In dit document staan alle in de les behandelde arresten van het HvJEU met bijhorende omschrijving. Het omvat de arresten zoals opgenomen in de cursus, het leesdossier en de powerpoints.
Ik behaalde een 17/20 voor Europees recht in eerste zit!
ERTA-zaak: doctrine van de impliciete bevoegdheden. Indien een louter tekstuele
interpretatie van de Verdragen zou leiden tot de conclusie dat er geen bevoegdheid is
overgedragen aan de EU, omdat die bevoegdheid niet expliciet is toegewezen aan de Unie,
kan via een teleologische interpretatie alsnog een bevoegdheid geïdentificeerd worden. In
casu ging het over de vraag of de EG de bevoegdheid had om internationale akkoorden te
sluiten betreffende transport. De Verdragen voorzagen enkel in een bevoegdheid om binnen
de EEG zelf maatregelen te nemen. Het HvJEU oordeelde dat de bevoegdheid om
internationale akkoorden te sluiten niet alleen voortvloeit uit een expliciete
bevoegdheidstoekenning in het Verdrag, maar ook kan voortkomen uit andere
verdragsbepalingen en uit handelingen die door de instellingen van de Gemeenschap waren
verricht.
Pringle-zaak:
- art. 136, 3e lid VWEU: vereenvoudigde herzieningsprocedure (art. 48, 6e lid VEU) voldeed
in casu aan alle voorwaarden.
- Uit de no-bailout clausule van artikel 125 VWEU volgt niet dat élke financiële bijstand aan
een LS in welke vorm dan ook verboden is. LS’en moeten onderworpen blijven aan de
marktlogica bij het aangaan van hun schulden omdat dit hen de nodige begrotingsdiscipline
oplegt. Financiële bijstand kan indien voldaan is aan 3 voorwaarden: (1) de LS is zelf
verantwoordelijk voor zijn schulden t.a.v. SE’s; (2) steunverlening moet aan een strikte
conditionaliteit onderworpen worden; (3) steun moet noodzakelijk zijn voor de financiële
stabiliteit van de eurozone.
Isoglucose-arrest en Chernobyl-arrest: tonen aan dat het HvJEU in het verleden in inter-
instiutionele conflicten vaak koos voor die interpretatie van de Verdragen die de positie van
het EP versterkte tegenover de (toenmalige) sterkere positie van de Raad.
Isoglucose: De Raad moet alles in het werk stellen om het EP toe te laten een advies te geven,
zo niet is de handeling aangetast door een wezenlijk vormgebrek. De Raad kan dus niet
zomaar de EP uitnodigen een advies te geven zonder dit advies af te wachten alvorens een
handeling aan te nemen. Het Hof steunde haar redening op het idee van een institutioneel
evenwicht, waarin een democratische intentie van de Verdragsauteurs werd gevonden, om de
formeel zwakkere positie van het EP te versterken.
Chernobyl: een anulatieberoep gericht op de vrijwaring van zijn prerogatieven is
ontvankelijk, hoewel het EP bij de redactie van het litigieuze artikel geen mogelijkheid had
een beroep in te stellen.
Arrest Rosneft: in casu achtte het zich bevoegd prejucidiële vragen m.b.t. GBVB-
handelingen van nationale rechters te beantwoorden. De uitspraak werd gegrond op de
effectiviteit van de rechterlijke bescherming.
1
,Zaak Melki en Abdeli: identiteitscontroles mogen nooit hetzelfde effect hebben als
grenscontroles. In casu waren er identiteitscontroles dicht van de landsgrens en ongeacht het
gedrag van de betrokkenen en los van omstandigheden, waaruit een ernstig risico op
aantasting van de openbare orde bleek.
