1 Kennismaking met het * Praktisch Internationaal recht, H1
internationaal recht.
2 Subjecten van internationaal * Praktisch Internationaal recht, H2 en H3
recht en rechtsmacht voor
Nederland.
3 Bronnen van internationaal * Praktisch Internationaal recht, H4 en H5
recht en verdragenrecht. * Inleiding Nederlandse recht, H15.1, 15.2 en 15.2.1
4 Internationaalrechtelijke * Praktisch Internationaal recht, H6.1 en H9.3.1. en
organisaties I: 9.3.2
- Recht van de Verenigde * Inleiding Nederlandse recht, H15.3 en 15.4
Naties
5 Internationaalrechtelijke * Praktisch Internationaal recht, H6.3, H7 & H9.3.4
organisaties II: * Inleiding Nederlandse recht, H15.3, 15.6 en 15.6.1
- Recht van de Europese t/m 15.6.5
Unie
6 Internationaalrechtelijke * Praktisch Internationaal recht, H6.4, H9.3.3
organisaties III: * Inleiding Nederlandse recht, H15.3, 15.5, 15.5.1 en
- Recht van de Raad van 15.5.2
Europa
7 Responsiecollege (HC) * n.v.t.
,Internationaal publiekrecht stof week 1;
Hoofdstuk 1
De wetgever kent een belangrijke plaats toe aan het internationaal recht. Dit blijkt uit art. 90 Gw > de
regering dient de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen.
Par 1.1
Het internationaal recht is van oudsher het recht tussen staten onderling en is onlosmakelijk verbonden met
de geschiedenis.
Je hoeft het hele geschiedenisstuk niet te kennen!
Al lange tijd beseffen volken dat het nuttig is om afspraken met elkaar te maken om in vrede met elkaar
samen te kunnen leven. Langzamerhand werd duidelijk dat staten de belangrijkste spelers zijn in het
internationaal recht. Staten maken afspraken met elkaar en voelen zich verplicht om deze na te komen.
Internationaal publiekrecht wordt ook wel volkenrecht genoemd. Staten zijn dan wel de belangrijkste
spelers, maar niet de enige. Ook internationale organisaties en individuen spelen een rol in de
internationale rechtsorde.
Door de handel en internationale contacten die hieruit voortvloeien is men gaan beseffen dat regelgeving
noodzakelijk is. Het begrip internationaal staat tegenover nationaal. Binnen het nationale recht creëert de
soevereine overheid wetten en regels voor burgers op het eigen grondgebied. Internationaal gelden er
andere regels, namelijk regelgeving die staten waardevol vinden om daadwerkelijk na te komen, zoals
verdragen en internationaal gewoonterecht.
Internationaal privaatrecht richt zich met name op geschillen tussen natuurlijke personen en/of
rechtspersonen onderling. Met internationaal privaatrecht hebben we te maken als in een privaatrechtelijke
situatie sprake is van verbinding tussen 2 of meer landen. Staten maken zelf internationaal privaatrecht om
problemen op te lossen. We hebben hier dus eigenlijk te maken met nationaal recht (in internationale
gevallen). Staten kunnen namelijk zelf bepalen welke regels van internationaal privaatrecht ze maken. Het
internationale privaatrecht kun je onderverdelen in formeel en materieel recht. Het formele recht is het
procesrecht. Het gaat dan voornamelijk om de rechtsmacht > vraag welke rechter bevoegd is. Bij het
materiële internationale privaatrecht gaat het om de vraag welk nationale recht van toepassing is. In NL
staat internationale privaatrecht in Boek 10 BW.
In dit boek wordt met internationaal recht > internationaal publiekrecht bedoeld. Het internationaal
privaatrecht wordt verder niet behandeld.
Als gevolg van globalisering is er steeds meer sprake van relaties en overeenkomsten tussen mensen en
bedrijven uit verschillende landen. Dit heeft ertoe geleid dat landen met elkaar verdragen hebben gesloten.
Ook de EU heeft tal van verordeningen gemaakt > over die onderwerpen maken EU-lidstaten zelf geen
regels meer. De EU heeft veel verordeningen gemaakt om het internationaal privaatrecht van de lidstaten
overal gelijk te maken. De verdragen en verordeningen gaan inhoudelijk over onderwerpen van het
internationaal privaatrecht, maar ze vallen zelf onder het internationaal publiekrecht omdat ze op grond van
internationale besluitvormingsprocedures tot stand zijn gekomen.
