In deze duidelijke samenvatting staan zowel de powerpoints van mevrouw Vanhaecht, de notities vanuit de les en de belangrijkste elementen uit het boek "Algemene Economie-11de editie". Op het einde van de samenvatting is er nog een overzicht van alle afkortingen toegevoegd, handig voor tijdens het s...
Hoofdstuk 7: Productie, inkomens en bestedingen
Macro-economie = bekijkt het geaggregeerde niveau en bestudeert vraagstukken die de economie
als geheel beïnvloeden (betrekking op stabilisatieprobleem).
Productie, toegevoegde waarde en factorvergoedingen
Productie = creëren van nut. Kenmerken: verschillende fasen à opeenvolgende productiefasen
onderscheiden, waarbij verschillende bedrijven betrokken zijn. Per fase wordt een waarde aan het
goed toegevoegd (= toegevoegde waarde).
Toegevoegde waarde = de waarde (= ontvangsten) van de voortgebrachte goederen verminderd
met de waarde van de verbruikte intermediaire goederen1.
Verbruikte intermediaire goederen = economische goederen en diensten die van andere bedrijven
worden betrokken en als input gebruikt worden bij de eigen productie.
Voorbeeld
- Geen voorraden
- ‘huidenhandel’ verbruikt geen intermediaire goederen
- Veronderstelling: de volledige opbrengst in elke fase tijdens dezelfde beschouwde periode
wordt doorverkocht aan de volgende productiefase
Legende:
A Waarde goederen
M Intermediair verbruik
W Toegevoegde waarde
F Factorvergoedingen
Totale toegevoegde waarde (W) = totale waarde van alle goederen (A) – totaal van het
intermediaire verbruik (M) à W = A – M
Finaal goed = een goed (of dienst) dat in een bepaalde periode werd voortgebracht en dat in
diezelfde periode niet in een volgende productiefase is opgegaan.
1
Voorbeelden: ijzer, hout, staal…
1
,Het grootste deel van de geproduceerde goederen mag niet meegerekend worden bij de bepaling
van de waarde van de macro-economische productie. Dit is het geval voor de voortgebrachte
goederen die in de beschouwde periode in een volgend productiestadium zijn opgegaan. Als men
dus de verbruikte intermediaire goederen wel bij de productie telt, zou men dubbeltellen.
o Waarde zit al in de waarde van het finaal goed (schoenenwinkel)
Toegevoegde waarde = factorvergoedingen: dit inkomen is niets anders dan de vergoeding van de
productiefactoren (factorvergoeding).
àW=A–M=F
De waarde van de productie is gelijk aan:
- De waarde van de finale goederen: verkoopprijs van de schoenen in de winkel (40)
o A – M = W à 100 – 60 = 40
- De som van de toegevoegde waarden (10 + 5 + 20 + 5)
- De som van de factorvergoedingen (10 + 5 + 20 + 5)
Voorraden
Eindvoorraden = voorraden aan het einde van een productiefase (afgewerkte producten/
grondstoffen/ hulpstoffen/ half afgewerkte producten).
Waarde van de productie:
- Verkopen
- Wijzigingen in de voorraden
Voorbeeld
- Invloed van voorraden voor de berekening van het macro-economische product
- Begin: geen voorraden
- ‘huidenhandelaar’: waarde goederen (€ 10) - verkoop (€ 7) = eindvoorraad (€ 3)
o De toegevoegde waarde per productiefase blijft onveranderd, ook het macro-
economische product blijft ongewijzigd (€ 40).
Legende:
A1 Totale verkopen
Ve Verandering in de eindvoorraden
à W = A – M = A1 + Ve – M = F
2
,De waarde van de productie is gelijk aan:
- De waarde van de finale goederen: waarde van de schoenen in de winkel en de waarde
van de aangelegde voorraden (enkel de toegevoegde waarde die niet opgaat in de
volgende productiefase)
o A – M = W à 91 – 51 = 40
o A1 + Ve – M = F à 88 + 3 – 51 = 40
- De som van de toegevoegde waarden (10 + 5 + 20 + 5)
- De som van de factorvergoedingen (10 + 5 + 20 + 5)
Voorraden zijn een onderdeel van de finale goederen!
Soorten factorvergoedingen
We onderscheiden 3 categorieën van eigenlijke factorvergoedingen:
- De loonsom als vergoeding van de productiefactor arbeid
- De rente als vergoeding voor de productiefactor kapitaal
- De pachtsom als vergoeding van de productiefactor natuur
Kenmerken eigenlijke productiefactoren: hun vergoeding wordt doorgaans bedongen of
contractueel vastgelegd.
Het is mogelijk dat de toegevoegde waarde groter (>) is dan de som van de eigenlijke
factorvergoedingen.
à toegevoegde waarde – eigenlijke factorvergoedingen = ondernemerswinst
F = F1 + π
Legende:
F Factorvergoedingen
F1 Eigenlijke factorvergoedingen (loonsom (arbeid), pachtsom (natuur), interestsom
(kapitaal))
π Ondernemerswinst
Inkomen (Y) (~ macro-economische) = de totale vergoedingen die alle eigenaars van
productiefactoren samen hebben ontvangen.
o Y = waarde van het inkomen = waarde productie = productie
à W = A – M = A1 + Ve – M = F = F1 + π = Y
Bruto- versus nettoproduct
De duurzame kapitaalgoederen, die bij het produceren van de finale goederen en diensten of
creëren van toegevoegde waarde worden aangewend, zijn onderhevig aan slijtage.
Een gedeelte van de duurzame kapitaalgoederen gaat jaarlijks als het ware op in de economische
goederen die ermee geproduceerd worden. Om de productiecapaciteit van de bestaande
kapitaalvoorraad in stand te houden, zijn investeringen noodzakelijk.
o Dit zijn de vervangingsinvesteringen waarvan de omvang gelijk staat met de
afschrijvingen of de depreciatie (D) die bedrijven in hun boekhouding opnemen.
Nettoproduct = brutoproduct – depreciatie (D)
o Netto-product = netto-inkomen
à W – D = F1 + π – D = Y – D
3
, Fundamentele gelijkheid tussen product, inkomen en bestedingen
Nationaal product = nationaal inkomen = besteding van het nationaal product
Legende:
C Consumptie
Iep Hoeveel er werd geïnvesteerd in de economie (investeringen van bedrijven)
Voorbeeld
Bruto-investeringen Netto-investeringen
- De samenhang van de bestedingen met het product en het inkomen.
- De gelijkheid tussen product en bestedingen.
- Gebruik van de conventie om de bruto investeringen op te delen in
vervangingsinvesteringen (depreciatie), uitbreidingsinvesteringen en voorraadinvesteringen.
o Cruciaal element: voorraadinvesteringen = verandering van de voorraden goederen
in de verschillende productiefasen
3 soorten investeringen:
Vervangingsinvesteringen = de investeringen die de kapitaalvoorraad op peil houden.
o Vervangingsinvesteringen = depreciatie (D)
Uitbreidingsinvesteringen = toevoegingen van reële productiemiddelen aan de bestaande
hoeveelheid kapitaalgoederen.
In beide gevallen wordt vooral gerefereerd aan duurzame kapitaalgoederen2 (= vast kapitaal).
Voorraadinvesteringen = vlottend kapitaal.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller runew. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.