100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Werkgroep 4: Vaste inrichtingen $3.20
Add to cart

Class notes

Werkgroep 4: Vaste inrichtingen

5 reviews
 315 views  14 purchases
  • Course
  • Institution

Zeer uitgebreide uitwerkingen van de week over Transfer Pricing en Vaste inrichtingen. Gegeven door Franklin Hundscheid.

Last document update: 9 year ago

Preview 5 out of 20  pages

  • October 14, 2015
  • October 16, 2015
  • 20
  • 2015/2016
  • Class notes
  • Unknown
  • Werkgroep

5  reviews

review-writer-avatar

By: ricklucas • 5 year ago

review-writer-avatar

By: Karel95 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: mvanmulken • 6 year ago

review-writer-avatar

By: Davidvanswol • 7 year ago

review-writer-avatar

By: meganpunselie • 9 year ago

avatar-seller
Week 4: Vaste inrichtingen

Literatuur
- C. van Raad, Studenteneditie 2015-2016 Cursus Belastingrecht (Internationaal
Belastingrecht): onderdelen 3.2.4.C, 3.4.2, Bijlage 1, 7.2.0 en 7.2.1 en Bijlage 3, 3.0.0 t/m
3.0.2.B.a (Vpb), 3.0.2.C t/m 3.0.5 (Vpb));
- Besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457 M, Staatscourant 27 januari 2011, nr. 1375
Winstallocatie aan vaste inrichtingen. Besluit over toepassing nieuw OESO-beleid onder
bestaande verdragen. VN 2011/9.12;
- Fiscaal Verdragsbeleid, VN 2011.12, par. 2.6;
- F.P.G. Pötgens, A.J.A. Stevens, Winstallocatie vaste inrichtingen (1), NTFR Beschouwingen
2011 nr.5;
- F.P.G. Pötgens, A.J.A. Stevens, Winstallocatie vaste inrichtingen (2), NTFR Beschouwingen
2011 nr.6;
- OECD Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations:
Hoofdstuk 6 en 7.
- Van de volgende rapporten zal op het college worden aangegeven welke onderdelen tot de
stof behoren;
o OECD Revised discussion draft on BEPS action 7: preventing the artificial avoidance of
the PE status van 15 mei 2015;
o OECD guidance on Transfer Pricing aspects of intangibles, action 8: 2014 deliverable
of the OECD/ G20 BEPS Project.

Jurisprudentie
- HR 25 november 2005, BNB 2007/117
- HR 5 december 2003, BNB 2004/139
- HR 20 december 2002, BNB 2003/246
- HR 28 juni 2002, BNB 2002/343
- HR 9 december 1998, BNB 1999/267
- HR 7 mei 1997, BNB 1997/264
- HR 7 mei 1997, BNB 1997/263
- HR 30 maart 1983, BNB 1992/160
- HR 8 november 1989, BNB 1990/36

,Vraag 1
De Fashion Group is een modehuis in het hogere marktsegment en verkoopt kleding van het bekende
merk ‘XXX’. Medewerkers van Fashion B.V. in Nederland ontwerpen de kleding en de collectie en
verrichten alle ‘brand management’ en (internationale) marketing activiteiten. De Poolse
vennootschap Fashion Poland Sp. z o.o. produceert de kleding op basis van instructies van de directie
van Fashion B.V. in Nederland. Respectievelijk de helft en een kwart van de merkkleding wordt
vervolgens aan consumenten verkocht in Nederland en België in eigen winkels van Fashion B.V. Het
Poolse verkoopteam van Fashion B.V. verkoopt de resterende kwart van de merkkleding aan
detailhandels in Polen. De directie in Nederland bepaalt alle verkoopprijzen en kortingen.

De commerciële winst- en verliesrekening van Fashion Poland Sp. z o.o. en Fashion B.V. zien er als
volgt uit:




Er is geen transfer pricing documentatie beschikbaar.

Gevraagd:
a. Welke transfer pricing risico’s identificeert u voor de Fashion Group? Geef alle relevante
bepalingen.

Binnen de groep hebben we hoofdhuis Fashion BV1, producent Fashion Poland Sp. z o.o. (hierna:
Fashion Poland) en als distributeur kunnen aangewezen worden de eigen winkels van Fashion BV in
Nederland en België. De niet-gelieerde distributeurs bevinden zich in de detailhandels in Polen.

