o
Overeenkomstenrecht
• Het vermogensrecht is in het BW opgenomen in de boeken 3-8.
• Het vermogensrecht wordt traditioneel onderverdeeld in het goederenrecht (boeken 3 en 5) en
het verbintenissenrecht (boeken 3, 6,7 en 8).
• Het BW geeft geen definitie van het rechtsbegrip verbintenis. Een gangbare definitie is: een
vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen op grond waarvan een
partij (de schuldeiser of crediteur) tot een bepaalde prestatie gerechtigd is en de wederpartij
(de schuldenaar of debiteur) tot die prestatie verplicht is.
• De wet verbindt aan het bestaan van verbintenissen ingrijpende rechtsgevolgen, namelijk de
bevoegdheid van de schuldeiser om nakoming van de verbintenis in rechte af te dwingen (art.
3:296 BW) en de bevoegdheid van de schuldeiser om na een veroordelend vonnis zijn
vordering op alle goederen van zijn schuldenaar te verhalen (art. 3:276 BW).
• Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet (art. 6:1 BW) voortvloeit (dan wel
passend in het stelsel van de wet en aansluitend bij wel in de wet geregelde gevallen, HR 30
januari 1959, NJ 1959, 548 (Quint-Te Poel)).
• Een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis (art. 6:3 lid 1 BW). De
schuldeiser van een natuurlijke verbintenis kan derhalve geen gebruikmaken van art. 3:296
BW.
• De belangrijkste bron van verbintenissen is de verbintenisscheppende (obligatoire)
overeenkomst (art. 6:213 BW). Andere bronnen van verbintenissen zijn onrechtmatige daad
(art. 6:162 BW), zaakwaarneming (art. 6:198 BW), onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW)
en ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW). Ook in andere boeken van het BW worden
bronnen van verbintenissen aangewezen, zoals alimentatieverplichtingen (art. 1:157 BW en
1:392 BW). Ook buiten het BW worden in wetsbepalingen bronnen van verbintenissen
genoemd, zoals bijv. art. 185 WVW.
Leereenheid 1
Voorkennis LE1
1 – De verbintenis (zie boeken 6, 7, 8 en 3 BW)
Definitie: een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer bepaalde
personen, op grond waarvan de een jegens de ander recht heeft op een prestatie, waartoe die ander
verplicht is.
- Rechtsbetrekking: een betrekking (relatie) tussen personen waaraan het recht een rechtsgevolg
verbindt.
- Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking: de rechtsbetrekking moet op geld waardeerbaar zijn.
- Tussen twee of meer bepaalde personen:
2 – Subjecten der verbintenis en het voorwerp
1) Schuldeiser/crediteur;
2) Schuldenaar/debiteur;
Het voorwerp, ofwel het object, ofwel nog ander: het onderwerp van de verbintenis is de prestatie van
de debiteur. De prestatie kan bestaan uit:
1) Een geven;
2) Een doen; of
3) Een niet-doen.
3 – Bronnen van de verbintenis
- Verbintenissen uit de wet (aansprakelijkheidsrecht)
- Verbintenissen uit rechtshandelingen (obligatoire overeenkomst. Vb: koopovereenkomst)
- Verbintenissen die voortvloeien uit het stelsel van de wet Arrest Quint-Te Poel.
,4 – De natuurlijke verbintenis (art. 6:3 (lid 2 sub a en b) jo. 6:4 en 6:5 BW)
Definitie: een natuurlijke verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer
personen waarbij de prestatie waartoe de debiteur jegens de crediteur verplicht is, door de crediteur
niet rechtens kan worden afgedwongen.
Leereenheid 1
Reader
1 – Rechtshandelingen en overeenkomst
Rechtshandelingen zijn onder te verdelen in eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen.
Bij een eenzijdige rechtshandeling treedt het rechtsgevolg in door de wilsverklaring van een persoon.
Eenzijdige rechtshandelingen worden onderverdeeld in ongerichte (maken van testament) en gerichte
overeenkomsten (het doen van een aanbod, opzegging).
Bij meerzijdige rechtshandelingen zijn daarvoor twee of meer personen nodig (aangaan van een
huwelijk of sluiten van een overeenkomst). Meerzijdige rechtshandelingen zijn te onderscheiden in
overeenkomsten en andere meerzijdige rechtshandelingen (art. 6:213 BW).
Rechtshandelingen zijn in Boek 3, als onderdeel van het vermogensrecht in het algemeen, geregeld
(3:32-59 BW).
