De hoorcolleges en werkcolleges van het vak IPR Familierecht tracé uit de Master Rechtsgeleerdheid volledig uitgewerkt. Dit betekent dat in het document letterlijk getypt staat wat de docent heeft gezegd. LET OP DIT IS HET TRACÉ GEDEELTE EN NIET HET ALGEMENE GEDEELTE. Zie hiervoor het algemene ge...
,1. Huwelijk en echtscheiding
Een belangrijk onderdeel van het personen- en familierecht wordt gevormd door de
internationaal privaatrechtelijke regels rondom het huwelijk. In onze multiculturele
samenleving worden we steeds vaker geconfronteerd met buitenlandse huwelijken. Worden
buitenlandse huwelijken zonder meer erkend in Nederland, of gelden hier bijzondere
voorwaarden voor? En welk recht is van toepassing op internationale echtscheidingen? Deze
en andere vragen komen in dit college aan de orde. In dit college wordt tevens op specifieke
onderdelen ingegaan op de Brussel II bis verordening, welke verordening tijdens het vorige
hoorcollege reeds in hoofdlijnen is besproken.
Leerdoelen
✓ U weet welke beginselen ten grondslag kunnen liggen aan de
aanknopingsfactoren in het conflictenrecht op het terrein van het
personen- en familierecht;
✓ U kent de belangrijkste conflictregels en erkenningsregels met betrekking
tot huwelijken van het Haags Huwelijksverdrag 1978 en Boek 10 BW (art.
10:27-34), en kunt deze toepassen op een casus;
✓ U kent de belangrijkste conflictregels en erkenningsregels met betrekking
tot echtscheiding van Boek 10 BW (art. 10:54-59) en de Brussel II bis
verordening, en kunt deze toepassen op een casus;
✓ U kent de belangrijkste bevoegdheidsregels voor
echtscheidingsprocedures van de Brussel II bis verordening, en kunt deze
toepassing op een casus.
Literatuur
Strikwerda/Schaafsma
- Nrs. 68, 143, 159-164, 166-169, 171-234, 272, 286
Jurisprudentie
- HvJ EU, 29 november 2007, NIPR 2008, 2 (Sundelind Lopez). Rechtspraakbundel C1
- HvJ EU 16 juli 2009, NJ 2011, 347 (Hadadi/Mesko). Rechtspraakbundel C2
- HR 13 juli 2001, NIPR 2001, 242 (Erkenning Marokkaanskhoel). Rechtspraakbundel
C6
- HR 31 oktober 1986, NJ 1987, 924 (Verstoting). Rechtspraakbundel C7
We zullen gaan kijken hoe we de voorbereidende vragen kunne gebruiken om
daadwerkelijke casus op te lossen. Daadwerkelijke casus gaat doorlopen door alle
verschillende kennisclips op dit gebied.
De doorlopende casus is als volgt dat gaat dus dan om twee mensen een man en een
vrouw. Allebei van Duitse nationaliteit die woonachtig zijn in Duitsland. Ze zijn in 2002 in
Duitsland ook getrouwd uit dat huwelijk is een zoon geboren in 2004 in Duitsland. In 2008 is
het gezin vanuit Duitsland naar Nederland verhuist. Inmiddels woont de vrouw met de zoon
inmiddels zes maanden in Frankrijk. De man woont nog steeds in Nederland. In 2021 wilt de
vrouw dan het volgende gaan verzoeken bij een Nederlandse rechter en schakelt een
Nederlandse advocaat in met deze vraag. De vrouw wil gaan scheiden ze wil daarbij ook het
verzoek tot het eenhoofdig gezag. Ze wil graag alimentatie zowel voor haar als haar zoon en
ze wil ook het huwelijksvermogen gaan verdelen. Dus wat we hierbij zien is dat als we gaan
kijken met deze informatie en ook gaan uittekenen in de vorm van een schema of een vorm
van tabel hier ziet u een tekening. Je ziet dat er bepaalde informatie ontbreekt. Wat we hier
zien is dat we de nationaliteit van het kind niet hebben. Het is van belang op het moment dat
u dit gaat doornemen met cliënten dat u ziet dat u bepaalde informatie niet heeft en dat u
dan ook gaat navragen.