Arrest Akerberg: Handvest van de Grondrechten is van toepassing in alle gevallen waarin
een nationale regeling binnen de werkingssfeer van het EU-recht valt. In casu had de heer
Akerberg onjuiste informatie over zijn belastingaangiftes verstrekt. Er werd hem een
bestuurlijke boete opgelegd en het OM dagvaarde de man voor een gevangenisstraf. De
Zweedse strafrechter vroeg of dit strijdig was met het ne bis in idem beginsel zoals neergelegd
in het Handvest. Het Hof oordeelde van wel, hoewel de Zweedse wetgeving niet rechtstreeks
op grond van een EU-RL was aangenomen, aangezien de nationale maatregelen tegen
belastingfraude binnen de toepassingssfeer van de BTW-RL en de plicht van de LS’en om de
financiële belangen van de EU te garanderen, vallen.
Arresten Bauer en Shimizu: grondrechten kunnen toepassing vinden in horizontale situaties.
Het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon, zoals neergelegd in art. 31, lid 2
Handvest houdt naar zijn aard zelf de verplichting in voor de werkgever om deze jaarlijkse
vakantie te verlenen. Het artikel is m.a.w. zowel voldoende dwingend als onvoorwaardelijk
van aard en behoeft geen verdere concretisering om in een geding tussen particulieren (in casu
WN-WG) te gelden.
Arrest Melloni: LS’en mogen geen hogere grondrechtenbescherming hanteren wanneer
handelingen van EU-R in overeenstemming zijn met het Handvest. In casu verzette Melloni
zich tegen een EAB die voorzag in de uitlevering naar Italië, aangezien hij niet persoonlijk bij
de oorspronkelijke veroordeling aanwezig was. Het HvJEU oordeelde dat het recht van een
verdachte om bij de behandeling van zijn strafzaak persoonlijk aanwezig te zijn niet absoluut
is. Er is dan ook geen sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces als de
verdachte op de hoogte is gebracht voor het tijdstip en de plaats van zijn zaak of is verdedigd
door een raadsman.
Arrest Associação Sindical dos Juízes Portugueses (Portugese rechterszaak):
• Feiten: in Portugal was er een tijdelijke, algemene loonsverlaging in de publieke sector
om het buitensporige Portugese begrotingstekort terug te dringen. Portugal was hiertoe
door de EU verplicht, wou het financiële bijstand van de Unie ontvangen. Dit treft ook
rechters.
• Hof: Het naleven van de fundamantele waarden van de EU is van groot belang gezien het
onderling vertrouwen tussen de LS’en en hun rechterlijke instanties gebaseerd is op de
premisse dat de EU-LS’en een reeks gemeenschappelijke waarden (art. 2 VEU) delen. Het
rechterlijk toezicht op de eerbiediging van de EU-rechtsorde, zoals de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht is niet alleen toevertrouwd aan het HvJEU maar ook aan de
nationale rechters. Een lidstaat die de beginselen voortvloeiend uit de rechtsstaat, zoals het
2
, beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijk macht, niet naleeft kan dan ook het
voorwerp uitmaken van een inbreukprocedure.
Zaak Commissie/Polen (C-619/18)
• Feiten: maatregelen waardoor de pensioenleeftijd van de rechters in het
Hooggerechtshof werden verlaagd + discretionaire macht voor de Poolse President om
de ambtstermijn na de pensioenleeftijd te verlengen
• EC: “inbreuk op het rechtsstaatbeginsel zoals vervat in artikel 19, lid 1, alinea 2 VEU”
• Hof: Republiek Polen is de verplichtingen niet nagekomen die krachtens artikel 2
VEU j° artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU op haar rusten. De Commissie kan
m.a.w. op basis van een vermeende schending van het rechtstaatbeginsel zoals vervat
in deze artikelen een inbreukprocedure tegen een lidstaat starten.
Zaak Europees Parlement/Raad (C-48/14): de keuze van de juiste rechtsgrondslag, die de
concrete besluitvormingsprocedure voorschrijft, bepaalt ook hoe de verhoudingen liggen
tussen de EU-instellingen. In casu oordeelde het HvJEU, dat naar het doel en de inhoud van
de EU-handeling kijkt, dat de litigieuze richtlijn zowel binnen het EURATOM Verdrag als
het VWEU kon vallen, maar dat de bepaling ingeroepen door de Raad (EURATOM) een
specifiekere bepaling was dan het VWEU zoals ingeroepen door het EP. Het Hof oordeelde
dus op basis van de lex specialis regel in het voordeel van de Raad.
