100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
AFP 1 samenvatting $6.29
Add to cart

Other

AFP 1 samenvatting

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van AFP1 , 1e leerjaar HBO verpleegkunde

Preview 3 out of 24  pages

  • May 18, 2022
  • 24
  • 2021/2022
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
AFP voorbereiding:
Les 3:
 - Osmose: osmose is diffusie van water (door een semipermeabel membraan). Bij
osmose stroomt het water van een gebied met een lage concentratie opgeloste
stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen.
- Diffusie: verplaatsing van een stof van een hoge concentratie opgeloste stoffen naar
een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen. Passief transport van
moleculen die klein genoeg zijn om door een membraan te gaan. Vindt plaats als er
een concentratie verschil is in en rondom de cellen. Verplaatsing van deeltjes.
- Filtratie: scheiding van een vaste stof en een vloeistof door een poreuze stof te
gebruiken die alleen vloeistoffen doorlaat. Duwt het vocht richting het weefsel.
Neemt het op tegen de zuigkracht (COD)
- Actief transport: de cel vervult een zeer actieve zaak om stoffen te vervoeren. Vindt
plaats met behulp van transporteiwitten in het membraan en vereist energie.
Middelgrote moleculen en ionen kunnen op deze manier worden opgenomen.
 - Intracellulair : binnen in de cel.
- Extracellulair: buiten de cel.
- Intercellulair: ruimte tussen de cellen.
 - Transport van voedingsstoffen: bloed vervoert en levert voedsel, zuurstof en
andere essentiële stoffen aan lichaamscellen. De cellen nemen zuurstof en
voedingsstoffen op uit te weefselvloeistof.
- Transport van afvalstoffen: de bloedcellen geven afvalstoffen en koolstofdioxide af
aan weefselvloeistof. Afvalstoffen, zoals zouten en ureum, ontstaan in de levende
cellen van het lichaam. Opgelost in het bloed worden ze vervoerd naar de organen
die instaan voor de uitscheiding van deze afvalstoffen.
 - Colloïd osmotische druk: de colloïd osmotische druk wordt opgebouwd indien twee
oplossingen met verschillenden concentraties colloïdale deeltjes bijvoorbeeld
eiwitten van elkaar gescheiden worden door een semipermeabel membraan, dat wel
de kleinere moleculen doorlaat maar niet de colloïden. De functie is de resorptie van
het vocht in de bloedbaan vanuit het interne milieu. Transport van water over het
membraan van de capillairen wordt bepaald door het verschil in eiwitconcentratie
(albumine) binnen en buiten de bloedbaan. Eiwitten.
- Kristalloïd osmotische druk: Transport van het water over het celmembraan wordt
vooral bepaald door een verschil in zoutconcentratie(kristallen) binnen en buiten de
cel. Zouten. Zuigende kracht die veroorzaakt wordt door zouten in de oplossing.
 - Veranderingen in filtratiedruk en colloïd osmotische druk: Als er de filtratiedruk
hoger is is er sprake van filtratie. Als de osmotische druk hoger is is er sprake van
resorptie.
 - Perifeer oedeem: perifeer oedeem is vochtophoping in de periferie van het lichaam
( bijvoorbeeld enkels, benen of armen). Het kan komen door verschillende
onderliggende aandoeningen of afwijkingen, die vaak ook samen voorkomen. Bij
mensen boven de 50 jaar is de meest voorkomende oorzaak spataders. Als gevolg
van slecht werkende kleppen van de aders in de benen verloopt de afvoer van het

, bloed uit de onderste ledematen naar het hart niet zoals het zou moeten. Een andere
oorzaak is een verminderde hartwerking. Hierdoor wordt het bloed niet goed meer
doorheen het lichaam gepompt. Oedeem kan ook het gevolg zijn van bepaald
geneesmiddelen, zoals sommige middelen tegen hoge bloeddruk.
Als er een bloedpropje (trombose) in het been zit kan het bloedpropje omhoog
schieten en naar de longen gaan, dit heet longembolie.

Les 3; cellen, celleer, cytologie:
Verschillende weefsels: vetweefsel, spierweefsel, dekweefsel, beenweefsel,
klierweefsel, bindweefsel en zenuwweefsel.
Spierweefsel bestaat uit spiercellen enz.
Het belangrijkste van een cel is de kern, waar het DNA in ligt.
De cel in het geheel:
 Milieu exterieur (ME), alles wat van buiten afkomt.
 Milieu interieur (MI)
- Intracellulair, in de cel
- Extracellulair,
 Intravasculair, in het bloedvat
 Intercellulair ( = interstitium = weefselvocht) tussen de cel

De weg die een molecuul aflegt: darmwand, vaatwand, intravasculair,
vaatwand, intercellulair, celmembraan, intracellulair.
Mitose: celdeling
Meiose: celdeling van de geslachtscellen
Kanker: een gestoorde mitose, ongeremde celdeling