3
,Wat we hier ook zien dat mevrouw aangeeft dat zij de Duitse nationaliteit heeft. Het kan zo
zijn dat zij in het verleden een andere nationaliteit had, en het kan ook zijn dat ze een
dubbele nationaliteit heeft. Dit zijn wederom vragen die u aan de mevrouw of cliënt zou
moeten gaan stellen. Als u de vraag stelt heeft u ook een andere nationaliteit en zij zegt nee,
dat is niet voldoende om vast te stellen of ze ooit een andere nationaliteit heeft gehad. Want
zoals we zullen zien op het gebied van het huwelijksvermogensrecht is het van belang om
vast te stellen of mevrouw ook een andere nationaliteit had ten tijde van sluiting van het
huwelijk. Daarom is het belangrijk om naast de vraag heeft u een andere nationaliteit om ook
de vraag te stellen heeft u ooit een andere nationaliteit gehad. Hier ziet u een aantal
verschillende feitelijke informatie en die gaan we dus dan gebruiken voor alle verschillende
kennisclips op het gebied van het internationaal familierecht. Wat we nu zien is dat we eerst
moeten beginnen bij het echtscheidingsverzoek van de mevrouw. Dat verzoek is het
hoofdverzoek en de andere verzoeken zijn in die zin nevenvoorzieningen die gekoppeld zijn
aan het verzoek tot echtscheiding. We gaan eerst het verzoek tot echtscheiding behandelen
en dat is de eerste kwalificatie die we dan hebben.
De andere kwalificaties op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid, alimentatie en
huwelijksvermogensrecht zullen we dus gaan zien in andere kennisclips op het gebied van
die onderwerpen. We gaan nu het verzoek tot echtscheiding behandelen. Dat betekent dat in
stap 2 van onze stappenplan gaan we kijken naar de kwalificatie en de kwalificatie is
huwelijksontbinding. Stap drie is de IPR vraag. We moeten eerst weten of de Nederlandse
rechter bevoegd is om kennis te nemen van dat verzoek. Als advocaat is het belangrijk om
als eerste een voorvraag te beantwoorden, want voordat men de bevoegdheidsvraag
eigenlijk gaat behandelen, moet men eerst weten dat mevrouw ook daadwerkelijk getrouwd
is. In deze feitencomplex is er iets bijzonders aan de hand, omdat partijen ook in het
buitenland zijn getrouwd. Het feit dat partijen in het buitenland zijn getrouwd levert een
voorvraag op. Op basis van art. 4 boek 10 BW betekent dat deze voorvraag als eerste moet
worden behandeld en dat deze voorvraag als een zelfstandige vraag moet worden gezien.
Dat betekent dat wij nu de vraag wordt het huwelijk erkend als een zelfstandige vraag
moeten gaan beschouwen en behandelen. We keren terug naar onze stappenplan. De feiten
zijn hetzelfde, de kwalificatie is niet meer huwelijksontbinding, maar in plaats daarvan is het
huwelijk zelf. We hebben het dus niet meer over de vraag van bevoegdheid, maar nu hebben
we het over de vraag van erkenning. Kunnen we dat huwelijk dat in het buitenland is
gesloten kunnen we dat in Nederland gaan erkennen?
Voordat we aandacht gaan besteden aan de verschillende bronnen van het
echtscheidingsrecht, gaan we eerst kijken naar de bronnen op het gebied van het
huwelijksrecht.
4
,Welke bronnen hebben we in eerste instantie? Nu doorzakken naar de vierde vraag in onze
stappenplan. Wat we hier zien is dat we drie verschillende IPR vragen zijn. De internationale
bevoegdheid, toepasselijk recht en de erkenning en tenuitvoerlegging. Kwalificatie staat in
donkerblauw linksboven in en we hebben dan de drie verschillende niveaus van regelgeving
Europese verordeningen, internationale verdragen en commune IPR. Wat we hier zien is dat
er geen enkele Europese verordeningen zijn op dit gebied, maar dat er wel een
internationaal verdrag is, het Haags huwelijksverdrag van 1978. Niet te verwarren met het
Haags huwelijksvermogensrecht verdrag van 1978 wat we later zullen gaan bestuderen. We
zien ook dat het commune IPR ook hierin antwoorden geeft. Waar gaan we eerst naar
kijken? Het Haags huwelijksverdrag van 1978 of de regels van boek 10. Meestal zouden we
dan aangeven op basis van art. 93, 94 GW moeten we dus eerst rekening houden met het
internationale verdrag, omdat het internationaal gaat voor het nationaal. Op het gebied van
het huwelijksrecht maken we hier een praktische uitzondering. Reden hierin ligt gesloten in
de totstandkoming van de regels in boek 10.