De obligatoire of verbintenisscheppende overeenkomst (art. 6:213 BW) als meerzijdige rechtshandeling
een species van de rechtshandeling is in het verbintenissen recht gewijde Boek 6 geregeld (artt. 6:213-
279 BW).
2 – Onderverdeling obligatoire overeenkomsten
Benoemde overeenkomst: bepaalde overeenkomsten worden in de wet uitdrukkelijk geregeld wanneer
zij zo vaak voorkomen dat een afzonderlijke regeling gewenst is (koopovereenkomst,
arbeidsovereenkomst, huurovereenkomst).
Onbenoemde overeenkomst: een onbenoemde overeenkomst is een overeenkomst die niet uitdrukkelijk
in de wet is geregeld. De onbenoemde overeenkomst wordt enkel beheerst door algemene regels.
Gemengde overeenkomst: gemengde overeenkomsten vertonen de typische kenmerken van twee of
meer benoemde overeenkomsten (art. 6:215 BW).
Hoofdovereenkomst: een hoofdovereenkomst is een overeenkomst die zelfstandig een reden van
bestaan heeft zoals alle benoemde overeenkomsten.
Hulpovereenkomst: de hulpovereenkomst is een overeenkomst die wordt aangegaan in afhankelijkheid
van een buiten haar liggende rechtsverhouding. Het doel van een hulpovereenkomst kan zijn het
voorbereiden, versterken, bevestigen, regelen of afwikkelen van een buiten haar liggende
rechtsbetrekking.
Voorovereenkomst: een voorovereenkomst is een hulpovereenkomst waarin een partij zich verbindt tot
het tot stand brengen van een andere overeenkomst in de toekomst en waarvan de inhoud athans in
hoofdzaken voldoende bepaald of bepaalbaar is (art 6:226 BW).
Voortbouwende overeenkomst: een voortbouwende overeenkomst is een hulpovereenkomst die
afhankelijk is van een bestaande rechtsverhouding (art 6:229 BW).
,Leereenheid 1
Boek
13 – Grondbeginselen van contractenrecht
1) Contractsvrijheid: het staat de partijen vrij om overeenkomsten te sluiten met wie zij willen.
Grens is te vinden in art. 3:40 BW.
2) Vormvrijheid art. 3:37 BW;
3) De verbindende kracht van de overeenkomst (pacta sunt servanda) art. 6:248 BW.
Arrest Quint-Te Poel
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet (art. 6:1 BW) voortvloeit (dan wel passend
in het stelsel van de wet en aansluitend bij wel in de wet geregelde gevallen).
Arrest Haviltex
In dit arrest overwoog de Hoge Raad dat ten aanzien van de contractsuitleg in het algemeen, dat daarbij
van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kring partijen behoren en welke rechtskennis van
zodanige partij mag worden verwacht.
De volgende kennis wordt verondersteld bij leereenheid 2:
• Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan
(art. 6:217 lid 1 BW).
• Zowel een aanbod als de aanvaarding zijn eenzijdige gerichte rechtshandelingen.
• Een aanbod kan worden herroepen, tenzij het een termijn voor de aanvaarding
inhoudt of de onherroepelijkheid ervan op andere wijze uit het aanbod volgt (art.
6:219 lid 1 BW).
Leereenheid 2
Voorkennis LE2
1 – Het tot stand komen van een overeenkomst: aanbod en aanvaarding en het vereiste van
bepaalbaarheid
Voor een totstandkoming van een geldige rechtshandeling is op en rechtsgevolg gerichte wil die zich
door een verklaring heeft geopenbaard vereist (art 6:217 BW).
Aanbod: aanbod is de aan de wederpartij gedaan voorstel tot het aangaan van een overeenkomst, welk
voorstel zodanig is bepaald dat door de aanvaarding onmiddellijk een overeenkomst ontstaat.
1) Aan de wederpartij gedaan voorstel;
2) Zodanig bepaald dat door de aanvaarding onmiddellijk een overeenkomst ontstaat.
Herroepen (art. 6:219 BW)
De aanbieder kan in beginsel zijn aanbod herroepen. Er zijn echter een aantal uitzonderingen:
- In de eerste plaats is herroeping van een aanbod niet mogelijk als het een onherroepelijk
aanbod betreft (lid 1); en
- In de tweede plaats is herroeping van een aanbod niet mogelijk als het aanbod is aanvaard,
dan wel een mededeling inhoudende de aanvaarding is verzonden (lid 2).
