Begrippenlijst deel 1
H1 : De internationale omgeving
Bestaanseconomie
= Een land met een bestaanseconomie is een land met een uitsluitend primaire economie en
wanneer deze door klimaatproblemen worden getroffen kunnen ze niet exporten en moeten ze
vervolgens aan import doen. Het grootste aandeel van de bevolking in zo een land is actief in de
agrarische sector en de inkomsten of opbrengsten zijn amper voldoende om in de eigen behoeften te
voldoen. Daarnaast zijn er ook geen of heel beperkte handelingsmogelijkheden.
Grondstof-exporterende economie
= Een land met een grondstof-exporterende economie is een land met een economie rijk aan één of
meerdere grondstoffen, maar arm in andere domeinen. Het is een land die voor zijn inkomsten
grotendeels afhankelijk is van de exports van deze grondstoffen, die dan weer aangewend worden
voor de aanschaf van uitrustingsgoederen. Er is een beperkte markt voor luxueuze producten, gezien
de ontginning een aantal mensen een hoge welstand levert.
Industrialiserende economie
= Een land met een industrialiserende economie is een land waar de productie 10 tot 20% uitmaakt
van de economie in dat land.
Doordat de industrie groeit, ontstaat er ook een groeiende behoefte aan uitrustingsmateriaal. De
behoefte aan grondstoffen voor textiel, staan en zware machines neemt toe terwijl de behoefte aan
geïmporteerde textiel, papier en auto’s juist daalt. De handelsinkomsten van de export stijgt
waardoor een groter aandeel van bevolking economisch actief is en daardoor stijgt de vraag naar
andere types van import en het belang voor de medische sector, infrastructuur en onderwijs.
Industriële economie
= Een land met een industriële economie is een land met een zeer hoog niveau van import en export
en met een grote groep actieven met een gemiddeld tot hoog welstandniveau. Het is een land die
zaken doet met andere industriële landen en exporteert producten aan bestaanseconomieën,
grondstof-producerende en industrialiserende economieën in ruil voor grondstoffen en
halffabricaten.
Het gini index
= een ratio die de spreiding van de inkomens gaat bekijken.
Afnemersgedrag
= Het afnemersgedrag in de economische omgeving gaat over wat er besteed wordt aan
verschillende productcategorieën. De sociaal-culturele omgeving beïnvloedt het afnemersgedrag,
zowel van de industriële afnemers als van de eindconsument. Het is dan ook van belang om per
markt de sociaal-culturele gelijkenissen te kennen.
, Smart City
= Een stad waarbij informatietechnologie en het internet gebruikt worden om de stad te beheren en
te besturen. Hierbij gaat het zowel om de administratie als om de voorzieningen zoals bibliotheken,
ziekenhuizen, het transportsysteem en de nutsvoorzieningen.
Floating City
= Men gaat steden op het water ontwikkelen omdat de capaciteit op het land te klein is.
Floating farm
= om voedselverliezen tegen te gaan, transport van voedsel te reduceren en de kwaliteit van het
voedsel te verbeteren. Maar uiteraard ook dierenwelzijn, circulariteit, duurzaamheid en innovatie.
Breng de broederij terug in de stad als onderdeel van een schone, leefbare en bewust
stadstransformatie.
WTO ( World Trade Organization)
= Heeft als doel de handel tussen de 153 lidstaten zo vrij en transparant mogelijk maken. Het WTO
bemiddeld bemiddelt en spreekt sancties uit in geval van het niet respecteren en naleven van
gemaakte afspraken.
IMF (Internationaal Monetair Fonds)
= Ze houden toezicht op het macro-economische en wisselkoersenbeleid van de lidstaten.
Bovendien verlenen ze financiële assistentie aan de lidstaten (kredietverlening) verlenen ze
technische assistentie aan lidstaten (hulp bij wisselkoersenbeleid)
De Wereldbank
= De Wereldbank heeft als doel armoedebestrijding en verbetering van de levensstandaard door
middel van duurzame groei.
Exportmeter
= een instrument dat, na de afname dor een adviseur van FIT, de Vlaamse ondernemer een beeld
geeft van zijn exportvaardigheden en -rijpheid.
Zuivere ruilhandel
= Een compensatietransactie die bestaat uit een uitwisseling van goederen of diensten waarvan de
overeenkomstige waarde in principe geen geldstromen teweegbrengt.
Tegenaankoop
= een compensatietransactie en bij deze vorm van compensatietransactie moet de exporteur ofwel
zelf een koper zoeken voor het product die aangeboden wordt door de importeur, ofwel een beroep
doen op een tussenpersoon. De transactie kan het geheel of een bepaald percentage van de waarde
van het verkoopcontract omvatten.
Tegenleveranties
= De leverancier levert bv. een half-afgewerkt product en de koper betaalt het met afgewerkte
producten.
Vb. Men bouwt een gaspijplijn in Rusland en wordt achteraf een bepaald volume gas aan een
bepaald verlaagd tarief aangeboden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Felipe9600. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.07. You're not tied to anything after your purchase.