Inhoud:
1) Prototypes
2) Geheugenscan
3) Simon effect
Onderwerp 1: Prototypes
- Hoe herkennen we aan een bepaald voorwerp dat het bv een zetel is?
- Hoe komt het dat we bv de ikea binnenstappen en verschillende nieuwe zetels zien
en we deze toch direct herkennen als een zetel?
Inleiding:
⇒ nr 3. Ze vertonen allemaal wel
de typische kenmerken van een vogel.
=> verschillende soorten. Objecten
die we nog nooit gezien hebben kunnen we identificeren als dat die deel uitmaken van een
bepaalde categorie.
= allemaal stoelen.
- Hoe ziet deze kennisstructuur in ons brein eruit? Dat we alles vlot in semantische
categorieën kunnen plaatsen.
1
,Definitie prototypes = een stimulus die een opvallende centrale positie inneemt bij de
vorming van een categorie, omdat het de eerste stimulus is die met die categorie
geassocieerd wordt bv. stoelen.
The Smith Brothers:
● Prototype theorie bv bij een familiefeest ga je herkennen dat die mensen familie zijn
van elkaar.
● Moeilijk om deze uiterlijke kenmerken onder woorden te brengen.
● Twee theorieën:
1) The Smith Brothers = sommige hebben wit haar andere zwart, grote of kleine
ogen, bril of geen bril.
- Welke typische kenmerken doen ons besluiten dat ze familie van
elkaar zijn?
- Prototype theorie zegt als je acht prototypes hebt dan ga je daar een
typisch gemiddelde uithalen die gaat ook bijna alle typische
eigenschappen vertonen (zie foto middelste).
2) Exampler based theorie of instantie gebaseerde theorie
- Is het wel nodig om een gemiddelde smith te gaan samenstellen? =
ingewikkeld of overbodig proces.
- Zegt: als je iemand op een familiefeest tegenkomt dan ga je die
gewoon vergelijken met alle andere hoofden die je al bent
tegengekomen op dat familiefeest (hierbij wordt de stap van
gemiddelde smith creëren overgeslagen).
1 . Theoretisch kader
● Posner & Keele (1968), experiment III:
○ proefpersonen kregen stippenpatronen te zien.
○ Stippenpatronen = vervormingen van een aantal basispatronen.
2
, ⇒ Volgende zijn varianten van prototype A:
= deze hebben allemaal gemeen dat ze uit 9 punten
bestaan die niet op dezelfde plaats staan.
● Posner & Keele (1968):
○ Proefpersonen kregen stippenpatronen te zien
○ = vervormingen van een aantal basispatronen.
● 3e experiment van Posner & Keele bestaat uit 2 fases:
1) In de leerfase categoriseren proefpersonen de patronen, totdat ze een
bepaalde nauwkeurigheid behalen (bv 80% en dan naar de volgende fase)/
Ze krijgen geen instructies over op welke basis ze moeten categoriseren (wel
feedback: juist of fout).
2) In de transferfase wordt nagegaan hoe nauwkeurig/snel ze bepaalde soorten
stippenpatronen categoriseren.
● In de transferfase categoriseren de proefpersonen:
1) eerder aangeboden varianten,
2) nieuwe maar gelijkaardige (volgens dezelfde procedure geconstrueerde)
varianten,
3) de prototypes zelf,
4) volledig nieuwe patronen (die ook uit 9 stippen bestaan maar geen variant is,
maar dit bekijken we niet voor deze wpo).
⇒ Kunnen we uit alle varianten van de leerfase een prototype halen uit de transferfase? Als
dit zo is (dat we het gemiddelde prototypes eruit halen) hoe zou dat dan blijken in de
transferfase als we die drie met elkaar zouden vergelijken? Wat zou je zien?
- Sneller reageren wanneer je in de transferfase een prototype te zien krijgt want je
hebt deze in de leerfase geleerd. Je reageert sneller dan dat je nieuwe varianten ziet.
- Prototypes en varianten krijgt je niet te zien tijdens de leerfase.
⇒ Resultaten:
● De prestatie op oude varianten en de prototypes zelf was nagenoeg gelijk, en beter
dan nieuwe varianten.
● Nochtans verschillen nieuwe varianten en de prototypes gemiddeld gesproken even
veel van de eerder aangeboden stimuli.
● ⇒ Argument om te stellen dat het prototype een bijzonder soort stimulus is
(“prototype enhancement effect” = tijdens de leerfase onbewust uit alle varianten
toch een gemiddelde prototype hebben gedestilleerd)
Bij de oude varianten betere prestatie verwachten, omdat je die al geleerd hebt. Maar in
tegenstelling van de prototypetheorie zou verwachten, alle nieuwe stimuli , nieuwe
prototypes zijn of nieuwe varianten, dat maakt niet uit, alle nieuwe stimuli die je nog niet hebt
gezien daar ga je trager op reageren dan de oude varianten.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoederiemaeker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.