De rol en de betekenis van de rechtsbeginselen van de Europese Unie uitleggen en toepassen op
een casus:
1. Loyaliteitsbeginsel (art. 4 lid 3 VEU)
Een van de belangrijkste rechtsbeginselen binnen de Europese Unie is het loyaliteitsbeginsel. Dit
beginsel is vastgelegd in art. 4 lid 3 VEU. Lidstaten mogen niet handelen in strijd met (de geest van)
de verdragen en geldt dus voor het VEU, VWEU en al het andere Europees recht met uitzondering van
art. 24 VWEU.
Constitutioneel-institutioneel loyaliteitsbeginsel
Deze component van het loyaliteitsbeginsel ziet op de formele verhouding tussen de lidstaten,
instellingen van de Unie onderling en de Unie. aan de Unie. Ze moeten de regels volgen en ook
richtlijnen omzetten op de juiste manier, daarnaast mogen ze geen maatregelen nemen die het recht
van de Unie kunnen frustreren. Hiernaast zijn de lidstaten onderling verplicht elkaar te helpen en zijn
de Unie instellingen ook verplicht loyaal te zijn tegen elkaar en de lidstaten.
Materieel loyaliteitsbeginsel
Deze component van het loyaliteitsbeginsel heeft effecten voor de uitleg van het materiele Unierecht.
Daarbij wordt gedoeld op rechtspraak van het Hof waarbij de werkingssfeer van de materiele
bepalingen van het werkingsverdrag is opgerekt.
Procedureel loyaliteitsbeginsel
Het procedureel loyaliteitsbeginsel ziet op doorwerking van Unierecht in de nationale rechtsorde.
Deze doorwerking moet door de lidstaten worden gewaarborgd en zo mogelijk op de juiste en tevens
beste manier gebeuren.
2. Attributiebeginsel (art. 4 lid 1 jo. 5 lid 1 en 2 VEU)
Het attributiebeginsel is vastgelegd in art. 4 lid 1 jo. 5 lid 1 en 2 verdrag betreffende de Europese Unie.
Het beginsel en de artikelen zien er op, dat de Unie alleen kan optreden, met bijvoorbeeld wetgeving,
als daarvoor een grondslag (rechtsgrondslag) te vinden is in één van de verdragen. Deze
bevoegdheidsverdeling is van belang, om te kunnen controleren of de Unie zich wel binnen haar
bevoegdheden gedraagt en of de Unie bepaalde wetgevingsprocedures niet aan de kant zet.
De Unie heeft daarnaast vaak op bepaalde gebieden rechtsmacht als dit niet expliciet in een artikel
staat opgenomen. Op het gebied van het extern optreden van de Unie, heeft de Unie bijvoorbeeld op
grond van zijn interne bevoegdheden, vaak ook een bevoegdheid om dezelfde handeling te verrichten
op extern gebied. Dit wordt ook wel de doctrine van de implied powers genoemd. De Unie heeft dan
namelijk geen echte rechtsgrondslag om op te treden, maar mag op grond van een interne bevoegdheid
toch extern optreden.
Expliciet externe bevoegdheden: buitenlands beleid op grond van verdragsbepalingen, dus als de
verdragen de EU uitdrukkelijk bevoegd verklaren.
Impliciet externe bevoegdheden: als de externe bevoegdheid voortvloeit uit de interne bevoegdheid en
noodzakelijk is om de doelstellingen te verwezenlijken (AETR-doctrine, AETR-effect en implied
powers doctrine)
3. Subsidiariteitsbeginsel (art. 5 lid 3 VEU)
Als de EU bevoegd is, dient zich de vraag of ook daadwerkelijk gebruik dient te worden gemaakt van
die bevoegdheid. Deze vraag moet aan de hand van het subsidiariteitsbeginsel worden beantwoord.
Het subsidiariteitsbeginsel is overigens alleen van toepassing op niet-exclusieve bevoegdheden.
Hierom moet eerst de vraag worden gesteld om welke bevoegdheid het hier gaat: is de bevoegdheid
exclusief (alleen voor de Unie) of niet-exclusief (de bevoegdheid is voor de Unie en/of voor de
lidstaten). Zie hiervoor de artt. 3 en 4 VWEU.
