Kenmerkende Aspecten
Tijdvak 1 : Tijd van jagers en boeren (-3000 voor Christus) / Prehistorie
Kenmerkend aspect: De levenswijze van jagers en verzamelaars
De homo sapiens ontstond rond 200.000 v.C. in Afrika. In 80.000 v.C. ging hij naar Azië. In
40.000 v.C. naar Zuid-Europa. Na de laatste ijstijd, 10.000 v.C., trok de mens naar Noord-
Europa (het ijs was weggetrokken). Er was geen sociale hiërarchie maar wel een
taakverdeling. Jagers en verzamelaars waren nomaden. Ze volgden de dieren waarop zij
jaagden. Er was nog geen schrift, de prehistorie. Kennis over deze tijd komt uit opgravingen,
voetafdrukken, fossielen, grotschilderingen en vergelijkingen.
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Het neolithicum begon rond 11.000 v.C., en was de steentijd. Tussen 10.000 en 3000 v.C. is
de landbouwrevolutie. Deze begon in de Vruchtbare Halvemaan, in het Midden-Oosten.
Jagers en verzamelaars begonnen graan te verbouwen als aanvulling op het jagen en
verzamelen. Rond 7500 v.C. begonnen ze ook vee te houden. Het nomadisch bestaan gaat
over in een vaste woonplaats; de sedentaire revolutie. Deze landbouwsamenleving
verspreidde zich rond 7000 v.C. naar India en Noord-Afrika, en rond 6000 v.C. naar Europa.
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van de 1e stedelijke gemeenschappen
In 3000 v.C. startte de bronstijd. Brons verving vuursteen voor gereedschap en wapens.
Tussen 3500 en 3000 v.C. ontstonden de eerste steden in Mesopotamië, rond de Tigris en
Eufraat. Akkerbouw ontwikkelde zich verder, dit zorgde voor meer oogst, dit voor
bevolkingsgroei. Dit in combinatie met handel en specialisatie zorgden voor de opkomst van
steden. Zo ontstonden ook verschillende beroepen. De beschaving kwam op met een
duidelijke arbeidsverdeling. De hiërarchie kwam ook op, op basis van rijkdom en macht. Zo
ontstonden stadsbestuurders en priesters die de orde handhaven. Later kwamen er
koningen met ambtenaren. Rond 3300 v.C. ontstond het schrift, dit was nodig voor
administratie en bestuur. Er ontstond ook literatuur voor de elite. Rond 3100 v.C. werden de
hiërogliefen ontwikkeld in een groot Egyptisch rijk, de eerste staat. De farao was de hoogste
macht en verantwoordelijk voor bijna alles. Er ontwikkelden hier geen handelssteden of
kooplieden omdat er niet gehandeld werd want alles ging via de farao.
Tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. – 500 n.C.) / oudheid
Kenmerkend aspect: de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Athene was rond 500. v.C. een stadstaat/polis. Een polis had een stadskern met omliggend
platteland en een agrarisch-urbane samenleving. In Athene hadden burgers het burgerrecht,
zij mochten meebeslissen over bestuur, de eerste democratie. Al vanaf 600 v.C. probeerden
Grieken natuurverschijnselen te verklaren, naast de goden. Deze filosofie werd gezien als het
begin van de wetenschap. Alexander de grootte verspreidde de Griekse cultuur.
Kenmerkend aspect: de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse
cultuur zich in Europa verspreidde
In 754 v.C. werd Rome gesticht, het Romeinse Rijk groeide uit tot een wereldrijk. Het Rijk
werd heel rijk door belastingen en krijgsgevangenen. Het Romeinse Rijk maakte gebruik van
zowel diplomatie als hun eigen leger om gebieden te krijgen. De Romeinen behandelden
, verslagen volken relatief goed, om zo verzet te voorkomen. Het Rijk werd als Republiek
bestuurd door magistraten. Zij werden gekozen door burgers. De senaat nam de
belangrijkste besluiten. Na dictator Caesar werd Augustus de eerste keizer van Rome. De
Romeinse leefwijze was beïnvloed door die van de Grieken, de Grieks-Romeinse cultuur.
Kenmerkend aspect: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
In de Klassieke Oudheid was de Griekse cultuur sterk aanwezig, vooral in het oosten van het
Romeinse Rijk. In het westen namen mensen vooral de Romeinse cultuur over,
romanisering. Steeds meer mensen spraken Latijn. Dit zorgde voor culturele eenwording.
Kenmerkend aspect: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse
cultuur van Noordwest-Europa
Het noorden en westen van Europa waren bevolkt door agrarische stammen zoals Kelten en
Germanen. Rond 50 v.C. kwamen zij in contact met de Romeinen. De rivier de Rijn werd
gezien als de natuurlijke grens tussen het Romeinse Rijk en de Germaanse stammen. Later
gingen deze 2 samenwerken en op enkele opstanden na, zoals de Bataafse opstand, waren
er geen oorlogen meer. Het Germaanse volk werd echter steeds sterker. Bij de slag bij het
Teutoburgerwoud versloegen ze de Romeinen.
Kenmerkend aspect: de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste
monotheïstische godsdiensten
Het jodendom was de eerste monotheïstische godsdienst. In het joodse rijk was Jeruzalem
de hoofdstad met koning David. Ook het christendom kwam op, deze werden vervolgd in het
Romeinse Rijk. Door goede organisatie van de kerk, duidelijke leefregels, de boodschap van
de hemel, waardeloos status en bezit, en wraak voor de slechten kon het christendom toch
uitgroeien tot een groot geloof. Rond 300 n.C. werd de christenvervolging gestopt en in 392
n.C. was het christendom zelfs de enig toegestane godsdienst. In de 2e eeuw n.C. begon een
periode van wanorde in Rome. Het Rijk werd in 395 definitief opgesplitst in het Oost-
Romeinse Rijk en het West-Romeinse Rijk. Het Westen viel in 476 al uiteen.
Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders (500 – 1000) / vroege middeleeuwen
Kenmerkend aspect: de verspreiding van het christendom in geheel Europa
Vanaf 450 verspreidden monniken het christendom, naar o.a. Ierland en G-B. De paus had
de hoogste functie. Paus Gregorius I stuurde missionarissen door Europa heen om het geloof
te verspreiden. Na het vallen van het Romeinse Rijk kregen de Franken in Frankrijk het
bestuur. Zij werkten samen met de katholieke kerk en werden heel machtig waardoor dit
geloof dominant werd. Rond de 11e eeuw was het christendom een volksgeloof.
Kenmerkend aspect: Het ontstaan en de verspreiding van de islam
In Mekka ontstond rond 610 de Islam met profeet Mohammed. Zijn schoonvader volgde
hem op als kalief. Een kalief had een groot gezag. De expansie begon in 632 met de
verovering van het Perzische Rijk en Egypte. Rond 720 waren ook heel Noord-Afrika en delen
van Spanje veroverd. Er kwam in 661 een scheuring in de islam tussen het soennisme en het
sjiisme. In het islamitische rijk werd een islamitische munt ingevoerd en het Arabisch werd
geïntroduceerd als taal. In 732 kwam de expansie ten einde, toen de Franken de moslims
versloegen in de slag bij Poitiers. Arabische geleerden zetten het werk uit de Oudheid door,
in tegenstelling tot West-Europa.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmarenkema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.