Les 4 Cel- en weefselleer en weefseltypen:
 De vier belangrijkste weefseltypen:
1. Epitheel
2. Bindweefsel
3. Spierweefsel
4. Zenuwweefsel
 1. Epitheel, bestaat uit lagen cellen die in- of uitwendige oppervlakken bekleden en
uit klieren. Het epitheel bekleedt uit- en inwendige lichaamsoppervlakken. Het
bedekt behalve de huid ook de inwendige transportbuizen die met de buitenwereld
in verbinding staan zoals het spijsverteringskanaal. Het bekleed ook inwendige holtes
en transportbuizen, zoals de holten die de longen en het hart omgeven. Epitheel
heeft 4 belangrijke functies : 1. Fysieke bescherming bieden, beschermt de
uitwendige en inwendige oppervlakken tegen schaven, uitdroging of aantasting. 2.

, Doorlaatbaarheid reguleren, alle stoffen die het lichaam in of uit gaan moeten door
een epitheel heen. Sommige laten alles door andere zijn ondoorlaatbaar. 3.
Zintuigfunctie, gespecialiseerde epitheelcellen kunnen veranderingen in de omgeving
waarnemen en informatie over dergelijke veranderingen aan het zenuwstelsel
doorgeven. 4. Gespecialiseerde klierproducten vormen, epitheelcellen die
klierproducten vormen, worden kliercellen genoemd. In een klierepitheel vormen de
meeste of alle cellen actief bepaald klierproducten. Het epitheel heeft geen
bloedvaten. De cellen kunnen verschillende vormen hebben.
 2. Bindweefsel, dit zijn de meest diverse weefsels in het lichaam. Beenweefsel, bloed
en vetweefsels zijn bekende bindweefsels. Alle bindweefsels hebben 3 basale
onderdelen: 1 gespecialiseerde cellen 2 extracellulaire eiwitvezels 3 grondsubstantie.
De extracellulaire eiwitvezels en de grondsubstantie vormen samen de matrix.
Bestaat het bindweefsel grotendeels uit. Komen in heel het lichaam voor maar zijn
nooit aan het uitwendig milieu blootgesteld. Veel bindweefsels zijn sterk doorbloed.
Functies van bindweefsels: 1. Stevigheid en bescherming, de zouten en vezels die
door de bindweefselcellen worden geproduceerd vormen een stevig raamwerk voor
het lichaam. 2. Transport van stoffen, vloeibare bindweefsels bieden een efficiënte
wijze om onopgeloste stoffen van het ene gedeelte van het lichaam naar het andere
te vervoeren. 3. Opslag van energiereserves, vetten worden opgeslagen in speciale
bindweefselcellen die vetcellen worden genoemd. 4. Verdediging van het lichaam,
gespecialiseerde bindweefselcellen reageren op binnendringende micro-organismen
via interacties tussen cellen onderling en door de vorming van antistoffen. Je kunt
bindweefsel herkennen aan een populatie van gespecialiseerde cellen, ingebed in
grote hoeveelheden tussencelstof of extracellulaire matrix in de intercellulaire
ruimte.
 3. Spierweefsel, er zijn 3 typen spierweefsels: skeletspierweefsel, hartspierweefsel
en glad spierweefsel. Spierweefsel is gespecialiseerd om zich samen te trekken. Bij
concentraties van de spiercellen vindt een chemische reactie plaats.
Skeletspierweefsel bevat zeer grote, veelkernige cellen. Omdat skeletspiercellen lang
en dun zijn, worden ze meestal spiervezels genoemd. Skeletspiervezels kunnen zich
niet delen maar worden gevormd door delingen van de stamcellen. Skeletspiervezels
zijn meestal ontspannen, tenzij ze door zenuwen tot samentrekking worden
aangezet. Kunnen door de wil worden beïnvloed, worden ook wel dwarsgestreepte,
willekeurige spieren genoemd. Willekeurig.
Hartspierweefsel bevindt zich uitsluitend in het hart. Hartspiercel is kleiner en heeft
maar 1 celkern. Hartspiercellen vertakken zicht en zijn met elkaar verbonden via
intercalaire schijven, speciale aanhechtingsplaatsen. Hartspiercellen zijn niet
afhankelijk van zenuwactiviteit om een samentrekking te beginnen. Hartspiercellen
zijn niet door de wil beïnvloed en worden daarom gestreepte, onwillekeurige spieren
genoemd.
Gladspierweefsel wordt aangetroffen in de wanden van bloedvaten, rond holle
organen zoals de urineblaas en in lagen rond de luchtwegen, bloedvaten,
spijsverteringskanaal en voortplantingsorganen. Een gladde spiercel is klein en dun
en spoelvormig. Elke spiercel heeft één celkern. Gladde spiercellen kunnen zich

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannegroenen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.29. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

54879 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.29
  • (0)
Add to cart
Added