De afwezigheid van een internationaal systeem van handhaven is kenmerkend voor de internationale
rechtsorde. Er is niet 1 orgaan aan te wijzen die de wetten en regels maakt en die deze ook handhaaft. In
een nationaal systeem legt de overheid sancties op bij het overtreden van een rechtsregel. In de
internationale gemeenschap leven staten de regels na die uit onderlinge afspraken voortvloeien, omdat ze
dit belangrijk en waardevol vinden. De onderlinge betrekkingen tussen staten zijn daarom ook erg
belangrijk. De handhaving van internationale regels ligt bij de staten zelf. Soms wordt dit door een
internationale organisatie gedaan, zoals de VN. De VN-veiligheidsraad kan bijvoorbeeld naleving van
lidstaten afdwingen, maar dit is een uitzondering. De EU is een organisatie die via haar instellingen
sancties kan opleggen aan haar lidstaten als die hun verplichtingen niet nakomen. Dus hoewel een
mondiaal systeem van uitvoerende, wetgevende en handhavende macht in de internationale rechtsorde
ontbreekt, hebben staten toch regels vastgelegd in bijv. verdragen. > een bron van het recht. Ook besluiten
van de internationale organisaties zijn bronnen van recht.
,Par 1.2
Belangrijkste kenmerken van internationale rechtsorde:
Decentraal
De belangrijkste spelers in de internationale rechtsorde zijn staten. Deze kunnen afspraken maken met
andere staten. Dit kan gaan over verschillende onderwerpen. Vaak worden deze afspraken schriftelijk
vastgelegd in overeenkomsten, die we verdragen noemen. Ook internationale organisaties kunnen
verdragen sluiten. Door het over en weer sluiten van verdragen ontstaat een kader waarbinnen het
internationaal recht wordt ontwikkeld en ontstaat, want verdragen zijn 1 van de bronnen van
internationaal recht. We spreken in het internationaal recht van een horizontale rechtsorde. Dit omdat
staten gelijk zijn aan elkaar. Zij zijn zelfstandig bevoegd om rechtsbetrekking met elkaar aan te gaan >
zij zijn soeverein. Dit betekent dat staten geen hogere macht boven zich hoeven te dulden. Zij nemen
hun eigen beslissingen. Staten maken namelijk wetten voor hun eigen grondgebied en sluiten
verdragen met andere soevereine staten. Ook blijkt de soevereiniteit uit de jurisdictie (rechtsmacht).
Staten kunnen namelijk zelf regels stellen en handhaven op hun eigen grondgebied ten aanzien van
zijn burgers (NL kan geen regels handhaven in het buitenland). Staten hoeven dus geen hogere macht
boven zich te dulden. Hier zijn wel uitzonderingen op, bijv. de EU, maar hier hebben staten ook weer
zelf en soeverein voor gekozen. Staten zijn soeverein op hun eigen grondgebied en het is dus van
belang dat die soevereiniteit door andere staten wordt erkend. Staten willen namelijk vreedzaam naast
elkaar bestaan > vreedzame co-existentie. Staten moeten zich niet met elkaar bemoeien.
Onderlinge afhankelijkheid
Hoewel staten soeverein zijn, zijn ze wel afhankelijk van elkaar. Ze hebben elkaar nodig om afspraken
te maken over grensoverschrijdende problemen, zoals klimaat en terrorisme. Om deze kwesties aan te
pakken moeten staten samenwerken. Dit kan door verdragen met elkaar te sluiten of door een
internationale organisatie op te richten.
Invloed van politieke en machtsverhoudingen:
Politiek: De internationale rechtsorde kan niet los worden gezien van het politieke klimaat in een land.
Wisselingen van de politiek in staten kan leiden tot andere internationale verhoudingen. Bijv. Trump in
de VS.
