SAMENVATTING
ONDERZOEKSMETHODOLO
GIE
Rymenans Sarah
Universiteit Antwerpen
2021-2022
,Inhoud
INLEIDING:..............................................................................................................................................2
HOOFDSTUK 1: ONDERZOEK ORIËNTATIE EN DESIGN............................................................................3
1.1 Onderzoekstrategieën:.................................................................................................................3
1.2 Onderzoekontwerp.......................................................................................................................4
1.3 Schildpad metafoor......................................................................................................................5
1.3.1 Hoofd: onderzoek oriëntatie en strategie..............................................................................5
1.3.2 Eerste poot: probleemstelling en onderzoeksvraag..............................................................8
1.3.3 Tweede poot: concepten en variabelen................................................................................8
1.3.4 Derde poot: operationalisatie................................................................................................9
1.3.5 Vierde poot: onderzoeksdesign en methoden.....................................................................11
1.3.6 Staart: ethische problemen.................................................................................................15
1.3.7 Lichaam: kwaliteitsliteratuur...............................................................................................16
HOOFDSTUK 2: CORRELATIE EN CAUSALITEIT......................................................................................26
HOOFDSTUK 3: KWANTITATIEF ONDERZOEK........................................................................................27
3.1 Link met het onderzoeksdesign (de schildpad metafoor)...........................................................28
3.2 Data verzameling........................................................................................................................30
3.3 Steekproeven..............................................................................................................................31
HOOFDSTUK 4: HET ONTWIKKELEN VAN VRAGENLIJSTEN...................................................................34
4.1 Verschillende soorten enquêtes.................................................................................................34
4.2 Vragen ontwikkelen....................................................................................................................35
4.3 Antwoorden ontwikkelen...........................................................................................................38
4.4 De enquête afronden..................................................................................................................41
HOOFDSTUK 5: KWALITATIEF ONDERZOEK..........................................................................................42
5.1 Onderzoeksdesign......................................................................................................................42
5.2 Dataverzameling.........................................................................................................................45
5.3 Data-analyse...............................................................................................................................49
5.4 Rapportering...............................................................................................................................52
HOOFDSTUK 6: DESIGN SCIENCE..........................................................................................................53
6.1 Design en engineering................................................................................................................53
6.2 Design science............................................................................................................................55
6.3 Design science methodologieën.................................................................................................55
6.3.1 Design science typologie......................................................................................................55
6.3.2 Pfeffers en Johannesson......................................................................................................56
6.3.3 Hevner.................................................................................................................................59
1
, 6.4 Conclusie....................................................................................................................................60
HOOFDSTUK 7: ACADEMISCH SCHRIJVEN.............................................................................................61
7.1 Inleiding......................................................................................................................................61
7.4 Stijl..............................................................................................................................................64
7.5 Correcte taal...............................................................................................................................65
HOOFDTUK 8: RAPPORTERING.............................................................................................................66
8.1 Extra toelichting..........................................................................................................................66
8.2 Structuur geven aan een paper/thesis........................................................................................67
8.3 Ethiek..........................................................................................................................................71
INLEIDING:
Bij onderzoeksmethodologie is het de bedoeling om een kritische blik te hebben ten opzichte van
onderzoeken. Om op die manier nuttig en degelijk onderzoek te onderscheiden van onderzoek van
2
,een mindere kwaliteit. Daarvoor dien je methodologisch na te denken, en kritisch om te gaan met
data.
Bijvoorbeeld: een motivatiebarometer wordt veelal gebruikt door beleidsmensen. Deze is gebaseerd
op een steekproef, later gaan ze dit veralgemenen naar de gehele populatie. Dit kan methodologisch
gezien nooit een degelijk onderzoek zijn omdat het niet representatief is (bv. niet gekeken naar alle
leeftijden, geslachten, beroepen,… gerepresenteerd). We kunnen dus bijgevolg enkel uitspraken
doen aan de deelnemers van de steekproef en niet over de gehele populatie. Indien je dit wel zou
doen creëer je bias, ook wel foutenmarge genoemd.
Je kan een concept meten aan de hand van 1 indicator. Zo wordt bijvoorbeeld de impact van het
coronavirus gemeten aan de hand van het aantal doden, dit is een correcte indicator maar er zijn
daarnaast nog andere belangrijke indicatoren (bv. impact op het welzijn van de mensen,…).
Je dient een onderscheid te kunnen maken tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke
bronnen. Die laatste heb je nodig om feiten op te kunnen baseren.
HOOFDSTUK 1: ONDERZOEK ORIËNTATIE EN DESIGN
1.1 Onderzoekstrategieën:
Er is een zekere spanwijdte tussen relevantie/praktijkgerichtheid en striktheid.