De Kabeljauwzaak: sinds het Verdrag van Lissabon is de medebeslissingsprocedure (de
gewone wetgevingsprocedure waarbij het EP en de Raad het eens moeten zijn over het
voorstel van de COM en waarbij het EP het laatste woord heeft – art. 294 VWEU) van
toepassing op het visserijbeleid. In casu had de COM een voorstel gedaan op basis van art. 43,
2e lid VWEU om aanpassingen door te voeren aan de kabeljauwbestanden. Deze rechtsbasis
voorziet in een beslissende rol voor het EP. De Raad wijzigde de rechtsbasis echter naar art.
43, 3e lid VWEU, dat het EP uitsluit van de besluitvormingsprocedure. Het Hof van Justitie
volgde de Raad hierin niet en voerde bijgevolg een verdere democratisering door door de
prerogatieven het EP te beschermen tegen een ondermijning ervan door de Raad.
3
, AUTONOME RECHTSORDE
Arrest Van Gend en Loos
Prejudiciële vragen over directe werking vallen onder de bevoegdheid van het HvJEU –
grondslag voor directe werking van het EG-Verdrag
a) Feiten
Nederlandse transportfirma wordt geconfronteerd met hogere importtarieven in Nederland –
In strijd met Artikel 12 EEG-Verdrag (thans artikel 30 VWEU)? – Kunnen particulieren
rechtstreeks rechten putten uit EU-recht? Wat is de doorwerking van de Verdragen in de
nationale rechtsordes?
b) Hof van Justitie
A. Verweer: directe werking is een nationaalrechtelijk probleem
Vanwege de mogelijke grote gevolgen, kwamen een aantal Lidstaten (waaronder België
en Duitsland) tussen in de procedure. Zij voerden aan dat de vraag of het EEG-Verdrag
directe werking heeft, een vraag van Nederlands grondwettelijk recht is. Ook de advocaat-
generaal schreef in zijn conclusie dat het een nationale kwestie betreft. Immers, het EEG-
verdrag zelf zweeg over de doorwerking. Aangezien de staten daarover niets hebben
ingeschreven, moet gekeken worden naar de hoogste nationale norm (in casu de
Nederlandse Grondwet). Indien het inderdaad een nationale kwestie betreft, dan kan het
HvJ geen kennis nemen van de prejudiciële vraag wegens onbevoegdheid. Probleem: het
grondwettelijk recht van de LS’en kan sterk veschillen waardoor er van een éénvormige
doorwerking geen sprake kan zijn. Staat dus haaks op de EU-integratie.
B. EG-Verdrag leent zich tot directe werking
Het Hof verwierp deze argumenten radicaal. Het gaf aan dat vragen over directe werking
eigenlijk vragen van interpretatie van EG-recht betreffen, waarvoor het HvJEU bevoegd
is.
Uit de geest, het inhoud en de bewoordingen van het Verdrag leidt het HvJEU af dat de
LS’en door het sluiten van de Verdragen een deel van hun soevereiniteit hebben
overgedragen en zo een autonome en eigen rechtsorde hebben gecreëerd. De Verdragen
zijn dus totaal verschillend van een traditioneel volkenrechtelijk verdrag. Het Hof leidt
daaruit dus af dat het Verdrag zich leent tot directe werking. De Nederlandse Grondwet
moet dus niet toegepast worden. (Daarmee was nog niets gezegd over de directe werking van art. 12
EEG-Verdrag).
C. Voorwaarden voor directe werking van een Verdragsbepaling
De volgende vraag betrof de eigenlijke directe werking van art. 12 EEG.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LisaaX. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.83. You're not tied to anything after your purchase.