In dit document zit de volledige cursus samengevat van wereldoriëntatie. Hoofdstuk twee gaat over verschillende kaarten die je zelf moet invullen en moet kennen voor het examen, ook deze zitten in de samenvatting. Ook de bijhorende PowerPoints en extra documenten zitten samengevat in dit document.
Hoofdstuk 1 : Kaart en oriëntatie :
Cartografie1 :
Inleiding :
Wat zijn de elementen van een kaart? Gradennet, legende en schaal
Wat is een kaart? :
= Verkleinde (de schaal) en vereenvoudigde weergave van één of meer ruimtelijke aspecten
op een plat vlak (het kaartblad) waarbij men gebruik maakt van symbolen (de legende).
Wat is er altijd aangeduid op een kaart? Noorden
Kaart Tweedimensionale voorstelling aardoppervlak
Verkregen door projectie van gebogen aardoppervlak op plat vlak
Kaartafbeeldingen, eigenschappen en vervormingen :
Elke kaart is anders Nooit 100% correct
Belgen zijn goed in kaarten maken
→ Vroeger met de boottochten
→ Nu ook, een professor (Zie cursus p11)
Elementen van de kaart :
Het gradennet2 :
→ Gebruikt voor de plaatsbepaling op de aarde
Plaatsbepaling van een punt op aarde, geografische coördinaten :
Coördinaten Bepalen exacte locatie
De schaal :
Hoe drukt de schaal zich uit? Altijd zelfde eenheid
→ 1 : 16 000 000
→ 1 cm : 16 000 000 cm Welke schalen bestaan er?
→ Breukschaal en lijnschaal
Gemakkelijker voor in het lager
1
= Wetenschap die bestudeert verschijnselen van het aardoppervlak om het op een kaart te weergeven
2
= Net van meridianen (lengtecirkels) en parallellen (breedtecirkels)
1
,Lijnschaal omzetten in breukschaal en hoe zou je les over de kaartschaal er uit zien (examen)?
→ 1 cm = 10 km
→ 1 cm = 10 000 m
→ 1 cm = 1 000 000
→ 1 : 1 000 000
Lesschema kaartschaal (2e graad) :
→ Fase 1 : Twee foto’s aan het bord hangen. De eerste foto is mijn nonkel die graag klimt in
de bergen en de tweede mijn pasgeboren nichtje. Wie van de twee is het
grootste in het echt (op de afbeelding is het de baby). De leerkracht meet en de
nonkel is 15cm en de baby is 35cm. De kinderen zeggen dat het verkleind is.
Kaartschaal gaat over verkleinen. Ze moeten uitzoeken hoe groot ze in het echt
zijn.
→ Fase 2 : De leerkracht maat een tabel (zie hieronder). Ze vroeg aan een leerling om een
map aan het bord te tekenen (kan je gewoon overtekenen). Ze zet de waarden in
de tabel. Vervolgens moest een leerling een deur tekenen aan het bord. Ze
meten dus deur op (ongeveer 2m op 1m). Het bord is natuurlijk kleiner dus dan
breng je het op de helft ongeveer 1m op 0.50m. De klas is 5m op 5m, deze ga je
ook verkleinen om op het bord te passen. Je neemt een touw met knopen om de
speelplaats te meten. Zo kan je zien hoe groot de speelplaats is, dit is 50m op 50.
De leerkracht zegt vervolgens dat we de schaal gemaakt hebben van iets en
voegt deze tabel toe aan het bord.
→ Fase 3 : De leerkracht heeft een aantal dozen mee. Daarin zaten dingen die op schaal zijn
uit hun eigen leefwereld (speelgoed). Ze gaan in groepjes het speelgoed meten
en het werkblaadje invullen.
→ Fase 4 : Nadenken over verschillende kaarten op schaal. Dan gebruik je kaarten van uit
pretparken.
Wat op tekening 1dm meet Meet m in werkelijkheid … dm Schaal
map 1 1 1:1
deur 1 2 1:2
klas 1 5 1:5
Speelplaats 1 50 1:50
De legende3 :
Hoe breng je dit aan in de eerste graad?