3
,Het is de moeite waard om jezelf veel tijd te geven, zo snel mogelijk beginnen met ideeën genereren:
begin na te denken over onderwerpen die u mogelijk interesseren en die u een
onderzoekbaar gebied kunnen bieden
dit kan aanvoelen als een nogal onproductief proces waarin een aantal valse starts of
koerswijzigingen worden gemaakt
de tijd nemen om verschillende wegen te verkennen, kan echter problemen in een veel later
stadium voorkomen
In een onderzoek moet je je gedragen als ene egel en niet als een vos – Plato
Een vos heeft meerdere strategieën en het gevaar schuilt erin deze allemaal te willen doen
tot er een daarvan lukt
Een egel heeft maar een enkele strategie (namelijk een bol vormen wanneer hij in gevaar is)
die ten allen tijde werkt
1.2 Onderzoekontwerp
Binnen het veld van management onderzoek zijn er verschillende disciplines,
daarnaast zijn er ook nog sub domeinen. Een onderzoek zal altijd in een sub
domein plaats vinden, maar gebruik makend van één of meerdere disciplines
(bv. theorieën uit economie gebruiken om bepaalde zaken binnen het
onderzoek te verklaren).
Daarnaast wordt een onderzoek beïnvloed, de beïnvloedende factoren zijn:
Waarden
Theorieën
Ontologie
Epistemologie
Praktische overwegingen
Bepaalde beperkingen zoals: tijd, budget, ethiek, wet, financieel
Je zal niet zomaar alles kunnen bevragen, daarnaast heb je niet tot alle informatie toegang
In de methodologie doet men er alles aan om foutenbronnen te vermijden en uw onderzoek zo
foutloos mogelijk te maken. Echter maakt men wel een kanttekening namelijk het is onmogelijk een
foutloos onderzoek af te leveren.
Men kan fouten creëren in 4 verschillende fases van een onderzoek:
1. Design
Wanneer je een fout maakt tegen het design van een onderzoek zal je deze meenemen in de
dataverzameling en zo voort, het is dus de meest cruciale fase in een onderzoek
,1.3 Schildpad metafoor
We gaan een onderzoek doen aan de hand van het metafoor van een schildpad.
Een schildpad is traag, en we gaan ons onderzoek dus ook traag ontwerpen en er genoeg tijd
voor nemen om het telkens opnieuw te evalueren en te verbeteren. In de meeste gevallen
zal je onderzoek niet van de eerste keer goed zijn maar zal je blijven verbeteringen
aanbrengen.
Een schildpad heeft een schild, we bepalen een onderzoek dat we gaan uitvoeren en gaan
hier ons nadien ook bij houden, zonder uit te breiden. Dit is hetgeen waartoe we hebben
besloten en we blijven hierbij. Wanneer we dit niet zouden doen kunnen we eindeloos
blijven uitbreiden.
1.3.1 Hoofd: onderzoek oriëntatie en strategie
Ontologie: een bepaalde visie op de sociale realiteit. Er bestaan 2 grote tegengestelde visies:
Wat is de aard van sociale entiteiten?
Objectivisme: de sociale werkelijkheid is een objectief ding dat je kan meten
Sociale fenomenen en hun betekenissen hebben een bestaan dat onafhankelijk is van sociale
actoren
Constructionisme: de sociale werkelijkheid wordt voortdurend geconstrueerd door subjecten
Sociale fenomenen en hun betekenissen worden voortdurend tot stand gebracht door
sociale actoren. Onderzoeker presenteert altijd een specifieke versie van de sociale realiteit.
Kennis is onbepaald
het onderscheid tussen deze 2 visies is belangrijk om te bepalen hoe we de sociale
werkelijkheid te weten gaan komen
Deze visies vormen de 2 uitersten van een continuüm. Vroeger werd dit meer aanzien als een strijd
tussen de wetenschap, je behoorde ofwel tot het ene uiterste ofwel tot het andere.
Epistemologie: gegeven de sociale werkelijkheid, hoe gaan we deze kunnen te weten komen?
