Samenvatting BEM – Bedrijfseconomie
0: Inleiding HB
p.16-17
BEDRIJFSECONOMIE = studie v/h economische handelen van een
bedrijfshuishouding
↳ = eenheid die PF combineert om goederen en diensten te produceren
Stakeholders: belanghebbenden van de onderneming: elke partij die
mogelijks
beïnvloed wordt door wat de onderneming doet
Intern : stakeholders of belanghebbenden die zich binnen de muren
van de organisatie
bevinden → management accounting
Extern : stakeholders of belanghebbenden die zich buiten de muren van de
organisatie
bevinden → financial accounting
BEHOEFTEN MIDDELEN
KEUZEPROBLEEM
FINANCIAL ACCOUNTING MANAGEMENT ACCOUTING
externe verslaggeving interne verslaggeving
vertraagd historisch gericht actuele rapportering toekomst gericht
zeer gereguleerd geen regelgeving
financieel financieel, operationeel, fysiek
objectief: controleerbaar, betrouwbaar, subjectiever: wel geldig, relevant en
accuraat
consistent en exact
gecomprimeerd gedetailleerd
H1 – Kostenbegrippen
1.1 Begrip
KOSTEN = middelen die doelmatig worden ingezet in een onderneming om het
gewenste eindproduct/dienst voor te brengen
, ↳ middelen: - grondstoffen
- arbeid
- machines
- …
→ geldwaarde van middelen
die
worden opgeofferd of
verbruikt
door bedrijf = kost
KOSTEN <-> ONKOSTEN
aanwenden of verbruiken van kosten die konden vermeden
middelen bij productieproces worden
(verspillingen van grondstoffen
door slecht afgestelde machines)
UITGAVEN
betaling van productiemiddelen
KOSTENOBJECT = hetgeen waar je kosteninformatie voor verzamelt
KOSTPRIJS = som van alle kosten (= waarde doelmatig ingezette middelen)
voor kostenobject
verzameling van kostengegevens → toewijzen aan elk kostenobject
- berekening van basis van - meestal kostenobject
= product
werkelijk gemaakte kosten in BECO
1.2 De doeleinden van de kostenberekening
Plan op LT: 3 tot 5 jaar
Plan op KT: maximaal 1 jaar
realiseren winstoptimalisatie : * voordeling verkoop- en
productieplan
= budgetteren
* kostenbeheersing
(=standaardkostprijs
bepalen)
1.3 Standaardkostprijsberekening
STANDAARDPRIJS = noodzakelijke/maximaal toegestane kostprijs per
eenheid
hoe? → op basis van verwachte prijzen in de toekomt
STANDAARDHOEVEELHEID = vermoedelijk benodigde hoeveelheid
hoe? → op basis van berekening/kennis/ervaring
FORMULE: STANDAARDKOSTPRIJS
= standaardprijs X standaardhoeveelheid
, Belang van standaardkostprijs: 1: kostenbeheersing
2: budgetten
3: prijsbepaling
1.4 Kostenindelingen
1) kostensoort
2) gevoeligheid voor verandering
3) toerekenbaarheid tot kostenobject
, H2 – De kostensoorten
Kostensoorten = kosten met gelijkaardige economische kernmerken
* kosten grond- en hulpstoffen
* kosten van arbeid
* kosten duurzame productiemiddelen & afschrijvingen
* kosten grond
* kosten van diensten van derden
* kosten van belastingen
* kosten van rente
2.1 Kosten van grond- en hulpstoffen
grondstoffen : worden verwerkt
hulpstoffen : grondstoffen maar geringe hoeveelheid
rekening houden met afval en uitval
AFVAL = de hoeveelheid grondstof die verloren gaat tijdens het
productieproces
UITVAL = de hoeveelheid grondstof die begrepen is in de
halffabricaten en eindproducten die niet aan de gestelde
kwaliteitsnormen voldoen
KOSTPRIJS = %o n g e k e u r d e p r o d u c t en (b r u t o) X kosten per product
%g o e d g e k e u r d e p r o d u c t e n (n e t t o)
* soms doorverkocht → extra opbrengst aftrekken van
