Nederlands als tweede taal
Hoofdstuk 1: Inleiding
Kinderen die een buitenlandse achtergrond hebben leren doormiddel van 2 manieren. Je kan
woorden leren door tweedetaalverwerving. Dat is woorden leren doordat andere mensen ze
gebruiken. Ze leren de woorden in dagelijkse situaties. De tweede manier is tweedetaalleren. Je leert
hierbij woorden doordat bijvoorbeeld een leerkracht de betekenis van de woorden die worden
gebruikt uitlegt.
Tweedetaalverwerving is vergelijkbaar met het verwerven van de moedertaal. Je leert ook dan een
hele nieuwe taal. Het verschil is wel dat de tweede taal beïnvloed kan worden door de eerste taal, de
moedertaal. Het is namelijk mogelijk dat er regels, structuren of elementen uit de eerste taal worden
gebruikt in het gebruik van de tweede taal. Ook zijn er vaak woorden in het Nederlands die in een
ander land niet eens bestaan. Dit maakt het lastig voor de leerlingen om een betekenis te geven aan
die woorden.
Op veel scholen is er aandacht voor het verwerven van een tweede taal. Dit kan bijvoorbeeld door
een remedial teacher. Die neemt de leerlingen apart, geeft hun aparte opdrachten waar zij aan
moeten werken. Op deze manier wordt de kleine woordenschat toch vergroot. Ook wordt er meer
aandacht besteed aan voor- en vroegschoolse educatie. Er is dan op de peuterschool al aandacht
voor taal en wordt met een doorgaande lijn doorgezet op de basisschool via de onderbouw naar de
midden- en bovenbouw.
Zaakvakken zijn vaak lastig voor NT2-leerlingen. De teksten sluiten vaak niet aan bij de leef- en
belevingswereld van de leerlingen. Ook zijn de teksten vaak lastig, worden er moeilijke woorden en
zinnen gebruikt en is het niet samenhangend. In de teksten en de opdrachten wordt er ook van de
leerlingen verwacht dat zij een verband kunnen leggen tussen wat er wordt gezegd en wat zij zelf
zouden kunnen weten. Ook dit is lastig voor een NT2-leerling, omdat zij niet goed die verbanden
kunnen leggen. Het is ook lastig dat er wordt gekeken vanuit de Nederlandse ogen en dat er tijdens
de lessen veel Nederlands wordt gebruikt. Als je het goed doet als leerkracht kan je er dus voor
zorgen dat de leerlingen veel nieuwe taal verwerven tijdens deze lessen.
Vanuit huis worden de NT2-leerlingen niet altijd ondersteund met het leren lezen. In huis zijn er vaak
weinig boeken aanwezig en wordt er ook niet gestimuleerd om te gaan lezen. Het is wel heel
opvallend dat NT2-leerlingen vaak wel goed zijn in technisch lezen, maar veel moeite hebben met
begrijpend lezen. Dat komt doordat de vragen lastig zijn gesteld en de teksten niet aansluiten bij de
leef- en belevingswereld van de leerlingen.
Leerkrachten vinden het vaak lastig om goed les te geven aan NT2-leerlingen. Er is daarom het 3D-
model. Het gaat daarbij om doelen, didactiek en differentiatie.
- Doelen: Er wordt gekeken naar wat de leerling moet gaan bepalen. Er wordt uitgegaan van
de kerndoelen die zijn opgesteld en aan de hand van de tussendoelen kan je daar komen.
Het is daarom belangrijk om je als docent af te vragen wat je met een doel wil bereiken en of
je dat kan behalen met de opdracht.
- Didactiek: Er wordt gekeken naar hoe je de doelen met de leerlingen kunt bereiken.
- Differentiatie: Leerkrachten moeten heel goed gaan differentiëren met hun lessen. De
verschillen tussen de eerste en tweede taalleerders kan enorm verschillen en ook de
onderliggende verschillen tussen de NT2-leerlingen kan heel erg verschillen.