Positivisme: de werkelijkheid is een objectief feit en we gaan deze te weten komen door zo
goed en precies mogelijk te meten gebruik makend van positieve wetenschappen (fysica,
wiskunde,…). Epistemologische positie die pleit voor de toepassing van methoden van de
natuurwetenschappen op de studie van de sociale realiteit
bv. werken met statistiek
Fenomenalisme: alleen verschijnselen en dus kennis die door de zintuigen wordt bevestigd,
kunnen echt als kennis worden gerechtvaardigd
Deductivisme: het doel van de theorie is om hypothesen te genereren die getest kunnen
worden
Objectivisme: wetenschap moet worden uitgevoerd op een manier die waardevrij is
Wetenschappers houden zich bezig met wetenschappelijke uitspraken, niet met normatieve
uitspraken
Interpretivisme: zelf de connectie zoeken met de subjecten en proberen te interpreteren wat
ze betekenen/ proberen te begrijpen.
bv. werken met interviews
5
, Verschillen tussen mensen en de objecten van de natuurwetenschappen
Sociale wetenschappers moeten de subjectieve betekenis van sociale actie begrijpen
Webers notie van ‘Verstehen’
Inductivisme: kennis wordt verkregen door het verzamelen van feiten
Realisme: is een tussenoplossing, het gaat erom dat er een sociale werkelijkheid is en we
moeten de beste methode vinden om deze te weten te komen.
Natuur- en sociale wetenschappen zouden dezelfde benadering moeten volgen
(~positivisme)
Empirisch realisme: de werkelijkheid kan worden begrepen door het gebruik van geschikte
methoden
Kritisch realisme:
o Identificeer structuren die gebeurtenissen en discours genereren
o Structuren die niet spontaan zichtbaar zijn in de waarnemingen, kunnen alleen worden
geïdentificeerd door middel van praktisch en theoretisch werk
Er zijn heel veel scholen, en heel veel mogelijkheden.
Het continuüm loopt van:
Links boven: empirisisme = als je het niet kan meten bestaat het niet
Rechts onder: auto etnografie: ik kan nooit te weten komen hoe jij je
daadwerkelijk voelt, omdat ik in een andere leefwereld zit. De enige
die dat kan weten ben jij zelf.
Je vermijdt best de extremen alles daartussen zijn goede onderzoeken.
Je kan alle onderwerpen van een onderzoek over heel het continuüm observeren.
De manier waarop je de theorie gaat gebruiken:
Deductief onderzoek: de theorie komt eerst, vervolgens haal je daar een hypothese uit, die je
nadien gaat testen in een specifieke situatie. Dit doe je aan de hand van data verzamelen
vervolgens analyseer je de data en kom je tot de conclusie om de hypothese te verwerpen ja
dan nee.
objectivisme/positivisme
Inductief onderzoek: de meeste theorieën zijn inductief tot stand gekomen. Men verzamelt
informatie en gaat vervolgens op zoek naar patronen en categorieën in de data. Aan de hand
daarvan stelt men een theorie op.
constructionisme/Interpretivisme
deductie
Abductie: je inductie
zoekt naar de meest logische verklaring
Vorm van logische gevolgtrekking: probeer de eenvoudigste en meest waarschijnlijke
6
, verklaring voor de waarnemingen te vinden.
‘best beschikbaar’ of ‘meest waarschijnlijk’
Gevolgtrekking naar de beste verklaring
Voorbeeld: gras is nat; als het regent, wordt het gras nat; het heeft dus geregend. Maar er
zijn ook andere verklaringen mogelijk
Deductief: B alleen afleiden uit a waar b formeel logisch gevolg is van a
Inductief: B afleiden uit a, waarbij b niet noodzakelijk uit a volgt. a zou ons een goede reden kunnen
geven om b te accepteren, maar het zorgt er niet voor dat b
Abductief: afleiden van a als uitleg van b, meerdere mogelijke verklaringen voor b
3 belangrijke personen binnen de onderzoeksmethodologie:
Herbert Simon: de mens is beperkt rationeel, want het brein is niet in staat alle informatie te
verwerken, hiermee hebben economen het vaak moeilijk.
Karl Popper: theorie van falsificatie
een onderzoeker dient voortdurend op zoek te gaan naar zaken die uw theorie ondermijnen.
Omwille hiervan is er bij hypothesetesten (statistiek) een nul- en een alternatieve hypothese.
Kuhn: soms dient men af te wachten tot de grote believers van een bepaalde strekking zijn
uitgestorven, je zal de volgers nooit kunnen overtuigen (pessimistisch)
Er bestaan daarnaast ook nog tussenvormen.
Zo heeft Hofstede bijvoorbeeld een inductief onderzoek opgezet dat de
data op een kwantitatieve methode heeft verwerkt.
Grootschalig onderzoek naar culturele verschillen bij IBM
Factoranalyse bracht vier dimensies aan het licht waarop landenculturen verschillen: machtsafstand,
onzekerheidsvermijding, individualisme en mannelijkheid
Dit noemt men gemengde methodologie: men gebruikt een deel van beide kanten van het
continuüm, dit wordt heden ten dage aanzien als de beste manier van onderzoek, maar dit was
vroeger niet het geval.