kostprijs
* soms extra kosten voor betaald om afval en/of uitval af te
voeren
→ extra kosten optellen bij kostprijs
2.2 Arbeidskosten
de bedrijfskosten voor de werkgever bestaan uit:
- brutobezoldiging die het personeelslid ontvangt
- RSZ WG → bijdrage aan sociale zekerheid
- andere personeelskosten:
de extra’s die we als werkgever aan ons personeel geven bovenop de
brutobezoldiging
bv: maaltijdcheques, woonwerkverkeertussenkomst,
internetabonnement,…
Loonstelsels: (stukloonstelsel en premieloonstel ook mogelijk
maar niet kennen)
Tijdloonstelsel → vergoeding op basis van werktijd of arbeidsduur
, wordt toegepast: - indien de omvang van prestatie van
werknemers moeilijk
meetbaar zijn (bv: kantoorwerk)
- indien beschikbaarheid van primair belang is
(bv: brandweer)
- indien er sprake is van precisie-arbeid
2.3 Kosten van duurzame productiemiddelen of
afschrijvingskosten
* een duurzaam productiemiddel (bv: gebouw, machine, auto) kan
meermaals
aangewend worden maar heeft een beperkte economische gebruiksduur
* we verbruiken economische gebruiksduur (= slijtage) door het
aanwenden van het
productiemiddel → KOST
Deze slijtage kent 2 oorzaken: 1) technische slijtage
(waardevermindering door
gebruik)
2) economische veroudering
(technologische evolutie)
De boekhouding zal jaarlijks afschrijvingskost bepalen:
1) aanschaffingswaarde (AW)
= aankoopprijs + bijkomende aankoopkosten
2) gebruiksduur (t)
bv: 5 jaar voor auto’s
10 jaar voor machines
Afschrijvingspercentage
5 jaar = 20% per jaar
10 jaar = 10% per jaar
3) restwaarde (RW)
= waarde op einde economische levensduur
= bedrag dat in totaal wordt afgeschreven (AW – RW)
4) afschrijvingsbedrag (D)
= kost
Lineaire afschrijvingsmethode :
D = (AW – RW) / t
voordelen: - veel gebruikte methode
- eenvoudig
nadelen : - jaarlijks hetzelfde bedrag, geen weerspiegeling van de
realiteit
→ andere methode mogelijk (niet te kennen)
2.4 Kosten van grond
, Het duurzame productiemiddel grond kan in het productieproces
verschillende functies
vervullen:
1) delfplaats grondstoffen (mijnen)
- raakt uitgeput → afschrijvingen = STANDAARDPRIJS
2) vestigingsplaats (bedrijf)
- waarde daalt niet van grond door productie van bedrijf
→ geen afschrijving
- investeringen op grond (= gebouw)
→ wel afschrijving
- grond gehuurd = pacht = kost
2.5 Kosten van diensten van derden
* verkoopkosten
* distributiekosten kan ook zonder tussenkomt van derden
* administratiekosten
* verkoopkost : commissielonen van eigen
personeel
* distributiekost : afschrijving eigen vrachtwagen
* administratiekost : personeelskost eigen
boekhoudafdeling
2.6 Kosten van belastingen
- kostprijsverhogende belastingen
= op goederen en diensten worden meegerekend in kostprijs
bv: verkeersbelasting, accijnzen, invoerrechten, …
- belasting over de toegevoegde waarde (btw)
* geen kost voor gewone btw belastingplichtigen want terug
vorderbaar
* wel kost voor vrijgestelde btw belastingplichtigen
* wel kost indien terug vorderbaar
- kostprijsneutrale belastingen = op winst van onderneming
* personenbelasting
* vennootschapsbelasting
2.7 Rentekosten
Ter financiering van investeringen zijn er 2 financieringsbronnen:
1) vreemd vermogen
rentekosten betalen → meenemen in kostprijsberekening
2) eigen vermogen
eigen vermogen kan niet aangewend worden voor beleggingen →
verlies
potentiële rente opbrengsten → opportuniteitskost → meenemen in
