100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Deze samenvatting doet jou slagen! $16.62   Add to cart

Summary

Deze samenvatting doet jou slagen!

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Hulp nodig om door dit vak te komen? Leer dan deze samenvatting die per hoofdstuk is opgedeeld om zo de essentie per hoofdstuk helemaal te begrijpen. Het vak is gegeven door prof Metten.

Preview 4 out of 40  pages

  • May 12, 2022
  • 40
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Economie: inleiding
Doel economische wetenschap:
Menselijk handeling: economisch aspect = KIEZEN
Behoefste ( veelvuldigen ) en middelen ( schaars & nuttig )
 Keuzeprobleem = met gegeven middelen maximale behoeftebevrediging bereiken (=economische
principe)

- Soorten behoeften
o Primaire (eten)  niet levensnoodzakelijk (auto)
o Materiële (kleren)  immateriële (liefde)
o Collectieve (openbaarvervoer)  individuele (fiets)
 Collectieve  overheid reguleert
 Individuele  wij zelf consumeren
Welvaart en welzijn
Welvaart = geld
Welzijn= liefde
 welvaart is niet per definitie welzijn = geld maakt alles makkelijker maar is daarom niet welzijn !


Soorten goederen
Economische goederen  vrije goederen
- Individuele goederen = gsm,cola,..  winst; MP>kosten
- Collectieve goederen = een brug straat verlichting  iedereen kan er gebruik van maken
- Quasi collectieve goederen = toltunnel  zijn deels gefinancierd door staat; prijs ligt lager als MP


Rivaliserend Uitsluitbaar Prijs
IG Ja Ja Marktprijs
CG Nee Nee Kostprijs
QCG Nee OF nee < marktprijs

Rivaliserend : consument A goed geconsumeerd  consument B zelfde goed niet consumeren
Uitsluitbaar: niet betalen = geen goed
- Consumptiegoederen
o Verbruiksgoederen: niet duurzaam = broodje
o Gebruiksgoederen: duurzaam = auto, gsm,..
- Investeringsgoederen
o Vlottende investeringsgoederen = graan, meel, eieren
o Kapitaalgoederen = ovens, deegroller

,Consumptie en productie
- Consumptie
o Aanwending van economische goederen voor niet productieve doeleinden
o Besteding van inkomen
- Productie
o Toevoeging van waarde aan economische goederen
o Verwerving van inkomen
- Productiefactoren
o Natuur = primaire PF  direct verband met AP
 Zijn uitputtelijke & vervuiling
o Arbeid = primaire PF  direct verband met AP
 Arbeidspresaties
o Kapitaal = afgeleide PF/ omweg productie  geen direct verband met afgewerkte
productie
 Omwegproductie = Natuur = voor 1 brood, 100 gram meel  bij kapitaal gaat dit
niet, bij loon kan het niet berekend worden op het meisje of afstand

METHODE
- Inductieve methode
o Groot aantal gegeven  wetmatigheid voor alle gegevens
o Grote hoeveelheid bestuderen  1 wet hieruit afleiden
o 1000 zwanen bijna allemaal wit  alle zwanen zijn wit
- Deductieve methode
o Algemeen beginsel  nieuwe besluiten
o Uit 1 algemeen principe leidt ge iets af
o Alle mensen sterven  ik zal dus ook sterven

Ceteris paribus
Als 1 variabele verandert, blijven de overige variabele gelijk
- 15 cds  15 cds
- 100 dvds  100 dvds
- 4 MP3s  100 MPS3s

Micro-,meso-,macro- economie
- Micro  1 huishouding (bedrijf),…
- Meso  een groep gezinnen / overheden
- Macro  alle groepen gezinnen
Inflatie = macro
Audi Brussel = micro
Belgische bieren = meso

Marktmechanisme  centrale planning

Centraal geleide economie (vb in Noord Korea/ Cuba was dit )
- Top-down
- Plan
- Succesvol
- Nadelen ( bevolking leidt hieronder/weinig flexibel/burocratie )
 Een overheidsorgaan dat alles bepaalt meestal voor 5 jaar. Nadruk op kapitaalgoederen, bijna
geen consumptiegoederen. Geen rekening houden met andere. In ontwikkelingslanden zou dit
goed zijn

,Marktmechanisme = vrijemarkt (markt = vraag (consument) en aanbod (producent)
- Markt
- Prijsvorming: prijs heeft 3 functies
o Bepaalt primaire inkomen
o Signaalfunctie ( ransoeneren)
 Vraag en aanbieders
o Schaars goed ( hoge prijs = kwaliteit )
- Individuele consumenten en producten
- Adam Smith: Invisible hand
o Prijs bepaalt alles in een economie  overheid bemoei u niet
- Nadelen
o Geen overheid ?  sommige producten worden te duur voor de consument
o Aantal producten en diensten waar ge geen prijs kunt opplakken (brandweer, politie,..
vrager weet niet wat wat hiervoor te betalen.. )
o Sommige producten die te weinig inkomen verdienen

Gemengde economie
 marktmechanisme + overheidscorrectie
 Collectieve goederen (openbaar vervoer)
o Zorgt dat iedereen dat kan betalen
 Indirecte prijsinterventies ( BTW, Taxen,..)
o Noodzakelijke goederen = 6%
o Zakelijke goederen = 21%
 Directe prijsreglementering (Brood, bejaardentehuis,…)
o Om te beschermen ( consumenten en producten)
 overheid komt tussen indien teveel vrije markt

, H1, CONSUMENTEN
Optimale goederen combinatie
Consumenten bepalen de vraag
Consumenten: inkomen om goederen/diensten te kopen
- Beperkt/onbeperkt?
 Optimale goederen combinatie
 Elke maand kijken ze naar wat ze gaan kopen, en wat ze met de overschot doen
Dit komt door beperkt loon (wel nog veel keus)  optimale goederen combinatie

Afhankelijk van:
- Voorkeur: lust?
- Inkomen (budget): mazarati?
- Prijzen van de goederen en diensten: duur?
 Alles hangt samen
 Als je peren niet lust maar de appelen te duur zijn toch peren eten

VOORKEUR
- Subjectief (mening) – tijdsafhankelijk (jeans is nu in maar binnen 10 jaar niet meer) – gegeven (we
nemen de voorkeur aan)
- Sociologische factoren
- Psychologische factoren
- Wet van het dalend grensnut (= marginaalnut)
 Het nut dat de laatste eenheid toe voegt
o Dorst? Nut eerste cola = 10/10
2de cola= 8/18
3de cola = 5/23
Grensnut/totaal nut
INKOMEN EN PRIJZEN
- Nominaal inkomen
o Geld uitgedrukt in munten eenheden
 Belgische euro’s
- Reële inkomen = koopkracht
o Het inkomen t.o.v de prijzen
 Prijzen stijgen? Kunt ge met het nominaal inkomen minder kopen (reële inkomen)

Prijsvraagcurve
Individuele vraagcurve = 1 consument
 Geeft de relatie tussen prijs en de gevraagde hoeveelheid
- Prijs laag, hoge vraag
- Prijs hoog, lage vraag
Px prijs bepaalt goed
Relatie
Qvx hoeveelheid bepaalt goed

Prijs en hoeveelheid reageren tegengesteld
- Prijs daalt, vraag stijgt
- Prijs stijgt, vraag daalt

De curve is dalend

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmy-maria. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.62. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$16.62
  • (0)
  Add to cart