Op het moment dat Nederland het Haags Huwelijksverdrag heeft geratificeerd, waar dat er
geen andere verdragsluitende staten. Nederland wilde heel graag dat de regels uit dit
verdrag, ook zijn werking kregen in het Nederlandse internationale privaatrecht. Daarom
heeft Nederland ervoor gekozen om de tekst van het verdrag letterlijk over te nemen en aan
te vullen in een nationale wet. Die wet heette de wet conflictenrecht huwelijk. De tekst van
dat verdrag was overgenomen in een Nederlandse wet en aangevuld. Daarmee was de
Nederlandse wet in feiten zowel de tekst van het verdrag en de uitvoeringswet en daarmee
kon er in feiten verwezen worden naar de tekst in de wet, omdat die wet de tekst van het
verdrag ook inhield. Op het moment dat de verdrag in werking is getreden, omdat er twee
andere verdragsluitende staten zijn toegetreden bleven wij in feiten op de pragmatische weg
dat wij enkel verwezen naar die nationale wet, de wet conflictenrecht huwelijk. Op het
moment in 2012 dat al die individuele wet conflictenrechten werden geconsolideerd in boek
10, is die wet conflictenrecht huwelijk opgenomen in boek 10 en die regels betreft de
erkenning van buitenlandse huwelijken terecht gekomen in de artikelen 31 tot en met 34.
Daarom in praktische zin in Nederland verwijzen naar de tekst van art. 31 tot en met 34 van
boek 10, maar eigenlijk zijn we daarmee de tekst van het verdrag aan het toepassen.
Het verdrag heeft wat betreft de formele toepassingsgebied ook een universele toepassing.
Het huwelijk waarmee wordt erkend hoeft niet gesloten te zijn in een andere
verdragsluitende staat, maar kan ook in ieder land ter wereld zijn gesloten. Dus in de praktijk
hoewel we het Haags huwelijksverdrag van 1978 daadwerkelijk aan het toepassen zijn
verwijzen wij naar de regels van art. 31 tot en met 34. Wat houden die regels dan ook in?
Art. 31 geeft aan in lid 1 dat een huwelijk dat in het buitenland is gesloten zal in Nederland
worden erkend indien het in het buitenland rechtsgeldig tot stand is gekomen. Wat we hier
zien is het feit dat het huwelijk in onze doorlopende casus in een EU lidstaat heeft
plaatsgevonden heeft geen enkele betekenis voor de regels die worden toegepast om
antwoord te geven op de vraag of het huwelijk zal worden erkend.
5
,Het feit dat het huwelijk in Duitsland heeft plaatsgevonden, betekent niet dat we een andere
set regels gaan gebruiken dan als het huwelijk in het Oezbekistan heeft plaatsgevonden. Wij
gebruiken dezelfde regels, namelijk art. 31 lid 1 om vast te stellen of het huwelijk zou worden
erkend of niet. Dat betekent dat we op dezelfde wijzen ook huwelijken die binnen het
huwelijk zijn gesloten erkenning kunnen onthouden.
Wat we dan zien is dat de vraag naar erkenning van buitenlands huwelijk gaat op basis van
art. 31. Is dat huwelijk in het buitenland rechtsgeldig totstandgekomen? Dan zal dat huwelijk
in Nederland worden erkend. Dat betekent dat huwelijken in principe die binnen de EU
hebben plaatsgevonden meer kans hebben op erkenning, omdat wij weten dat dit
huwelijkssysteem in die EU landen min of meer vergelijkbaar is met de manier waarop dat in
Nederland gaat plaatsvinden. Het is in de praktijk best lastig om constant vast te stellen of de
sluiting van het huwelijk in het buitenland is voltrokken op basis van de lokale wetgeving. Op
basis van 31 lid 4 wordt dus dan de praktijkbeoefenaar een bewijsvermoeden aangeleverd.
Dat bewijsvermoeden dat in art. 31 lid 4 wordt aangereikt, heeft te maken met het document
wat de partij kan overhandigen. Als er dus dan sprake is van een huwelijksverklaring dat is
afgegeven door de bevoegde autoriteit in het land waar het huwelijk is gesloten, dan zal het
vermoed zijn geldig te hebben plaatsgevonden.
Er kunnen een aantal opmerkingen worden gemaakt. Ten eerste dat document moet worden
overhandigd moet afgegeven worden door een bevoegde autoriteit uit het buitenland. Dat
gaat niet zozeer om een document dat in Nederland wordt afgegeven of door de partijen zelf,
maar door een bevoegde autoriteit in het buitenland. Vervolgens moet het gaan om een
huwelijksverklaring dat wil zeggen het hoeft niet persé te gaan om een huwelijksakte. Het
kan zo zijn dat partijen bijvoorbeeld een trouwboekje hebben of een verklaring van een
lokale bedienaar van een religieuze organisatie. Het zijn allemaal vormen van
huwelijksverklaringen die kunnen worden afgegeven om het bewijsvermoeden van art. 31 lid
4 aan te voldoen. Beschikt iemand over zo een document dan zal dat huwelijk worden
vermoedt rechtsgeldig te zijn. Als iemand niet over een dergelijk document beschikt dan valt
men terug op de hoofdregel in art. 31 lid 1 en dan moet worden vastgesteld dat men zegt wat
heeft plaatsgevonden in het buitenland of dat daadwerkelijk tot een geldig huwelijk kan zijn
voltrokken op basis van art. 31 lid 1.