Stap 1. Functionele analyse
Achtergrond informatie is gegeven in de casus. We begeven ons in de modemarkt. Aan de hand van
de gegevens beredeneren we het functie- en risicoprofiel:
• Fashion BV als hoofdhuis de kleding en de collectie (design) ontwerpt en alle ‘brand
management’ en (internationale) marketing activiteiten verricht. Zij dragen een groot risico,
daar de consumenten de kleding kopen voor het design en merknaam XXX (key value
drivers). We verwachten bij de ondernemer een restwinst.
• Fashion Poland produceert de kleding op basis van instructies van de directie van Fashion BV
in Nederland. Gesteld kan aldus worden dat Fashion Poland slechts de
routineproductieactiviteiten verricht. De Poolse vennootschap loopt aldus een relatief laag
risico (een eventueel voorraadrisico), waarbij we een lage, maar stabiele winst verwachten.

1
In het algemeen verricht een head office company: management & administrative support, Management
Information Systems functions, financing, foreign exchange management, advertising & promotion, R&D,
design. Dit komt overeen met hetgeen Fashion BV verricht.

, • De winkels in Nederland en België van Fashion BV verkopen de producten vervolgens door
aan consumenten en hebben dus de rol van distributeur binnen de groep. Zij verrichten
routinedistributie- en verkoopactiviteiten. Dit is eveneens een relatief laag risico, waarbij we
een lage, maar stabiele winst verwachten.

TP-risico Nederland: omkering van de bewijslast
Fashion BV loopt in Nederland, doordat er geen transfer pricing documentatie beschikbaar is, het
risico op omkering van de bewijslast. Als belastingplichtige moet je in dat geval zélf aantonen dat de
gebruikte verrekenprijzen juist zijn geweest. In artikel 8b, lid 3 Wet Vpb is immers de
documentatieverplichting met betrekking tot verrekenprijzen opgenomen. We lezen:

De in het eerste en tweede lid bedoelde lichamen nemen in hun
administratie gegevens op waaruit blijkt op welke wijze de in
dat lid bedoelde verrekenprijzen tot stand zijn gekomen en
waaruit kan worden opgemaakt of er met betrekking tot de
totstandgekomen verrekenprijzen sprake is van voorwaarden die
in het economische verkeer door onafhankelijke partijen
zouden zijn overeengekomen.


Master file/local file
In casu is de geconsolideerde omzet € 150 miljoen. De geconsolideerde omzet is wat er
daadwerkelijk wordt verkocht aan derden. De intercompany transactie van Fashion Poland aan
Fashion BV (die immers inkoopt voor de eigen winkels) elimineer je: € 250 miljoen - € 100 miljoen.
Voor een groepsentiteit van een multinationale groep die belastingplichtig is in Nederland met een
geconsolideerde groepsopbrengst vanaf € 50 miljoen geldt dat er vanaf 2016 een groepsdossier
(master file) en een lokaal dossier (local file) moet worden opgesteld.

In dit geval moet Fashion BV aldus een groeps- en lokaal dossier opstellen. Doet Fashion BV dit niet,
dan lopen ze het risico op omkering van de bewijslast.

TP-risico Nederland: lage winst bij Fashion BV
Gelet op het feit dat Fashion BV een hoog functie- en risicoprofiel heeft, is het vreemd dat Fashion
Poland als routineproducent een resultaat na belastingen heeft van € 16.200.000, terwijl Fashion BV
slechts een resultaat na belastingen van € 6.750.000 realiseert. Dit kan betekenen dat Fashion BV te
weinig winst heeft verkregen, terwijl hij daar gelet op zijn functie- en risicoprofiel wel recht op had
gehad.

Motief hiervoor zal zijn geweest de lagere belasting in Polen. Als we kijken naar het resultaat voor
belastingen van Polen, te weten: €20.000.000 en het resultaat voor belastingen van Fashion BV, te
weten: €9.000.000, dan is het frappant te zien dat de winstbelastingen verbazingwekkend dicht bij
elkaar liggen. (In Polen berekenen we een belasting van 19%, terwijl deze in Nederland 25% is.)

Omdat er te weinig winst in Nederland is behaald, zal Fashion BV het risico lopen dat de inspecteur
zal navorderen op grond van artikel 8b Wet Vpb jo artikel 16 AWR en/of een boete zal opleggen ex
artikel 67d en 67e AWR. De boete is maximaal 100%.

,Op grond van stap 1 zal Nederland aldus op grond van artikel 8b Wet Vpb willen heffen over de
zakelijke winst. In alle gevallen dienen we echter ook nog te kijken in stap 2, te weten: het verdrag.
Het verdrag zal echter geen verandering in de situatie brengen, daar artikel 9 van het verdrag veelal
hetzelfde zegt als artikel 8b Wet Vpb.