Uitloving (art. 6:220 BW)
Vervallen van aanbod (art. 6:221 BW)
1.1 – Het moment waarop de overeenkomst tot stand komt
Door aanvaarding van het aanbod komt een overeenkomst tot stand. Ook aanvaarding is net als het
aanbod een wilsverklaring (art. 3:37 BW). Een gerichte rechtshandeling eerst tot stand komt op het
moment dat de (wils)verklaring degene tot wie ze is gericht heeft bereikt (lid 3). (zie ook art. 6:224 BW).
1.2 – het vereiste van bepaalbaarheid
Een verbintenis is bepaalbaar, wanneer de vaststelling van tevoren vaststaande criteria kan geschieden
(art. 6:227 BW).
, Vb: A en B komen op 10 januari 2002 overeen dat A aan laatstgenoemde op 28 mei 2002 10 000 kilo
asperges klasse I zal leveren tegen de dan geldende veilingprijs. De verbintenis die uit de overeenkomst
A-B ontstaat, is voldoende bepaald. A’s prestatie is voldoende bepaald.
Leereenheid 2
Reader
Introductie
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Aanbod en
aanvaarding zijn eenzijdige rechtshandelingen: art. 3:33 BW: op een rechtsgevolg gerichte wil die zich
door een verklaring heeft geopenbaard. Deze openbaring wordt besproken in art. 3:37 lid 3 BW: een
tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben
bereikt. De zogenoemde ontvangsttheorie.
Traditioneel wordt de vraag of in geval van een ongelijkheid tussen wil en verklaring desondanks een
overeenkomst tot stand komst door drie theorieën beheerst: wilstheorie, verklaringstheorie en de
vertrouwenstheorie. Het BW gaat uit van een combinatie van deze theorieën de zogenoemde
wilsvertrouwensleer.
1 – Totstandkoming van rechtshandelingen
Aanbod en aanvaarding zijn eenzijdige rechtshandelingen. Een rechtshandeling vereist een op een
rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW). De verklaring
moet aan degene tot wie de verklaring is gericht de wil van de declarant duidelijk maken. Uitgangspunt
is dat verklaringen niet aan een bepaalde vorm zijn verbonden (art. 3:37 BW). Een rechtshandeling
heeft in beginsel eerst rechtsgevolg op het moment dat het aanbod degene tot wie het is gericht heeft
bereikt. Het niet bereiken komt voor risico van de geadresseerde (risicocorrectie art. 3:37 lid 3 BW),
indien dit een gevolg is van
- Zijn eigen handelen;
- De handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is;
- Andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt.
2 – De wilsvertrouwensleer
Zoals eerder genoemd zijn er drie theorieën.
Wilstheorie
Volgens deze theorie is het de verklaarde wil die de rechtshandeling/overeenkomst tot stand doet
komen. Een strikte toepassing van de wilstheorie brengt mede dat een verklaring die niet overeenstemt
met de wil van de handelende partij geen rechtshandeling doet ontstaan.
Verklaringstheorie
De verklaringstheorie gaat ervan uit dat een rechtshandeling tot stand komt door de overeenstemmende
verklaring van de partijen.
Vertrouwenstheorie
Deze theorie vormt een correctie op de verklaringstheorie. Niet elke verklaring bindt degene die haar
aflegt, maar alleen die verklaring die een normaal mensen onder de gegeven omstandigheden in goed
vertrouwen mocht beschouwen als overeenstemmend met de wil van degene die haar aflegde.
Het BW gaat uit van een combinatie van de theorieën: de wilsvertrouwensleer. Ontbreken van de wil
(art. 3:33 BW) is de rechtshandeling in beginsel nietig. De bescherming van de wederpartij (vertrouwen
is uitgewerkt in art. 3:35 BW.
3 – Oneigenlijke dwaling en geestelijke stoornis
Onderscheid tussen drie wilsmomenten:
1) Men wilde de verklaring niet (vb: verspreking of verschrijving);
2) Men wilde de verklaring, maar niet dat deze zou worden verstaan in de zin zoals de andere
partij haar heeft opgevat (vb: misverstand);
3) Men wilde de uiting en tevens dat zij zou worden verstaan in de zin zoals de andere partij haar
heeft opgevat, maar niet de rechtsgevolgen van die uiting (vb: innerlijk voorbehoud).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NARechtenStudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.68. You're not tied to anything after your purchase.