-
,Hoofdstuk 2: ontwikkeling van mondelinge vaardigheden
Er zijn een aantal leerlingen die tweetalig worden opgevoed. Dat houdt in dat er in verschillende
situaties de 2 talen worden gebruikt. Het handigste is als een kind vanaf het begin met beide talen
wordt opgevoed en niet pas later een tweede taal. Vaak spreekt een kind 1 taal beter dan de andere
taal. Dit heet taaldominantie. Het kan zo zijn dat in de loop der jaren de dominantie verschuift van
de ene taal naar de andere taal.
Binnen de taal zijn er 2 soorten vaardigheden. Je hebt receptieve (passief) taalvaardigheid en
productieve taalvaardigheid (actief). Daarnaast is er een periode bij tweedetaalverwervers die de
stille periode wordt genoemd. In deze periode praten de leerlingen niet, maar pikken wel heel veel
woorden op.
Er zijn 3 manieren waarop leerlingen een tweedetaalverwerven. Deze sluiten ook aan bij het
taalleren. Je hebt de volgende manieren:
- Imitatie en transfer
In de jaren ’70 van de vorige eeuw gingen de mensen er vanuit dat je taal leert via een ander. Dit
staat in 1 lijn met het behaviorisme. Taal wordt daarbij geleerd doormiddel van imitatie en
reïnforcement (bekrachtiging). Het is daarbij wel zo dat de eerste taal invloed heeft op de
tweede taal. Daarbij kunnen interferentie fouten worden gemaakt. Deze fouten worden gemaakt
door invloeden van de eerste taal te gebruiken in de tweede taal.
Deze opvatting is wel heel snel weer verworpen. Het is zo dat kinderen taal niet altijd leren door
te imiteren, maar juist door zelf creatief hiermee bezig te zijn. Ook is de invloed van de eerste en
tweede taal minder groot dan er van te voren was bedacht. Er zijn fouten die werden voorspeld
die niet werden gemaakt en er waren juist fouten die werden gemaakt maar niet voorspeld
waren. Deze opvatting wordt ook wel de interferentiehypothese genoemd.
- Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde
In de tweede opvatting wordt er niet gekeken naar de imitatie, maar naar de creatieve manier
waarop kinderen taalleren. Er worden daarbij fouten gemaakt die ook voorkomen in het
verwerven van de eerste taal op een jonge leeftijd. Volgens deze opvatting leren mensen taal te
verwerven door hier mee bezig te zijn en deze in te zetten en door fouten te maken, via een
tussentaal tot de nieuwe taal te komen en de regels te leren. Dit wordt ook wel de
universalistische taalverwervingshypothese genoemd.
Binnen deze vorm van verwerving ontstaan er ook fouten door overgeneralisatie. Ze maken
fouten door ontdekte regels toe te passen op alle vormen. Je hebt dus een actieve rol in de
taalverwerving en je bouwt actief aan de nieuwe taal. Daarom wordt dat ok wel de creatieve
constructie genoemd.
- Interactie en taalaanbod
Volgens de interactionele benadering is het belangrijk dat er interactie is met
moedertaalsprekers voor een goed taalaanbod. Hierbij staat de outputhypothese in het
verlengde. Je leert taal door het te gebruiken en juiste feedback te krijgen van gesprekspartners.
Naast interactie is ook een hoge aanbodfrequentie en veel herhaling van belang. Dit heeft
namelijk een positieve invloed op de taalverwerving.
Om een nieuwe taal te kunnen leren heb je een aantal vaardigheden nodig. Je hebt een goed
taalbegrip nodig en een goede taalproductie. De een leidt daarbij niet automatisch tot het andere.
Voor een goede taalproductie heb 4 vaardigheden nodig.
- Klanvaardigheid: Het uitspreken van klanken is heel belangrijk, omdat deze betekenis
verlenen aan woorden. Voor N2-leerlingen kan dit nog heel lastig zijn, omdat er
onderscheidingen zijn die ze moeilijk vinden. Het is daarom heel belangrijk om hier aandacht
, aan te besteden, maar niet te lang omdat dit best intensief kan zijn. Kinderen kunnen vaak
een perfecte uitspraak krijgen in een tweede taal, maar dat is wel afhankelijk van waar je
woon. Met jonge kinderen kan je de klankvaardigheid oefenen met rijmpjes en spelletjes.