, Inhoudelijk komt het subsidiariteitsbeginsel er op neer dat de Unie alleen kan optreden als de
doelstellingen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt (1) en dus beter door het
optreden van de Unie kunnen worden bereikt (2) (dubbele toets)
Dat de toepassing grotendeels is beperkt tot de politieke arena komt door de vage bewoordingen. Het
wordt meestal gebruikt om politiek ongewenste voorstellen te torpederen.
4. Evenredigheidsbeginsel
Ook dit beginsel is na kritiek op het gebruik van de vele rechtsgrondslagen opgenomen in de
Verdragen, ditmaal in art. 5 lid 4 verdrag betreffende de Europese Unie. Dit beginsel zorgt er voor dat
de Unie enkel optreedt als dit noodzakelijk is en de lidstaten hierbij zoveel mogelijk ruimte biedt.
Daarnaast is het noodzakelijk dat het minst ingrijpende middel wordt gebruikt.
Het evenredigheidsbeginsel is ook een algemeen geaccepteerd beginsel binnen de Unie en speelt niet
alleen bij de bevoegdheidsvraag van de Unie een rol. Als het evenredigheidsbeginsel als algemeen
beginsel wordt gezien, moet er aan drie voorwaarden zijn voldaan:
1) Causaliteit/geschiktheid van een maatregel : onevenredig wanneer de maatregel niet kan leiden
tot (niet in causaal verband staat met) een bepaald doel.
2) Noodzakelijkheidsvereiste: toetsing of het middel waarvoor gekozen is niet verder gaat dan
wat noodzakelijk is van de doelstelling (zie ook Deense-Flessen arrest)
3) Belangenafweging publiek belang en interne markt : de vraag naar de evenredigheid strictu
sensu van een maatregel. De doelstelling van een matregel wordt direct afgewogen tegen een
ander belang. De doelstelling van de maatregel zelf staat ter discussie.
Autonomie van het Unierecht
De autonomie van het Unierecht bestaat uit voorrang (Costa/ENEL) en rechtstreekse werking (Van
Gend en Loos). Unierecht heeft werking als intern recht. Een onderdaan kan zich beroepen op de
nationale rechtsorde. Wanneer een nationale regel niet verenigbaar is met Unierecht dan gaat
Unierecht voor (Nederlandse visie). Duitsland accepteert voorrang alleen zolang dat Unierecht
voldoende waarborgen biedt tegen schendingen van grondrechten.
De theorie van doorwerking en ontwikkeling daarvan uitleggen en toepassen op een casus
Rechtstreekse werking primair Unierecht
De basisvoorwaarde voor rechtstreekse werking is dat een regel van Unierecht (1) voldoende duidelijk
en (2) onvoorwaardelijk moet zijn (zie Van Gend en Loos). De nationale rechter moet een bepaling
rechtstreeks kunnen toepassing zonder dat hij daarbij de plaatst van de Europese of nationale wetgever
of het Europees of nationaal bestuur inneemt.
Bij de doorwerking van het Unierecht dient een onderscheid te worden gemaakt tussen zogeheten
verticale en horizontale situaties. In verticale situaties wordt een beroep gedaan op het Unierecht ten
opzichte van een overheidsinstelling van een lidstaat. In horizontale situaties gaat het om het inroepen
van Unierecht tussen particulieren onderling (zie Walrave Koch).
Rechtstreekse werking algemene rechtsbeginselen en fundamentele rechten
De rechten die het Handvest verleent, hebben doorwerking, maar de beginselen niet, juist omdat deze
laatste categorie nader optreden van de Uniewetgever en/of de nationale wetgever vereist.
Doorwerking van secundair Unierecht
Verordeningen
Verordeningen zijn maatregelen met een algemene strekking die verbindend zijn in al hun onderdelen
en rechtstreeks toepasselijk zijn in elke lidstaat. Voor verordeningen geldt dat deze niet in nationale
wetgeven mogen worden omgezet. Deze dienen als verordening hun plaats in te nemen in de
rechtsorde van de lidstaat. Daarnaast hebben bepalingen uit verordeningen ook horizontale
rechtstreekse werking (zie Muñoz)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NARechtenStudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.90. You're not tied to anything after your purchase.