• Les 1 : Leerwandeling winkels met plan :
→ Eerste keer dat kinderen met een kaart gaan werken dus dat moet duidelijk
zijn. Je moet een zebrapad aanduiden, de school, de bomen. Je tekent alles
er mooi op. Het is een herkenbare kaart. Je ziet een bakker en je stelt er
vragen over. Je neemt een blad mee als leerkracht om te noteren of zoals nu
het plan. Je gaat naar de slager, fietsenwinkel, … Je voert steeds eerst een
gesprek. Ze moeten de winkels dan aanduiden op het (zelfgemaakte) plan.
3
= Lijst van verklarende tekens en symbolen
2
, • Les 2 : In de klas :
→ Fase 1 : Je grijpt terug naar de wandeling en stelt weer vragen. Je neemt
materiaal mee dat bij de winkels paste.
→ Fase 2 : Woordstroken op plan. Je neemt een woordstrook met ‘bakker’,
‘slager’, ‘fietsenwinkel’ en ‘kapper’. Je geeft een kind een
woordstrook en zij moeten dit op het plan plakken. Woordstroken is
geen goed idee omdat dit heel het plan overlapt. Je neemt
symbolen. Voor de bakker neem je bijvoorbeeld een pistolet en dan
plaats je afbeelding op het plan.
→ Fase 3 : Iedereen een eigen plan geven met symbolen. Dat gaat niet dus ga je
werken met kleuren. Je geeft alles een bolletje en dan ga je op het
plan dit kleuren.
→ Fase 4 : Terug werken met verschillende kaartjes zoals van pretparken.
Indeling van kaarten :
Basiskaarten :
Welke kaarten zijn dit?
• Plattegronden
• Topografische kaarten : Zoveel mogelijke zichtbare elementen aanwezig
• Thematische kaarten : Geen één thema weer (Bv. Reliëf)
Oriënteren :
Wat is oriënteren? :
Je plaats bepalen tegenover de windstreken
Bepalen in welke richting je staat
Hoe zit dat bij kaarten?
→ Bovenzijde naar het noorden georiënteerd is
→ Steeds noorden, oosten, zuiden en westen gebruiken
→ Enkel de afkortingen van de windstreken worden met hoofdletter geschreven
Hoe zit dat als je leert over oriënteren?
→ Windrichtingen hangen omhoog, maar werken enkel goed in het midden van de klas
→ Geef ieder kind een eigen windroos
Het geografische en magnetische noorden :
Aardas Snijdt in het noorden (Geografische Noorden)
Wat als we met ons kompas naar het noorden wijzen?
→ Wijst naar magnetische noorden (Ligt 6 graden van het geografische)
3
, Hoe kan je je oriënteren? :
De zon :
Ochtend Middag Avond
Zon in oosten Zon in zuiden Zon in westen
Klopt het opkomen en ondergaan helemaal?
→ Klopt maar op twee dagen exact (21 maart en 21 september)
→ Als het in het noordelijk halfrond zomer is
Verschuift zon richting Kreeftskeerkring Opkomen : NO
Ondergaan : NW
→ Als het in het noordelijk halfrond winter is
Verschuift ze richting Steenbokskeerkring Opkomen : ZO
Ondergaan : ZW
Hoe zit het op het zuidelijk halfrond?
Ochtend Middag Avond
Zon in oosten Zon in noorden Zon in westen
Uurwerk (met wijzers) en de zon :
Je let enkel op de kleine wijze en richt die naar de zon. Het middaguur in de winter valt bij
ons om 13u (GMT+1) en in de zomer om 14u (GMT+2). Het midden tussen het uur dat het
is op dat moment en het middaguur, dan wijs je exact richting het zuiden.
Geocaching :
Wat is het? :
Spel waarbij zaken verstopt worden en jij moet ze zoeken door een GPS-toestel. Vaak een
doosje met hebbedingetjes. Je mag er één uithalen en er iets bijleggen en dan weer
verstoppen. Heel uitdagend voor de kinderen.
Didactische mogelijkheden :
Lezen p24-25
Reliëf op kaart :
Wat is reliëf4? :
Wat zijn de 4H’s?
• Hoogte
• Hoogteverschil tussen twee punten
• Helling : Variëren van zacht naar stijl of omgekeerd
• Horizon : Horizontaal, golvend of hoekig
4
= Verschillen in hoogtes
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FemmieBaeyens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.16. You're not tied to anything after your purchase.