Een persoon is opgegroeid met een bepaalde visie op de werkelijkheid, en die neem je mee in je
onderzoek. Je kan nooit volledig abstractie maken van die je echt bent. Het is belangrijk dat je je
daarvan bewust bent als onderzoeker, maar je dient het niet op te willen lossen.
Kan de overtuigingen of gevoelens van een onderzoeker weerspiegelen. Kan vooringenomenheid
produceren op een of alle punten in het sociale onderzoeksproces, bijvoorbeeld:
7
, keuze van onderzoeksgebied en methoden
formulering van onderzoeksvraag, onderzoeksopzet en dataverzamelingstechnieken
implementatie van gegevensverzameling
analyse en interpretatie van gegevens
conclusies
Kan affiniteit of sympathie opwekken, vooral voor underdog-groepen
Kan in strijd zijn met de waarden van veel managers
1.3.2 Eerste poot: probleemstelling en onderzoeksvraag
Het is uiterst belangrijk om een probleemstelling wetenschappelijk te kunnen vertalen in een
onderzoeksvraag.
De onderzoeksvraag is het anker van een onderzoek, dit zijn vaak de meest cruciale zinnen in uw
onderzoek. De onderzoeksvraag is altijd een deel van een grotere probleemstelling. Uit één
probleemstelling kan je meerdere goede onderzoeksvragen opstellen.
Probleemstelling: management/maatschappelijk geformuleerd
breder dan de onderzoeksvraag
Onderzoeksvraag: wetenschappelijk geformuleerd
deze verschillen naarmate ze verschuiven in het continuüm
o Objectivisme: bv. in welke mate heeft x een impact op y
Ontwerp: Grote steekproef van bedrijven (economie breed) Grote steekproef van
werknemers binnen elk bedrijf, statistische verwerking
Voordelen: snel, gemakkelijk, duidelijk, generaliseerbaarheid
Nadelen: meetfout, ontbrekende variabelen
o Constructionisme: bv. welke factoren …
Ontwerp: diepte-interviews met directieleden, experts
focusgroepen met vakbondsvertegenwoordigers, werknemers en HR-directeuren
doelgerichte steekproef
Voordelen: diepgaand inzicht, holistische benadering, specifieke maatregelen
Nadelen: beperkte generaliseerbaarheid, overbetrokkenheid, methodebias
Elk onderwerp dat je kiest voor je onderzoek kan je bestuderen op elke plaats in het continuüm,
maar je zal je keuze moeten verantwoorden. Binnen de methodologie dien je altijd je keuzes te
verantwoorden, en nooit je niet-keuzes te verantwoorden (omdat dit er oneindig veel kunnen zijn).
Soorten onderzoeksvragen:
Verschilvraag
Frequentievraag
Relatievraag
1.3.3 Tweede poot: concepten en variabelen
Dit is een voorbeeld van een conceptueel model aan de objectieve
kant van het continuüm.
Elke pijl stelt een hypothese voor, dit is dus een zeer uitgebreid
8
, onderzoek.
Afhankelijke variabele: kostenreductie
Onafhankelijke variabele: Satisfaction of management
Een conceptueel model is een visualisatie van de samenhang en
opbouw van een onderzoek. Dit is zo goed als verplicht op te stellen bij een
kwantitatief onderzoek, en bijna verboden bij een kwalitatief onderzoek.
Geoperationaliseerde concepten met verschillende waarden
Waarden: kwalitatief of kwantitatief
Niveau: nominaal, ordinaal, interval/ratio
Afhankelijke variabele Y en onafhankelijke variabele X
Variabele kan zowel afhankelijk als onafhankelijk zijn
Binnen hetzelfde onderzoek
Over onderzoek heen
Soorten variabelen:
Afhankelijke variabele: Y
Onafhankelijke variabele: X
Controle variabele: een variabele waarin je op zich niet geïnteresseerd bent
in uw onderzoek, maar die zodanig belangrijk is dat je het niet kan negeren.
Je brengt die in om te controleren of je daadwerkelijk meet waarin je
geïnteresseerd bent.
bv. grootte van een bedrijf, leeftijd, geslacht, opleiding,…
Moderator: een variabele die invloed heeft op de relatie tussen de
afhankelijke en onafhankelijke variabele. De relatie tussen x en y is
afhankelijk van de moderator
Mediator: zit er tussen, het hoofdeffect van x naar y loopt eigenlijk
via de mediator.
Bijna alle variabelen kunnen alle net opgenoemde soorten variabelen zijn.
1.3.4 Derde poot: operationalisatie
Om te beginnen aan een onderzoek wordt er eerst een onderzoeksvraag opgesteld, dit gebeurd
binnen poot 1. In deze onderzoeksvraag staan één of meerdere concepten, deze zijn voorlopig nog
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sarahrymenans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.