met de trendmatige groei. Ligt de feitelijke groei boven de trend à
hoogconjunctuur. Ligt de feitelijke groei onder de trend à laagconjunctuur. De
conjunctuurbeweging ontstaat doordat de bestedingen van consumenten, producenten en
overheden schommelen. In een opgaande conjunctuur nemen de bestedingen toe. De
bedrijven kunnen daardoor meer producten afzetten. Ze zullen hun productie opvoeren
waardoor het bbp stijgt. In een periode van hoogconjunctuur is de vraag naar arbeid hoog
en de arbeidsmarkt krap. In een fase van laagconjunctuur zijn de bestedingen laag. De
bedrijven kunnen hun producten moeilijker afzetten. De groei van het bbp ligt onder de
trend en kan zelfs negatief worden. Bedrijven kunnen volstaan met weinig personeel, de
arbeidsmarkt is ruim. Een conjunctuur is een cyclus.
Bruto binnenlands product: De toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid bij
elkaar opgeteld.
Trendmatige groei: De gemiddelde groei van de productiecapaciteit over een langere
periode.
Hoogconjunctuur: Periode waarin de groei van het nationaal inkomen hoger is dan de
trendmatige groei.
Laagconjunctuur: De bestedingen zijn lager dan de trend.
Bestedingen: Uitgaven waarbij rechtstreeks beslag wordt gelegd op productiecapaciteit. De
bestedingscategorieën die doorgaans worden onderscheiden zijn: gezinsconsumptie (C),
bedrijfsinvesteringen (I), uitvoer (E), invoer (M) en overheidsbestedingen (O).
Door de technische ontwikkeling verandert de inhoud van het werk. Voortdurend verdwijnen
er beroepen om plaats te maken voor nieuwe beroepen. In de loop van de tijd zien we
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mereldejager2004. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.