Samenvatting marktgedrag
H1
Homogeen product = Het maakt de consument niet uit waar ze het moeten het kopen
Waar je het uiteindelijk koopt ligt meestal aan de prijs. Soms ook aan garantie en service.
Die prijs voor een homogeen product word uiteindelijk bepaald door de vraag en aanbod, voorbeeld:
Qv = -2P + 50 Waarom negatief? Omdat bij een hogere
prijs Qv (de vraag) afneemt.
Qa = P – 10 Wat is de minimale prijs die de verkoper
wil hebben? 10 euro, anders verlies.
Je berekent dan de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid:
Stelt Qv en Qa aan elkaar gelijk, uitkomst van P vul je in formules in
Kan je ook grafisch weergeven en geeft dan een duidelijk overzicht
wanneer er een vraag- en aanbodoverschot is.
collectieve vraag en
Een markt waarbij de collectieve vraag en collectieve aanbod de marktprijs bepalen collectieve aanbod
(marktmechanisme/prijsmachinisme) noemen me volledige mededinging: kijk H2 vraag&aanbod
- Veel aanbieders, elke aanbieder heeft een klein deel van de markt en dus geen invloed op de
prijs.
- Veel kopers, de prijs is een gegeven en ontstaat op de markt.
- De producten zijn in de ogen van de consument identiek.
- Er is vrije toetreding en uittreding.
- De markt is transparant Het is doorzichtig, je kunt alles uitzoeken van alle aanbieders
Maximale winst (MO = MK)
Prijs kan de verkoper niet bepalen, aanbod wel
- Waar hangt dit vanaf (kijk figuur 1.2, >>>)
o Figuur A: evenwichtsprijs
o Figuur B: MO
ur B MK
verschil GO-GTK = Winst per product die je maakt
o Figuur C: Maximale winst (MO = MK) kijk ook bij q=30 bij
figuur B en C
Als er winst wordt gemaakt op een markt, zal het aantal aanbieders
toenemen. Dit heeft invloed op de prijs en het aanbod (oranje lijn figuur A2. De prijs wordt namelijk
lager en het aanbod groter, door toename aanbieders.
Bij de bedrijfstakevenwicht stoppen mensen met toetreden als GO=GTK,
vanwege geen winst meer.
, Waardoor kan het aanbod afnemen?
- Stijging kostprijs
o Lonen stijgen harder dan productiviteit
o Overheidsingrepen, bijv. importheffing
Berekening:
Qa = P – 10 extra heffing van 5 euro voor de overheid
Qa = (P – 5) – 10 => Qa = P – 15
Waardoor kan het aanbod toenemen?
- Daling kostprijs
o Toepassing technologische ontwikkelingen efficiëntie neemt toe
o Overheidsingrepen, bijv. subsidie
Berekening:
Qa = 2P – 50 extra subsidie van 10 euro door de overheid
Qa = 2(P + 10) – 50 => Qa = 2P – 30
Waardoor kan de vraag veranderen?
- Besteedbaar inkomen stijgt (gevolg: oranje lijn)
- Populariteit product daalt (gevolg: groene lijn)
- Prijs vergelijkende producten stijgen (gevolg: oranje lijn)
De arbeidsmarkt is een imperfecte markt, dit vanwege het feit dat de
arbeidsmarkt niet voldoet aan alle eisen van volledige mededinging.
Eisen van volledige mededinging:
Veel aanbieders: Ja
Veel kopers: Ja
Producten zijn identiek: Nee
Vrije toetreding en uittreding: Nee Opleiding nodig voor veel banen
Markt is transparant: Nee Geen totaalbeeld van beschikbare banen
TO = MO Bijv. TO = 40Q >> MO = 40
TK = MK Bijv. TK = 1,5Q2 + 3Q + 6 >> MK = 3Q + 3
TW = MW Bijv. TW = 2Q2 + 21 >> MW = 4Q
H2
Monopolie is het tegenovergestelde van volledige mededinging, want bij monopolie heb je maar één
aanbieder en bij volledige mededinging heel veel.
Die ene aanbieder bij een monopolie wordt je door een patent of octrooi (Exclusief recht op een
uitvinding). Meestal krijg je dit van de overheid.
Rede dat overheid dit doet: Ze willen bevorderen dat bedrijven innovatief blijven en dus opzoek gaan
naar vernieuwingen. Uiteindelijk ook een voordeel voor de consument.
