60 vragen+antwoorden jaar 1 HBO-Rechten Inholland Verbintenissenrecht. 60 vragen met gemarkeerde antwoorden en 60 blanco vragen om mee te oefenen. Ik heb het vak zelf afgesloten met een 9. Stuur gerust een berichtje bij vragen!
,1. Francisca vermaakt bij testament een onroerende zaak aan haar achternicht Bella.
Wat voor soort rechtshandeling is dit?
- Een meerzijdige rechtshandeling
- Een eenzijdige gerichte rechtshandeling
- Een eenzijdige ongerichte rechtshandeling
- Een eenzijdige rechtshandeling zonder rechtsgevolg
2. Welk van de onderstaande combinatie van artikelen geeft een goed voorbeeld van
de gelaagde structuur van het BW?
- Art 2:95 BW jo art. 5:35 BW
- Art 3:2a BW jo art 6:169 BW
- Art. 6:170 BW jo art 7:660 BW
- Art 7:1 BW jo art. 6:27 BW
3. Welk van onderstaande situaties geeft de schadestaatprocedure weer?
- A veroorzaakt een ongeluk waarbij B schade oploopt, B moet stellen en bewijzen dat
hij schade heeft van het ongeval
- A pleegt een wanprestatie waarbij B schade oploopt. B moet in een proces
vaststellen dat A aansprakelijk is voor de schade
- A pleegt naast wanprestatie ook een onrechtmatige daad jegens B. In een procedure
wordt vastgesteld wat de toerekenbaarheid van A is voor welke daad.
- A mishandelt B. Het staat vast dat A aansprakelijk is. In een apart proces kan de
hoogte van de schade van B worden vastgesteld
4. A (wonende te Limburg) wil naar Uden of Oss verhuizen, maar het is niet zeker of A
daar een baan kan krijgen. In een koopovereenkomst voor een woning laat A een
voorwaarde in de overeenkomst opnemen.
Welk van onderstaande voorwaarden is een opschortende voorwaarde?
- Op het moment dat A het huis in Oss koopt, heeft A de baan in Uden niet
- A koopt het huis of Uden of Oss indien A de baan in Uden krijgt.
- Pas als A de baan in Uden krijgt, koopt A het huis in Uden
- A koopt het huis in Uden niet als A de baan in Uden niet krijgt
5. In welk van de onderstaande artikelen wordt een rechtsvermoeden uitgesproken?
- Art. 6:248 BW
- Art 1:234 BW
- Art. 6:236 BW
- Art 1:387 BW
6. Op 4 april 2020 doet A een schriftelijk en voldoende bepaald aanbod voor de koop
à 1700 euro van een auto. A heeft bepaald dat de verkoper uitsluitend schriftelijk
kan reageren en dat deze reactie uiterlijk op maandag, 13 april 2020 bij A binnen
moeten zijn. B reageert per brief. Op maandag wordt echter sinds een jaar en dag
geen post bezorgd. De brief wordt op dinsdag 14 april 2020 bezorgd. A heeft de
auto dan al aan een ander verkocht.
Is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen A en B?
- Ja, de mededeling houdende aanvaarding is verzonden door B dus A kan het aanbod
niet meer herroepen
- Nee, A heeft de aanvaarding van B pas ontvangen nadat aanbod al was vervallen. De
te late aanvaarding is te wijten aan B.
,- Ja, het is immers niet aan B te wijten dat A de mededeling van B niet heeft ontvangen
- Nee, de brief van B moet als een aanbod worden gezien die door A nog moet worden
aanvaard.
7. Stelling I: Bij onvoorziene omstandigheden gaat het om omstandigheden waarin de
overeenkomst voorziet, om omstandigheden die op het moment van de
overeenkomst bestonden, maar partijen geen rekening mee hoefden te houden.
Stelling II: Een overeenkomst heeft niet alleen de rechtgevolgen die partijen zijn
overeengekomen, maar ook die welke uit de wet, de gewoonte en de redelijkheid
en billijkheid voortvloeien.
- Stelling I is onjuist, stelling II is juist
- Beide stellingen zijn juist
- Stelling I is juist, stelling II is onjuist
- Beide stellingen zijn onjuist
8. Een groep van vijf personen pleegt gezamenlijk een vernieling aan een station. De
schade bedraagt 5000 euro. Twee van de daders worden gepakt, dader A en dader
B. De eigenaar van het station vordert schadevergoeding van hen. Er is sprake van
een onrechtmatige daad. Op grond van welke artikelen kan de eigenaar welk
bedrag bij welke dader vorderen?
- 5000 bij A en 5000 bij B op grond van artikel 6:102 BW
- 5000 bij A en 5000 bij B op grond van artikel 6:166 BW
- 2500 bij A en 2500 bij B op grond van artikel 6:102 BW
- 2500 bij A en 2500 bij B op grond van artikel 6:166 BW
9. A is kunstschilder met een geheel eigen stijl en heeft een overeenkomst met B om
zijn portret te schilderen. B heeft schilder A nog nooit gezien. A laat een van zijn
studenten het portret van B schilderen. Na onthulling ziet B dat het niet het werk
van schilder A is. B weigert betaling.