kostprijsberekening
0: Inleiding HB
p.16-17
BEDRIJFSECONOMIE = studie v/h economische handelen van een
bedrijfshuishouding
↳ = eenheid die PF combineert om goederen en diensten te produceren
Stakeholders: belanghebbenden van de onderneming: elke partij die
mogelijks
beïnvloed wordt door wat de onderneming doet
Intern : stakeholders of belanghebbenden die zich binnen de muren
van de organisatie
bevinden → management accounting
Extern : stakeholders of belanghebbenden die zich buiten de muren van de
organisatie
bevinden → financial accounting
BEHOEFTEN MIDDELEN
KEUZEPROBLEEM
FINANCIAL ACCOUNTING MANAGEMENT ACCOUTING
externe verslaggeving interne verslaggeving
vertraagd historisch gericht actuele rapportering toekomst gericht
zeer gereguleerd geen regelgeving
financieel financieel, operationeel, fysiek
objectief: controleerbaar, betrouwbaar, subjectiever: wel geldig, relevant en
accuraat
consistent en exact
gecomprimeerd gedetailleerd
H1 – Kostenbegrippen
1.1 Begrip
KOSTEN = middelen die doelmatig worden ingezet in een onderneming om het
gewenste eindproduct/dienst voor te brengen
, ↳ middelen: - grondstoffen
- arbeid
- machines
- …
→ geldwaarde van middelen
die
worden opgeofferd of
verbruikt
door bedrijf = kost
KOSTEN <-> ONKOSTEN
aanwenden of verbruiken van kosten die konden vermeden
middelen bij productieproces worden
(verspillingen van grondstoffen
door slecht afgestelde machines)
UITGAVEN
betaling van productiemiddelen
KOSTENOBJECT = hetgeen waar je kosteninformatie voor verzamelt
KOSTPRIJS = som van alle kosten (= waarde doelmatig ingezette middelen)
voor kostenobject
verzameling van kostengegevens → toewijzen aan elk kostenobject
- berekening van basis van - meestal kostenobject
= product
werkelijk gemaakte kosten in BECO
1.2 De doeleinden van de kostenberekening
Plan op LT: 3 tot 5 jaar
Plan op KT: maximaal 1 jaar
realiseren winstoptimalisatie : * voordeling verkoop- en
productieplan
= budgetteren
* kostenbeheersing
(=standaardkostprijs
bepalen)
1.3 Standaardkostprijsberekening
STANDAARDPRIJS = noodzakelijke/maximaal toegestane kostprijs per
eenheid
hoe? → op basis van verwachte prijzen in de toekomt
STANDAARDHOEVEELHEID = vermoedelijk benodigde hoeveelheid
hoe? → op basis van berekening/kennis/ervaring
FORMULE: STANDAARDKOSTPRIJS
= standaardprijs X standaardhoeveelheid
, Belang van standaardkostprijs: 1: kostenbeheersing
2: budgetten
3: prijsbepaling
1.4 Kostenindelingen
1) kostensoort
2) gevoeligheid voor verandering
3) toerekenbaarheid tot kostenobject
, H2 – De kostensoorten
Kostensoorten = kosten met gelijkaardige economische kernmerken
* kosten grond- en hulpstoffen
* kosten van arbeid
* kosten duurzame productiemiddelen & afschrijvingen
* kosten grond
* kosten van diensten van derden
* kosten van belastingen
* kosten van rente
2.1 Kosten van grond- en hulpstoffen
grondstoffen : worden verwerkt
hulpstoffen : grondstoffen maar geringe hoeveelheid
rekening houden met afval en uitval
AFVAL = de hoeveelheid grondstof die verloren gaat tijdens het
productieproces
UITVAL = de hoeveelheid grondstof die begrepen is in de
halffabricaten en eindproducten die niet aan de gestelde
kwaliteitsnormen voldoen
KOSTPRIJS = %o n g e k e u r d e p r o d u c t en (b r u t o) X kosten per product
%g o e d g e k e u r d e p r o d u c t e n (n e t t o)
* soms doorverkocht → extra opbrengst aftrekken van
kostprijs