H1
Homogeen product = Het maakt de consument niet uit waar ze het moeten het kopen
Waar je het uiteindelijk koopt ligt meestal aan de prijs. Soms ook aan garantie en service.
Die prijs voor een homogeen product word uiteindelijk bepaald door de vraag en aanbod, voorbeeld:
Qv = -2P + 50 Waarom negatief? Omdat bij een hogere
prijs Qv (de vraag) afneemt.
Qa = P – 10 Wat is de minimale prijs die de verkoper
wil hebben? 10 euro, anders verlies.
Je berekent dan de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid:
Stelt Qv en Qa aan elkaar gelijk, uitkomst van P vul je in formules in
Kan je ook grafisch weergeven en geeft dan een duidelijk overzicht
wanneer er een vraag- en aanbodoverschot is.
collectieve vraag en
Een markt waarbij de collectieve vraag en collectieve aanbod de marktprijs bepalen collectieve aanbod
(marktmechanisme/prijsmachinisme) noemen me volledige mededinging: kijk H2 vraag&aanbod
- Veel aanbieders, elke aanbieder heeft een klein deel van de markt en dus geen invloed op de
prijs.
- Veel kopers, de prijs is een gegeven en ontstaat op de markt.
- De producten zijn in de ogen van de consument identiek.
- Er is vrije toetreding en uittreding.
- De markt is transparant Het is doorzichtig, je kunt alles uitzoeken van alle aanbieders
Maximale winst (MO = MK)
Prijs kan de verkoper niet bepalen, aanbod wel
- Waar hangt dit vanaf (kijk figuur 1.2, >>>)
o Figuur A: evenwichtsprijs
o Figuur B: MO
ur B MK
verschil GO-GTK = Winst per product die je maakt
o Figuur C: Maximale winst (MO = MK) kijk ook bij q=30 bij
figuur B en C
Als er winst wordt gemaakt op een markt, zal het aantal aanbieders
toenemen. Dit heeft invloed op de prijs en het aanbod (oranje lijn figuur A2. De prijs wordt namelijk
lager en het aanbod groter, door toename aanbieders.
Bij de bedrijfstakevenwicht stoppen mensen met toetreden als GO=GTK,
vanwege geen winst meer.
, Waardoor kan het aanbod afnemen?
- Stijging kostprijs
o Lonen stijgen harder dan productiviteit
o Overheidsingrepen, bijv. importheffing
Berekening:
Qa = P – 10 extra heffing van 5 euro voor de overheid
Qa = (P – 5) – 10 => Qa = P – 15
Waardoor kan het aanbod toenemen?
- Daling kostprijs
o Toepassing technologische ontwikkelingen efficiëntie neemt toe
o Overheidsingrepen, bijv. subsidie
Berekening:
Qa = 2P – 50 extra subsidie van 10 euro door de overheid
Qa = 2(P + 10) – 50 => Qa = 2P – 30
Waardoor kan de vraag veranderen?
- Besteedbaar inkomen stijgt (gevolg: oranje lijn)
- Populariteit product daalt (gevolg: groene lijn)
- Prijs vergelijkende producten stijgen (gevolg: oranje lijn)
De arbeidsmarkt is een imperfecte markt, dit vanwege het feit dat de
arbeidsmarkt niet voldoet aan alle eisen van volledige mededinging.
Eisen van volledige mededinging:
Veel aanbieders: Ja
Veel kopers: Ja
Producten zijn identiek: Nee
Vrije toetreding en uittreding: Nee Opleiding nodig voor veel banen
Markt is transparant: Nee Geen totaalbeeld van beschikbare banen
TO = MO Bijv. TO = 40Q >> MO = 40
TK = MK Bijv. TK = 1,5Q2 + 3Q + 6 >> MK = 3Q + 3
TW = MW Bijv. TW = 2Q2 + 21 >> MW = 4Q
H2
Monopolie is het tegenovergestelde van volledige mededinging, want bij monopolie heb je maar één
aanbieder en bij volledige mededinging heel veel.
Die ene aanbieder bij een monopolie wordt je door een patent of octrooi (Exclusief recht op een
uitvinding). Meestal krijg je dit van de overheid.
Rede dat overheid dit doet: Ze willen bevorderen dat bedrijven innovatief blijven en dus opzoek gaan
naar vernieuwingen. Uiteindelijk ook een voordeel voor de consument.