Welke stelling over bovenstaande is juist?
- A en B hadden hierover afspraken moeten maken. Ze zijn beide in verzuim.
- Nakoming door een derde was niet mogelijk. A is in schuldeisersverzuim.
- A en B hadden hierover afspraken moeten maken. B is in verzuim.
- Nakoming door een derde was niet mogelijk. B is in verzuim.
10. Wat verstaat men onder het voldoen aan een natuurlijke verbintenis?
- Een rechtshandeling krachtens dringende reden van moraal of fatsoen
- Een voldoening van een opeisbare vordering
- Bevrijdend betalen
- Een schenking zonder meer
11. A komt bij een telefoonprovider om een abonnement af te sluiten. A ziet er
verwaarloosd uit en praat tegen zichzelf. A vertelt de medewerker dat hij twee
abonnementen nodig heeft vanwege zijn undercoverwerk bij de politie. A lijkt
verder al zijn zaken op orde te hebben. Hij wordt aan twee abonnementen
geholpen. Na 6 maanden heeft A een betaalachterstand mede omdat hij tijdelijk is
opgenomen in een psychiatrische inrichting. Hij werkt ook niet bij de politie.
Waarop kan A zich beroepen op een einde te maken het contract met de provider?
- Wilsontbreken
- Handelingsonbevoegdheid
- Handelingsonbekwaamheid
- Wilsgebreken
, 12. Welke personen zijn rechtsbevoegd?
- Alleen natuurlijke personen
- Alleen rechtspersonen
- Alle natuurlijke en rechtspersonen
- Alle natuurlijke personen voor zover zij niet handelingsonbekwaam zijn
13. Op een marktkraam wordt een nieuw schoonmaakmiddel aangeprezen. De
verkoper achter de kraam zegt: “De ramen en deuren worden 10 keer zo snel
schoon en blijven ook maanden langer schoon”. Een fles van een liter kost 12,50
euro (5 keer zo duur als een normale fles). A (78) is niet meer zo goed ter been en
kan wel zo’n goede schoonmaakhulp gebruiken. De verkoper is erg overtuigend. A
koopt een fles. Bij gebruik merkt A dat het schoonmaakmiddel niet veel beter is
dan haar gebruikelijke schoonmaakmiddeltjes. A is boos en wil haar geld terug.
Waarom kan A geen beroep doen op art. 3:44 BW?
- Er is geen sprake van bedrog
- Nadeel in een persoon of goed kan niet worden bewezen
- Niemand is tot een rechtshandeling bewogen
- Er zijn geen opzettelijke mededelingen gedaan
14. Bedrijf A en bedrijf B onderhandelen over verkoop van een failliete bedrijfsboedel.
Bij een diner bespreken de eigenaren de verdere details van de koop. Eigenaar A
doet bij dat diner een mondeling aanbod en zegt dat dit aanbod vijf dagen geldig is.
Eigenaar B stuurt twee dagen later een mail dat hij het aanbod aanvaardt. Eigenaar
A mailt direct terug dat hij niet akkoord gaat.
Is er een overeenkomst tot stand gekomen?
- Nee, een mondeling aanbod moet direct worden aanvaard, art. 6:221 lid 1 BW. De te
late aanvaarding is ook direct afgewezen, zie art. 6:223 lid 1 BW
- Ja, de aanvaarding is tijdig gedaan op grond van art. 6:223 lid 2 BW. Partij A had
moeten begrijpen dat de termijn voor B niet duidelijk was.
- Nee, de aanvaarding van B moet worden gezien als een nieuw aanbod op grond van
art. 6:225 lid 1 BW.
- Ja, van art. 6:221 BW kan worden afgeweken. Het aanbod kan niet worden
herroepen op grond van art. 6:219 BW.
15. Welk van onderstaande stellingen over eigen schuld bij schadevergoeding is juist?
- Bij een beroep op eigen schuld gelden de normale regels van stel- en bewijsplicht
niet
- Indien een groep aansprakelijk is voor de toegebrachte schade, kunnen de leden van
die groep zich niet beroepen op eigen schuld van de benadeelde
- Een verzekeraar die de schade verhaalt bij de wederpartij, kan zich niet beroepen op
de eigen schuld
- Billijkheid houdt in dat de rechter geen rekening hoeft te houden met de mate van
eigen schuld
16. Bedrijf A verkoopt twee fabrieksmachines aan bedrijf B voor de totaalprijs van
14.000 euro. Er wordt verder niets afgesproken. De overeenkomst is voldoende
bepaald.
Wanneer is de vordering van A tot betaling door B opeisbaar?
- Terstond na het vervallen van de termijn van de ingebrekestelling
- Terstond na het sluiten van een leveringsovereenkomst
- Terstond na het leveren van de machines
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iiiiivanka. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.80. You're not tied to anything after your purchase.