* soms extra kosten voor betaald om afval en/of uitval af te
voeren
→ extra kosten optellen bij kostprijs
2.2 Arbeidskosten
de bedrijfskosten voor de werkgever bestaan uit:
- brutobezoldiging die het personeelslid ontvangt
- RSZ WG → bijdrage aan sociale zekerheid
- andere personeelskosten:
de extra’s die we als werkgever aan ons personeel geven bovenop de
brutobezoldiging
bv: maaltijdcheques, woonwerkverkeertussenkomst,
internetabonnement,…
Loonstelsels: (stukloonstelsel en premieloonstel ook mogelijk
maar niet kennen)
Tijdloonstelsel → vergoeding op basis van werktijd of arbeidsduur
, wordt toegepast: - indien de omvang van prestatie van
werknemers moeilijk
meetbaar zijn (bv: kantoorwerk)
- indien beschikbaarheid van primair belang is
(bv: brandweer)
- indien er sprake is van precisie-arbeid
2.3 Kosten van duurzame productiemiddelen of
afschrijvingskosten
* een duurzaam productiemiddel (bv: gebouw, machine, auto) kan
meermaals
aangewend worden maar heeft een beperkte economische gebruiksduur
* we verbruiken economische gebruiksduur (= slijtage) door het
aanwenden van het
productiemiddel → KOST
Deze slijtage kent 2 oorzaken: 1) technische slijtage
(waardevermindering door
gebruik)
2) economische veroudering
(technologische evolutie)
De boekhouding zal jaarlijks afschrijvingskost bepalen:
1) aanschaffingswaarde (AW)
= aankoopprijs + bijkomende aankoopkosten
2) gebruiksduur (t)
bv: 5 jaar voor auto’s
10 jaar voor machines
Afschrijvingspercentage
5 jaar = 20% per jaar
10 jaar = 10% per jaar
3) restwaarde (RW)
= waarde op einde economische levensduur
= bedrag dat in totaal wordt afgeschreven (AW – RW)
4) afschrijvingsbedrag (D)
= kost
Lineaire afschrijvingsmethode :
D = (AW – RW) / t
voordelen: - veel gebruikte methode
- eenvoudig
nadelen : - jaarlijks hetzelfde bedrag, geen weerspiegeling van de
realiteit
→ andere methode mogelijk (niet te kennen)
2.4 Kosten van grond
, Het duurzame productiemiddel grond kan in het productieproces
verschillende functies
vervullen:
1) delfplaats grondstoffen (mijnen)
- raakt uitgeput → afschrijvingen = STANDAARDPRIJS
2) vestigingsplaats (bedrijf)
- waarde daalt niet van grond door productie van bedrijf
→ geen afschrijving
- investeringen op grond (= gebouw)
→ wel afschrijving
- grond gehuurd = pacht = kost
2.5 Kosten van diensten van derden
* verkoopkosten
* distributiekosten kan ook zonder tussenkomt van derden
* administratiekosten
* verkoopkost : commissielonen van eigen
personeel
* distributiekost : afschrijving eigen vrachtwagen
* administratiekost : personeelskost eigen
boekhoudafdeling
2.6 Kosten van belastingen
- kostprijsverhogende belastingen
= op goederen en diensten worden meegerekend in kostprijs
bv: verkeersbelasting, accijnzen, invoerrechten, …
- belasting over de toegevoegde waarde (btw)
* geen kost voor gewone btw belastingplichtigen want terug
vorderbaar
* wel kost voor vrijgestelde btw belastingplichtigen
* wel kost indien terug vorderbaar
- kostprijsneutrale belastingen = op winst van onderneming
* personenbelasting
* vennootschapsbelasting
2.7 Rentekosten
Ter financiering van investeringen zijn er 2 financieringsbronnen:
1) vreemd vermogen
rentekosten betalen → meenemen in kostprijsberekening
2) eigen vermogen
eigen vermogen kan niet aangewend worden voor beleggingen →
verlies
potentiële rente opbrengsten → opportuniteitskost → meenemen in
kostprijsberekening