Met oudere kinderen kan je meer beschouwend met ze aan de slag gaan.
- Woordenschat: Woordenschat is een hele belangrijke taalvaardigheid. Een goede
woordenschat heb je in vele situaties nodig. Ondanks dat het belangrijk is om een goede
woordenschat te hebben, verschilt de woordenschatkennis van NT1-, en NT2-leerlingen
enorm.
- Vaardigheid in woord- en zinsbouw: Het opbouwen van een goede zinnen en woorden is heel
lastig. Er zijn heel veel soorten regels en je kan al die regels wel vertellen, maar kinderen
maken veel fouten. Ook NT2 leerlingen maken daarbij veel fouten, vooral
overgeneralisatiefouten. Dat houdt in dat zij zowel met regelmatige als onregelmatige
vormen de regels toepassen.
- Gesprekvaardigheid: Na de stille periode gaan T2-leerlingen ook veel praten. Ze gebruiken
daarbij vooral dagelijkse taal. Dit kunnen ze dan vaak ook goed, maar de schooltaalwoorden
zijn vaak moeilijker voor hen.
Voor het verwerven van een taal spelen er naast een aantal vaardigheden ook een aantal
factoren een grote rol:
- Leeftijd: Het maakt niet zo heel veel uit op welke leeftijd je een taal leert. Jonge kinderen
pikken het makkelijker op, maar oudere kinderen en volwassenen moeten de taal op een
andere manier toepassen. Het is wel zo dat jonge kinderen minder problemen hebben met
spraak dan volwassenen en oudere kinderen.
- Contact met de tweede taal en tweedetaalsprekers: De meeste taal wordt geleerd door
peergroepen. Dit zijn vaak sociale situaties waarbij er verplicht de tweede taal gesproken
moet worden. Het is belangrijk dat er een groot en divers aanbod is aan woordenschat,
vooral als er in de thuissituatie alleen eerste taal wordt gesproken. Het is dan de kunst om in
de klas daar aandacht aan te besteden door bijvoorbeeld (voor)lezen en gesprekken.
- Motivatie en attitude: Om een nieuwe taal te leren is motivatie en attitude een heel
belangrijk onderdeel. Het is daarbij wel belangrijk dat er een veilig intercultureel klimaat op
de school is. Daarom is het ook belangrijk om te weten als leerkracht wat attitudes uit andere
landen zijn, zodat zij hier rekening mee kunnen houden.
Om goed een taal te leren is het niet alleen van belang dat je contacten legt. De school en het
onderwijs speelt daarbij ook een grote rol. Een goede school heeft een schoolwerkplan waarin
doelen zijn geformuleerd. Daarnaast wordt er rekening ermee gehouden dat er verschillende
didactische benaderingen zijn om taal te leren:
- Grammatica-vertaalbenadering: In dit onderwijs wordt er vooral gewerkt met het letterlijk
vertalen van stukken en losse woordenlijstjes. Spreken en luisteren kwam niet aanbod.
- Audio-linguale benadering: Hierin ligt de nadruk op mondelinge vaardigheden. Regels
worden aangeleerd door veel te herhalen van dezelfde zinnen.
- Receptieve benadering: Deze groep stelden dat je eerste goede receptieve vaardigheden
nodig hebt, voordat je een tweede taal kan leren.
- Handelingspsychologische benadering: In deze benadering wordt er gezegd dat tweede
taalleerders beter leren door handelingen uit te voeren, zoals werkwoorden uit te voeren.
- Communicatieve benadering: Met deze benadering ligt de nadruk op het leren door
betekenisvolle contexten en dagelijkse situaties. Het verschil met de audio-linguale
benadering is dat er wel aandacht is voor regels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saraderuiter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.