Indien wij tot de conclusie komen dat wat in het buitenland heeft plaatsgevonden een
daadwerkelijk geldig huwelijk kan zijn in de zin van art. 31 lid 1 in combinatie met lid 4
betekent niet persé dat wij alle huwelijken zullen erkennen. Er zijn bepaalde vormen van
huwelijken die wij in Nederland niet erkennen. Dat heeft te maken met de schending van de
openbare orde in art. 32. Hiermee is het belangrijk om op te merken dat bijvoorbeeld
polygame huwelijke niet persé tegen de openbare orde zijn in Nederland. Polygame
huwelijken kunnen onder bepaalde omstandigheden in Nederland worden erkend. Denk dan
aan de situatie dat een Marokkaanse man in Marokko trouwt met twee in Marokko wonende
Marokkaanse vrouwen. Op dat moment is de Nederlandse rechtsorde niet betrokken in de
sluiting van deze twee huwelijken. Daarom zouden deze huwelijken in Nederland wel erkend
worden, omdat ze niet in strijd zijn met art. 32.
6
, De erkenning van polygame huwelijken zouden wel strijd opleveren met openbare orde als
een van de partijen de Nederlandse nationaliteit zou bezitten of dat een van de partijen hun
gewone verblijfplaats in Nederland zou hebben ten tijde van voltrekking van de huwelijken.
Andere mogelijkheden tot onthouding van erkenning van buitenlands huwelijk heeft te maken
met niet alleen polygamie, maar ook de leeftijd van de huwelijkspartijen, huwelijken die zijn
gesloten tussen minderjarige worden in Nederland niet erkend, tenzij deze partij inmiddels
boven de achttien zijn of dat huwelijken in het buitenland zijn voltrokken tegen de wil van
partijen die daar in betrokken zijn. Dus dat zijn voorbeelden van situaties waar wij erkennen
zouden onthouden. Let op dat is anders dan de nietigheidsgronden van het huwelijk. Als wij
erkenning onthouden dat betekent dat we wel het huwelijk in het buitenland geldig tot stand
gekomen is, zullen wij dat huwelijk niet erkennen. Dat is anders als we zeggen het huwelijk
dat in het buitenland heeft plaatsgevonden was oorspronkelijk geldig, maar nu komen we er
achter dat het nietigheidsgronden zijn en dan zullen we vervolgens het huwelijk gaan nietig
verklaren. Dat betekent dat het huwelijk dan nooit heeft bestaan.
In onze doorlopende casus heeft het huwelijk in Duitsland plaatsgevonden dat betekent dat
wij aan mevrouw zullen vragen heeft u dan ook een huwelijksakte en als zij over de
huwelijksakte beschikt kunnen wij dus dan op basis van de huwelijksakte er van uitgaan dat
op basis van art. 31 lid 4 sprake is van een geldig huwelijk en dat betekent dat wij verder
kunnen gaan met beantwoording van de vragen die de mevrouw in de casus heeft. Namelijk
dat zij wil gaan scheiden en die drie verschillende nevenvoorzieningen. We zullen verder
gaan kijken naar de internationale bevoegdheid van het recht wat betreft het verzoek tot
echtscheiding.
Dit gaat over het echtscheidingsrecht. Daadwerkelijke begin van de vraag welke IPR regels
hebben we op het gebied van het internationale echtscheidingsrecht? In de doorlopende
casus hebben we gezien dat we twee Duitse personen hebben waarvan de vrouw
momenteel in Frankrijk woont en de man in Nederland. De vraag is dat mevrouw graag de
echtscheidingsprocedure wil beginnen in Nederland. De eerste vraag die we dan hebben is
of de Nederlandse rechter inderdaad internationaal bevoegd is om kennis te nemen van dat
verzoek. We hebben in eerdere kennisclips gezien welke stappen we moeten ondernemen
en ook gezien dat het huwelijk daadwerkelijk erkend zou worden indien mevrouw over een
huwelijksverklaring van bevoegde autoriteit uit Duitsland kan beschikken. Bijvoorbeeld een
huwelijksakte. We gaan verder met de kwalificatie van de huwelijksontbinding in de zin van
de echtscheiding. We gaan kijken naar de eerste IPR vraag, namelijk de bevoegdheid.
7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimumans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.15. You're not tied to anything after your purchase.