Macht: Staten zijn dan wel soeverein en juridisch gelijk aan elkaar, maar de politieke, economische en
militaire macht van de VS is bijv. groter dan die van NL. Het gewicht wat die machtige staten in de
schaal leggen is dan ook groter. Het betekent dat machtige staten soms wegkomen met
internationaalrechtelijk onrechtmatig gedrag waar dat kleinere, onmachtige staten niet lukt. Maar de
machtige landen kunnen niet zomaar alle regels aan hun laars lappen, omdat ze dan als
onbetrouwbaar worden gezien en niemand dan meer zaken met hun wil doen. Zij komen daarom ook
veel afspraken toch na.
Par 1.3
Sinds de Tweede Wereldoorlog worden de internationaalrechtelijke regels steeds vaker opgeschreven.
Ook worden er steeds vaker verdragen gesloten om grensoverschrijdende problemen aan te pakken.
Mensen kunnen zich daarom steeds vaker beroepen op internationaal vastgelegde rechten. De eerste
stap hiertoe werd genomen door de VN met de UVRM. Dit is de inspiratiebron voor de vele
mensenrechtenverdragen die volgde. Vele anderen mensenrechten, zoals het recht op leven, het recht
op gelijkheid enzovoort zijn hierna onder andere opgenomen in het EVRM, IVRK, BUPO en het VN-
Vrouwenverdrag.
In Nederland kunnen we ons voor de nationale rechter beroepen op bepalingen uit internationale
verdragen > doorwerking internationale recht in nationale rechtsorde. Dit hangt af voor welk systeem
een land heeft gekozen. Bij het monisme is het internationale recht automatisch deel van de nationale
rechtsorde. Omzetting van internationaal recht naar nationaal niveau via een speciale wet is dan niet
nodig. Bij het dualisme moet het internationale recht worden omgezet naar nationaal recht via een
aparte wet.
, NL heeft gekozen voor een gematigd monistisch stelsel > art. 93 Gw. In NL werken niet alle
verdragsregels rechtstreeks door, maar alleen een ieder verbindende bepalingen die zijn
bekendgemaakt. Je kan dus pas rechten ontlenen aan een verdragsbepaling nadat deze is
bekendgemaakt in het Tractatenblad.
Ook moet het gaan om een ieder verbindende verdragsbepalingen. Dat zijn regels waaruit duidelijk een
recht of een plicht, een moeten handelen of nalaten kan worden afgeleid. Het gaat om rechten waar de
burger een beroep op kan doen. Uiteindelijk wordt dit door de rechter bepaald. Soms geeft een
verdragsbepaling staten een opdracht om iets te doen > geen een ieder verbindende bepaling.
Het internationale gewoonterecht bindt alleen staten tegenover elkaar. Natuurlijke/rechtspersonen
kunnen hier pas een beroep op doen als het is omgezet naar een Nederlandse wet > dualistisch.
Als een Nederlandse wetbepaling in strijd is met een ieder verbindende verdragsbepaling, dan bepaald
art. 94 Gw dat de een ieder verbindende verdragsbepaling voorgaat. Is er dus een nationale regel in
strijd met een internationale regel, dan heeft de internationale regel voorrang op grond van art. 94 Gw.
Op grond van art. 120 Gw mag de Nederlandse rechter verdragen niet toetsen aan de Nederlandse
Grondwet. De rechter beoordeelt niet of een verdrag in overeenstemming is met de Nederlandse
Grondwet, maar of de Nederlandse Grondwet in overeenstemming is met het verdrag >
toetsingsverbod > de rechter mag verdragen niet toetsen aan de Grondwet. Ook mogen wetten in
formele zin niet getoetst worden aan de Grondwet. Dit om te voorkomen dat de rechter op de stoel van
het parlement gaat zitten. Zo wordt de Trias Politica in stand gehouden.
Kortom, binnen de Nederlandse rechtsorde is het internationaal recht van invloed op de besluitvorming
door de rechter, want hij kan toetsen of nationaal recht strijdig is met internationaal recht, met inachtneming
art. 120 Gw. Ook kunnen burgers zich beroepen op verdragsbepalingen > art. 93 Gw. Ook het parlement
heeft te maken met internationaal recht, op grond van art. 91 Gw > zij moeten toestemming geven voor
verdragen voordat NL aan een verdrag verbonden kan worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller madelon00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.85. You're not tied to anything after your purchase.