Grammatica Duits 2
1) Das Perfekt
1.1 Gebruik van de hulpwerkwoorden: HABEN oder SEIN?
bepaald door verschillende factoren, waaronder:
o het type werkwoord (transitief/ intransitief; reflexief; onpersoonlijk; modaal) of
o het aspect ( mutatief / niet -mutatief ).
Het gebruik van het hebben en zijn van waar in de Ndl . en Duits zijn het grotendeels eens . _
Meeste ww: HABEN
HABEN
1. Transitieve werkwoorden (met LV)
a. Bij absoluut gebruik ook met haben: ‘’wanneer is hij getrouwd?’’ ‘’Wann hat er
geheiratet?‘‘
b. Uitzonderingen (met SEIN):
i. Eingehen, angehen, loswerden
2. Onpersoonlijke werkwoorden:
a. ‘’het heeft gesneeuwd’’ ‘’es hat geschneit’’
b. MAAR: ‘’er wordt aangeklopt’’ ‘’es hat geklopft’’
3. Wederkerende werkwoorden
a. ‘’hij schaamde zich erg voor de fout’’ ‘’er hat sich über den Fehler sehr geniert’’
b. ‘’we hebben ons vaak afgevraagd waarom…’’ ‘’ Wir haben uns oft gefragt, warum…‘‘
c. MAAR: sich ereignen (=gebeuren), ´´is gebeurd´´ ‘’hat ereignet’’
4. Modale werkwoorden (dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen)
Hieronder worden in Duits met HABEN vervoegd (in NL met zijn).
5. Intransieve werkwoorden (die verwijzen naar de duur v/e actie)
a. ‘’Hij onderhandelde lange tijd met de aandeelhouders’’ ‘’Er hat mit den Aktionären
lange verhandelt‘‘
b. MAAR: Sein/bleiben ALTIJD met sein vervoegd
6. Intransitieve fasewerkwoorden (=werkwoorden die begin, verloop of einde v/e handeling
aangeven)
a. beginnen, anfangen, einsetzen, (be)enden, aufhören, nachlassen, abnehmen,
zunehmen
7. Vaste combinaties (IDIOM)
a. Gefallen (+ D), promovieren, ausreden, halten (‚stoppen‘), verlieren, vergessen, eine
Prüfung bestehen
SEIN
1. Intransieve werkwoorden (die een beweging uitdrukken in de richting v/e doel, verandering van
locatie, voortbeweging)
a. wandern, spazieren, rennen, fliegen, fahren, laufen, reisen, springen, schwimmen,
segeln, gehen….
b. MAAR: ook werkwoorden van beweging met HABEN
i. Bij transitief gebruik (met LV): zie puntje 1 HABEN
, ii. Keuze uit HABEN oder SEIN: Wanneer duur v/d beweging of het proces wordt
geaccentueerd door activiteit zelf (vaak afhankelijk van CONTEXT)
2. Intransieve werkwoorden (die een toestandsverandering uitdrukken): vaak ww die beginnen met
-er
a. erröten, erkranken, trocknen… zelfde als NDL
3. Vaste combinaties (IDIOM)
a. begegnen + D, folgen + D, (einen Vertrag/ ein Risiko…. ) eingehen
VARIATIES in gebruik van hebben/zijn
liegen, sitzen, stehen: In het noorden van het Duitse taalgebied: HABEN ; in het midden en in het
zuiden van het Duitse taalgebied: SEIN
Met intransitieve werkwoorden van beweging: beweging = SEIN/activiteit, hobby = HABEN
o Er ist nach Perlen getaucht (Richtung, Bewegung)
o Er hat nach Perlen getaucht (Tätigkeit, Hobby)
Voor sportieve prestaties: HABEN und SEIN
o Er hat/ ist die 100 Meter gelaufen.
o Er hat/ ist selten ein gutes Rennen gefahren.
Op PPT enkel puntje 1 v/h boek, moeten we puntje 2/3 kennen?
1.2 Perfekt van modaalwerkwoorden: Ersatzinfinitiv
MODALVERBEN: dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen
MODALVERB= hoofdwerkwoord (zeldzaam!) PERFEKT = normaal gevormd: haben + PII
Vb) Er kann es Er hat es gekonnt
MODALVERB in combinatie met andere werkwoordinfinitief PERFEKT= haben + (ww.inf) + infinitief van
modaalww (=Ersatzinfinitiv)
Vb) Er will sich bei BMW bewerben Er hat sich bei BMW bewerben wollen
Vaste uitdrukkingen
NL + vervanginf DUI: alleen Ersatzinf
Hij heeft het proberen uit te leggem Er hat es zu tun versucht
Ze heeft staan praten Sie stand da und redete
We zijn gaan zitten Wir haben uns gesetzt (gaan zitten= sich setzen)
Het is gaan regenen Es hat zu regnen angefangen
OPLETTEN
sEnken= doen dalen/ hat gesenkt sInken= dalen/ ist gesunken
steigeRn= doen stijgen/ hat gesteigert Steigen= stijgen/ ist gestiegen
Erschecken= doen schrikken/ hat erschreckt Erschrecken= schrikken/ ist erschrocken
Setzen sitzen, legen liegen
! blijven + inf
‘blijven’ kan niet lett vertaald worden door ‘bleiben’. In DUI dienen we hiervoor bijwoord te gebruiken
die de duur aanduid, zoals immerfort, fortwährend, immer weiter…
Vb) ze zijn blijven onderhandelen = Sie haben immerfort verhandelt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CDR225. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.06. You're not tied to anything after your purchase.