Gevolg: dubbele heffing
Nu wordt de winst die reeds belast is in Polen, door middel van een navorderingsaanslag ook in
Nederland belast. Om dit te voorkomen kunnen allereerst de nationale middelen worden uitgeput.
Vervolgens kunnen Polen en Nederland in onderling overleg treden op grond van artikel 26 verdrag
NL-Polen. Tot slot is er nog EU-Arbitrage. Het doel van het Arbitrageverdrag is specifiek om dubbele
belastingheffing weg te nemen wanneer fiscale autoriteiten de winst van gelieerde vennootschappen
corrigeren omdat transacties niet at arms length hebben plaatsgevonden.

TP-risico: vaste inrichting
Door het verkoopteam in Polen van de Nederlandse Fashion BV loopt Nederland het risico dat op
grond van artikel 5, lid 5 OESO-MV dit wordt gezien als een vaste inrichting. Nederland moet in dat
geval voorkoming verlenen. Dit komt terug in opgave 1.b.

b. Welke Nederlandse fiscale gevolgen hebben de genoemde feiten en omstandigheden? Geef alle
relevante bepalingen. Geef hierbij ook gemotiveerd aan welke verrekenprijsmethode(s) toegepast
kunnen worden en geef de formule van deze verrekenprijsmethode(s). Geef alle relevante
bepalingen.

Wat is de situatie?
Fashion Verkoop- externe
Polen team

Polen


Fashion
VI
BV

Nederland



VI
België

We zien vanuit Fashion BV (Nederland) veel verschillende pijlen alle kanten opgaan. Allereerst
stellen we vast of Nederland wil heffen. Vervolgens controleren we door middel van het verdrag in
welke gevallen Nederland ook daadwerkelijk mág heffen.

Stap 1: Wil Nederland heffen? (nationale wet)
Fashion BV is binnenlands belastingplichtig op grond van artikel 2, lid 1, onder a Wet Vpb. Nederland
zal Fashion BV aldus voor de gehele wereldwinst in de belastingheffing willen betrekken ex artikel 7,
artikel 8 Wet Vpb jo artikel 3.8 Wet IB.

, Voor de transactie tussen Fashion BV en Fashion Polen is relevant artikel 8b Wet Vpb. Op grond
daarvan dient de (onder opgave 1.a onzakelijke) winst te worden verzakelijkt. Vervolgens de
transacties ten aanzien van de vaste inrichtingen in België en Polen. Aldaar wordt de objectvrijstelling
van artikel 15e Wet Vpb toegepast. Het tarief is tot slot opgenomen in artikel 22 Wet Vpb.

Stap 2: Mag Nederland heffen? (verdrag)

Transactie met Fashion Polen
Allereerst kijken we naar de transactie tussen de Poolse producent en Fashion BV. Wordt Nederland
beperkt in het heffingsrecht ten aanzien van deze transactie? Dit is op grond van artikel 9 van het
verdrag NL-Polen niet het geval. We lezen immers:

[…] en in het ene of in het andere geval tussen de beide
ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële
betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd,
die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen
tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die
een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben
behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft
behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming
en dienovereenkomstig worden belast.


Artikel 9 van het verdrag volgt artikel 8b Wet Vpb. Alle winst die Fashion BV zou hebben behaald,
was de transactie zakelijk geweest, mag in Nederland worden belast.

Verrekenprijsmethoden
Om de zakelijke winst te bepalen, kijken we allereerst wederom naar het functie- en risicoprofiel. In
onze casus is er sprake van een Poolse routineproducent met laag functie- en risicoprofiel. Voor de
routineproducent gebruiken we in dit geval:
- Cost plus methode;
- TNMM: Net Cost Plus margin.

Cost plus methode (relevante bepaling: par. 2.39-2.40)
De te gebruiken formule is:
Cost plus mark − up (%) = . Ingevuld met de gegevens van Fashion Polen is dit:
(!"#$)
€ 40 mio / € 60 mio = 66,7%. Dit is naar alle waarschijnlijkheid veel te hoog, en dient gecorrigeerd te
worden.

TNMM (relevante bepaling: par. 2.58)
De te gebruiken formule is:
+ , -- . ,- / (0123)
Net Cost Plus margin (%) = . Ingevuld met de gegevens van
-, (!"#$4"506)
Fashion Polen is dit: € 20 mio / € 80 mio = 25%. Een dergelijk percentage zal eveneens veel te hoog
zijn voor een routineproducent als Fashion Polen. Ook dit dient gecorrigeerd te worden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AmbertjeToorn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.20  14x  sold
  • (5)
Add to cart
Added