In deze samenvatting van Financieel Management uit het boek Basisboek Bedrijfseconomie staat een uitgebreide uitleg over alle tentamenstof van blok 3. Compleet met formules, definities afbeeldingen en highlights van belangrijke begrippen.
Vind jij mijn samenvattingen net zo goed werken als ik?...
De economie houdt zich bezig met de vraagstukken die samenhangen met het streven naar
welvaart van de mens: het optimaal voorzien in goederen en diensten.
De algemene economie bestudeert relaties tussen consumenten en producenten onderling.
o Micro-economie = behoort tot de theorie van marktvormen, hoe komt prijsvorming op
een bepaalde markt tot stand? en het aantal aanbieders en vragers speelt hierbij een rol.
o Macro-economie = houdt zich bezig met economische problemen van de maatschappij
zoals inflatie en werkloosheid.
De bedrijfseconomie richt zich op het economisch handelen binnen de productieorganisatie
(zowel de productie van goederen als diensten).
De grootte van de winst van een onderneming is afhankelijk van de efficiency en de effectiviteit van
het productieproces.
o Efficiency = doelmatigheid (het doel bereiken met zo weinig mogelijk mankracht en middelen)
o Effectiviteit = doelgerichtheid (de mate waarin het eindproduct geschikt is om te voldoen aan de
eisen van de afnemers)
Kenmerkend voor een onderneming is dat het winstcijfer een maatstaf is voor zowel de efficiency als
de effectiviteit: het is namelijk het saldo van de omzet (maatstaf effectiviteit) en de kosten (maatstaf
efficiency).
Naast het streven naar winst is de continuïteit van de onderneming een belangrijk uitgangspunt.
Hoofdstuk 1.2 profit- en non-profitorganisaties
Bij non-profitorganisaties kan onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de overheidssector en
anderzijds de ‘particuliere’ non-profitinstellingen:
De overheidssector bestaat uit het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. De overheid levert
vooral collectieve goederen en diensten: voorzieningen tot stand gebracht door de bevolking zoals
wegen, dijken en veiligheid. Deze voorzieningen kunnen niet door ondernemingen voortgebracht
worden omdat het marktmechanisme hier verstek laat gaan: consumenten kunnen niet voor zichzelf
een stukje dijk kopen. Daarom wordt voor deze dingen het budgetteringsmechanisme ingeschakeld:
de overheid heft belastingen en stelt een budget beschikbaar waar collectieve goederen en diensten
van gefinancierd worden. Er zijn ook algemene voorzieningen die door zowel de overheid als door
,ondernemingen versterkt kunnen worden. Als ondernemingen op de markt dit soort goederen en
diensten gaan verstrekken spreken we van privatisering. Voorbeelden zijn telefonie, openbaar
vervoer, postbezorging en levering van energie.
Voorbeelden van particuliere non-profitinstellingen zijn amateursportverenigingen en goede doelen
zoals het Rode Kruis.
Organisaties in de non-profitsector verschillen in de volgende opzichten van ondernemingen:
Ze hebben als doel om bepaalde voorzieningen (van maatschappelijk belang) tot stand te
brengen.
Ze kunnen normaliter niet voortbestaan door zakelijke markttransacties uit te voeren en zijn
dus niet economisch zelfstandig.
De beoordeling van de effectiviteit is veel moeilijker dan bij ondernemingen omdat een non-
profitorganisatie niet naar winst streeft.
Hoofdstuk 1.3 ondernemingsactiviteiten
Er kan een globale indeling van bedrijven gemaakt worden naar de aard van het omzettingsproces:
Land- en mijnbouw: met relatief weinig grondstof wordt een grote hoeveelheid eindproduct
verkregen.
Industrie: creëert een fysiek tastbaar product dat in die vorm nog niet bestond. Er wordt
onderscheid gemaakt tussen:
o Stukproductie = maatwerk, voor één bepaalde klant en op bestelling.
o Massaproductie = standaardproduct, bestemd voor de markt en op voorraad.
Tussen de twee uitersten komen tussenvormen voor.
o Serie-stukproductie: gedachte dat de klant zijn eigen individueel bepaalde product krijgt,
maar men de kosten drukt door bestandsdelen van het product in grote aantallen te
produceren.
o Serie-massaproductie: er worden varianten van het standaardproduct geproduceerd
waarbij eens in de zoveel tijd de machines een aanpassing moeten maken naar de
betreffende variant.
Handel: handelsondernemingen ontlenen hun bestaansrecht aan het feit dat er geen
gelijkheid is tussen productie en consumptie (p&c). Deze ongelijkheid kan betrekking hebben
tot:
o De grootte van de p&c
o De samenstelling van de p&c
o Het tijdstip van de p&c
, o De plaats van de p&c
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen detailhandel en groothandel. De detailhandel
levert rechtstreeks aan de eindgebruiker en de groothandel koopt in bij de fabrikant en
verkoopt door aan de detaillisten (business-to-business).
Dienstverlening: ondernemingen die zich bezig houden met dienstverlening verrichten
prestaties voor hun klanten zonder dat zij een nieuw concreet goed verkrijgen. Hieronder
vallen bijvoorbeeld banken, verzekeraars, horeca, transport, ICT-diensten en facilitaire
dienstverlening.
Hoofdstuk 2.1 bedrijfseconomische vakgebieden
Bedrijfseconomie wordt opgedeeld in financiering en accounting. Accounting wordt verder
opgedeeld in management accounting en financial accounting.
Ondernemingsfinanciering houdt zich niet alleen bezig met de vraag hoe de productiemiddelen van
de onderneming gefinancierd dienen te worden, maar ook met de vraag in welke productiemiddelen
het beste geïnvesteerd kan worden. Dus niet alleen financieringsproblematiek maar ook
investeringsproblematiek:
Investeringen: een onderneming investeert in productiemiddelen om daarmee – door het
transformatieproces – waarde te creëren (bijv. voorraad of machines). De hoogte van de
waarde moet daarbij hoger zijn dan de investering zelf.
Financiering: als een keuze is gemaakt over de verrichten investeringen dient de bijpassende
financiering gezocht te worden. Keuzes als koop, huur of lease spelen hierbij een rol. Dit kan
verschillen per ondernemingsvorm (een eenmanszaak zal niet veel eigen vermogen hebben).
Het vakgebied accounting houdt zich bezig met het verschaffen van (vooral financiële) informatie
betreffende de onderneming. Op basis van de doelgroep wordt onderscheid gemaakt tussen
management accounting en financial accounting:
Management accounting betreft informatieverstrekking aan de ondernemingsleiding zodat
hun beslissingen kunnen nemen. De Nederlandse naam is ‘interne verslaggeving’.
Financial accounting (vooral jaarverslag) is de externe verslaggeving; verstrekking van (vooral
financiële) informatie door de ondernemingsleiding aan de andere belanghebbende partijen
zoals aandeelhouders, werknemers, kredietverstrekkers en de overheid.
Beide soorten accounting hebben een beslissingsfunctie en een verantwoordingsfunctie. Een
belangrijk verschil is de regelgeving. De manier van management accounting mag het bedrijf zelf
weten. Aan financial accounting zijn wetten verbonden. Creative accounting is het publiceren van
cijfers die de financiële positie van de onderneming rooskleuriger voorstellen dan werkelijk het geval
is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkekerstma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.