Investeringsselectie = het analyseren van investeringsalternatieven en het kiezen van de
alternatieven die worden uitgevoerd.
Het investeringsvraagstuk houdt zich dus bezig met de keuze van de omvang en de
samenstelling van de activa waarin het vermogen van de onderneming wordt geïnvesteerd.
Het is gericht op de debetzijde van de balans.
De Engelse term voor het investeringsvraagstuk geeft het voorgaande goed weer: capital
budgetting, oftewel het begroten van de kapitaalgoederen.
2 soorten:
Vervangingsinvesteringen
• Gericht op behouden van productiecapaciteit, denk hierbij aan vervanging van een
machine indien deze kapot is e.d. Deze dienen om de levensvatbaarheid van de
onderneming te behouden of te vergroten.
Uitbreidingsinvesteringen
• Gericht op vergroten van productiecapaciteit, denk hierbij aan het toevoegen van
een extra machine, dus uitbreiding.
Investeringsproject
Geheel van investeringen in bij elkaar behorende vaste en vlottende activa
Om te kunnen beoordelen of een bepaalde investering in een vast actief zinvol is, moeten
we dus rekening houden met alle daar nog bij komende investeringen in ermee
samenhangende activa.
Gekenmerkt door:
Cashflows (kasstroom) = netto ontvangsten (ontvangsten – uitgaven)
Ontvangsten komen in het potje en uitgaven gaan eruit.
,Vrije kasstromen =
bruto-ontvangsten uit hoofde van de verkoop van producten minus de uitgaven in verband
met aanschaf en aanwending van productiemiddelen in een bepaalde periode.
Ontvangsten en uitgaven die samenhangen met de financiering zijn geen onderdeel van de
vrije kasstroom.
Is dus het bedrag dat vrij beschikbaar is voor de verstrekkers van het eigen vermogen en het
rentedragend vreemd vermogen.
Vb. Indien lening die je afsluit om machine te kopen, dan is het aflossen en de
rentebetalingen over die lening niet gezien als vrije kaststromen. Het zijn weliswaar
uitgaven, maar die hangen samen met financiering en dus geen onderdeel van vrije
kaststroom.
Bij de beoordeling van mogelijke investeringsprojecten richten we ons dus op de hoogte van
de vrije kasstromen (ontvangsten minus uitgaven) en niet op de winst (opbrengsten minus
kosten).
Bij winstbepaling wordt slechts beperkt rekening gehouden met het tijdstip waarop een
betaling wordt gedaan of ontvangen. Ook om die reden wordt gekozen voor vrije
kaststromen, de ontvangst van een bedrag wordt hoger gewaardeerd naarmate deze eerder
plaatsvindt. Dit noem je ‘tijdsvoorkeur’. Het missen van deze opbrengst doordat een bedrag
pas later wordt ontvangen wordt ‘opportunity costs genoemd.
De tijdvoorkeur van een onderneming brengen we meestal tot uitdrukking in de gemiddelde
vermogenskostenvoet. Dit is de gemiddelde kostenvoet waartegen de onderneming
vermogen kan aantrekken.
Het belangrijkste verschil tussen de winst en de vrije kasstroom in een bepaalde periode
wordt gevormd door een kostenpost die niet tot uitgaven leidt: afschrijvingen op vaste
activa. De afschrijvingen moeten dus bij de periodewinst na belastingen worden opgeteld
om de vrije kasstroom te berekenen.
Bij het einde van het project zijn de activa die voor uitvoering van het project zijn
aangeschaft niet langer nodig. Het in deze activa vastliggende vermogen valt dan weer vrij.
Het gaat hierbij met name om de restwaarde van vaste activa. We noemen dit
desinvesteringen.
Als eerste schaffen we bijv. een machine aan. Dat betekent dat het aankoopbedrag je eerste
investeringsbedrag is. En daarmee een cash-outflow genereert. Gedurende de looptijd, gaat
die machine producten opleveren die weer verkocht worden en dan kijk je op je
resultatenrekening onderaan. Opbrengsten – de kosten levert uiteindelijk nettowinst op.
Afschrijvingen zijn kosten, maar nooit uitgaven, moeten we daarvoor corrigeren. Dus de
cashflow tijdens de looptijd bestaan uit de nettowinsten + afschrijvingen. In het laatste jaar
komt daar mogelijk iets bij, desinvesteringen (restwaarde bijv.). Dus de cashflow in het
laatste jaar is de nettowinst + afschrijven en daar tellen we de desinvesteringen oftewel de
restwaarde bij op.
Periode winst na belastingen = van de vrije kasstroom de afschrijvingen af te trekken. In het
laatste jaar moeten we bovendien nog de desinvesteringen aftrekken.
Een investeringsproject wordt gekenmerkt door de ontvangsten en uitgaven tijdens looptijd
van het project.
Het belastingbedrag moet worden berekend op basis van de marginale belastingvoet van de
onderneming. Dit is de belastingvoet die betaald wordt over de extra behaalde projectwinst
boven op de winst die met de reeds bestaande activiteiten wordt gemaakt.
Beoordeling van investeringsprojecten
, Op basis van periodewinst
•Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit
Op basis van cashflow
•Terugverdienperiode
Met inachtneming van tijdvoorkeur
•Interne rentabiliteit
•Netto contante waarde
Hiervoor kijken we naar meerdere zaken:
GBR →
TVP →
IR →
NCW →
Traditionele manier van beoordelen op basis van winstgevendheid
Onder rentabiliteit verstaat men in het algemeen de verhouding tussen winst (of inkomen)
en het vermogen dat deze winst heeft verdiend.
Om de rentabiliteit van het van gehele project te berekenen moeten we het gemiddelde van
alle afzonderlijke jaarwinsten relateren aan het gemiddelde geïnvesteerde vermogen
gedurende de looptijd van het project. Door de jaarlijkse winsten op te tellen en de uitkomst
te delen door de looptijd van het project in jaren berekenen we de gemiddelde jaarlijkse
winst.
Het gemiddeld in het project geïnvesteerde vermogen berekenen we door het
investeringsbedrag bij de start van het project en de restwaarde aan het eind van het project
op te tellen en te delen door 2.
Gemiddelde Boekhoudkundige Rentabiliteit
Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit = de verhouding tussen de gemiddelde jaarwinst
en het gemiddeld geïnvesteerd vermogen van een project.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jberkelmans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.85. You're not tied to anything after your purchase.