Economie samenvatting Economische modellen H1t/mH5 lweo 1e druk
7 views 0 purchase
Course
Economie
Level
VWO / Gymnasium
Samenvatting Economie Economische modellen Hoofdstuk 1 t/m 5 van de methode lweo. Deze samenvatting is uitgebreid en duidelijk over dit hoofdstuk. De samenvatting is goedgekeurd door mijn docent. Voor deze toets had ik een 8,3.
Economische modellen
Hoofdstuk 1 Conjunctuur en structuur
Totale bestedingen = bestaan uit bestedingen gedaan door gezinnen, bedrijven, overheid en
buitenland. Noemen we ook wel effectieve vraag, om aan te geven dat het gaat om vraag
die tot echte uitgaven leidt.
Productiecapaciteit = maximale productie die met beschikbare kapitaalgoederenvoorraad in een
jaar kan worden gemaakt.
Overbesteding = effectieve vraag (EV) is groter dan productiecapactiteit. Leidt tot inflatie
Bestedingsevenwicht = bestedingen zijn precies gelijk aan productiecapaciteit.
Onderbesteding = effectieve vraag is kleiner dan productiecapaciteit. Conjuncturele werkloosheid.
Bezettingsgraad = verhouding tussen productie en productiecapaciteit.
= (productie/productiecapaciteit) * 100%
Conjunctuur = schommelingen in bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.
Trendmatige groei/trend = gemiddelde groei berekend over een langere periode.
Om schuine lijn van trend kringelt de effectieve vraag, ook wel nationaal product of nationaal
inkomen genoemd. Economisch herstel kan leiden tot overbesteding. Als nationaal product daalt,
dus als er sprake is van krimp, ontstaat er een recessie. Als economische krimp zich over periode
van jaren uitstrekt is er sprake van een depressie.
Consumeren = kopen of aanschaffen van goederen en diensten voor de behoeftebevrediging, dus
zonder bedoeling daar verder mee te produceren.
Nationale particuliere consumptie = geldwaarde van alle goederen en diensten die gekocht zijn
door gezinnen bij bedrijven.
Bedrijven kopen goederen om mee te produceren. Die productiemiddelen worden in de economie
kapitaalgoederen of kortweg kapitaal genoemd. Kopen van kapitaalgoederen door bedrijven wordt
investeren genoemd.
Overheidsbestedingen zijn te splitsen in:
Overheidsinvesteringen (uitgaven van overheid voor aanschaffen van vaste
kapitaalgoederen voor bedrijven)
Overheidsconsumptie (uitgaven aan bedrijven voor aanschaf van consumptiegoederen ten
behoeve van de overheid. Ook salarissen van ambtenaren zijn overheidsconsumptie)
Export = verkoop van goederen en diensten door bedrijven aan het buitenland.
Import = als Nederland goederen en diensten in het buitenland koopt.
Aankoop van goederen en diensten door bedrijven, gezinnen of de overheid in het buitenland leidt
niet tot vraag in Nederland, maar tot vraag in het buitenland.
Effectieve vraag = bestaat uit bestedingen gedaan door gezinnen, bedrijven, overheid en
buitenland.
Verandering in omvang, kwaliteit en kosten van productiefactoren kan crisis veroorzaken.
, Structurele werkloosheid = werkloosheid die ontstaat door veranderingen in aanbodzijde van
economie. Kan kwantitatief of kwalitatief probleem zijn.
Conjuncturele werkloosheid = werkloosheid die het gevolg is van een te lage effectieve vraag t.o.v.
productiecapaciteit. Dit is het geval bij laagconjunctuur.
Productiecapaciteit verandert door veranderingen in hoeveelheid (kwantiteit) en kwaliteit van
productiefactoren arbeid, natuur, ondernemerschap en kapitaal. Dit is structurele ontwikkeling.
Soort producten dat gemaakt wordt en wijze waarop deze producten gemaakt worden, bepalen de
relatie tussen verschillende productiefactoren. Productiefactor die het minst beschikbaar is, bepaalt
omvang van productiecapaciteit. We noemen deze beperkende factor de knelpuntfactor.
FIGUUR 1.4
Hoofdstuk 2 Klassieken en Keynes
Theorie die zegt dat werkloosheid bestreden kan worden door loonkosten te verlagen, is ontleend
aan denkbeelden van de klassieken.
Ook op arbeidsmarkt werkt in visie van klassieken het marktmechanisme. Als er werkloosheid is,
dus als vraag naar arbeid kleiner is dan aanbod van arbeid, zullen lonen dalen.
Marktmechanisme/prijsmechanisme = prijs en verhandelde hoeveelheid van een product komt tot
stand door vrij spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel aangeboden als
gevraagd.
Engelse econoom John Maynard Keynes zette zich af tegen klassieke theorie. Hij vindt dat overheid
bij economische crisis moet zorgen voor extra vraag. Volgens Keynes lost loondaling in periode van
laagconjunctuur werkloosheid niet op, maar doet haar juist toenemen. Als loon daalt, zal
koopkracht afnemen. Hierdoor daalt effectieve vraag en dus productie. Werkloosheid zal
vervolgens stijgen. Land komt dan in negatieve spiraal terecht. Volgens Keynes moeten lonen in
periode van laagconjunctuur juist omhoog en moet overheid ingrijpen om negatieve economische
spiraal te doorbreken. Overheid moet zorgen voor extra vraag als bestedingen van particulieren
teruglopen.
Overheid kan op twee manieren bestedingen beïnvloeden:
Door bestedingen van overheid zelf te veranderen
Door ervoor te zorgen dat particulieren meer of minder gaan besteden
Keynes legt nadruk op vraagzijde van economie. Hoogte van nationaal inkomen wordt volgens hem
bepaald door effectieve vraag. Productiecapaciteit wordt verondersteld constant te zijn.
Keynesiaans beleid kan sneeuwbaleffect hebben. Enerzijds leidt zulk beleid tot toename effectieve
vraag, daarmee tot stijging van productie en dus ook tot meer werkgelegenheid en hoger nationaal
inkomen. Als nationaal inkomen hoger wordt, gaan gezinnen meer consumeren en bedrijven meer
investeren. Hierdoor stijgt productie en neemt werkgelegenheid toe en stijgt inkomen, enz.
Anderzijds kan overheid in situatie van overbesteding economie afremmen door zelf minder te
gaan uitgeven en/of door belastingen verhogen. Dit leidt tot afname van effectieve vraag en
daarmee tot daling van productie en afname van werkgelegenheid. Nationaal inkomen zal dalen en
als gevolg daarvan gaan gezinnen minder consumeren en bedrijven minder investeren. Hierdoor
daalt productie, enz.
Keynes noemt bovenstaande kettingreactie het multipliereffect.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jasmijnjeulink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.