Week 1: Introductie en Cognitieve Neurowetenschappen
Structuralisme = algemene ervaringen worden bepaald door het combineren van basis
ervaringen, sensaties, Wundt.
Besparing = oorspronkelijke tijd om lijst te leren – tijd om lijst te leren na vertraging,
Ebbinghaus.
Besparingscurve = geheugen neemt eerste twee dagen na het leren af, daarna vrijwel
constant.
Cognitie = alle processen waarbij sensorische input wordt getransformeerd, gereduceerd,
geëlaboreerd, opgeslagen, opgehaald en gebruikt wordt.
Cognitieve model = input uit omgeving bemiddelings proces met mental event output:
gedrag
Black-box probleem = binnen de cognitieve psychologie, info uit de blackbox zien te halen
naar aanleiding van in en output.
Informatieverwerkingsaanpak = seriële verwerkingsfasen in het brein.
Cognitieve experimenten = output meten terwijl je de input systematisch manipuleert.
Reactietijd, accuraatheid, sensiviteit.
Detectie of discriminatie taak= reactietijd meten.
Subtraction = gaat ervan uit dat informatieverwerking bestaat uit stadia die tijd nodig
hebben.
Perceptie – beslissen – responsvoorbereiding
Stimulus-respons mapping = stimuli die automatisch een respons triggeren tegen
substractie in. Geen beslistijd.
Simon-effect experiment = blauw licht linkerhand, groen licht rechterhand, sneller als de
stimulus en de knop aan dezelfde kant zijn.
Experiment van donders = meet de tijd om een beslissing te maken, ook met lampjes, eerste
echte cognitieve experiment.
Cognitieve wetenschap = bestudeert relatie: stimulus – gedrag – onderliggende mentale
processen.
- Process en resource modellen = representeren operatie en of interactie van een
bepaald cognitief proces.
Procesmodel = voorbeeld: invloed van emotie op geheugen
Resource (capaciteit) model = voorbeeld: aandacht
Cherry dichotische luistertaak werkgeheugen nodig voor verwerking.
Filtermodel van broadbent = input filter detector geheugen
Kunstmatige intelligentie = McCarthy: een machine zich intelligent laten gedragen op een
manier dat een mens intelligent zou worden genoemd.
Logica-theoreticus = eerste computerprogramma dat een dergelijke intelligentie begreep.
Redeneringsprocessen.
Cognitieve neurowetenschappen = relatie: stimulus – breinprocessen – gedrag
- Structureel model = focussen op hersen(anatomie)
Neurotransmitters = induceren veranderingen in volgende cel.
Soorten sensorische codering
1. Specificity coding = een neuron voor een persoon, kwetsbaar en inefficient.
Grandmother cell = cellen die input krijgen van verschillende eerdere neuronen in de
visuele gebieden en al deze stukjes samenvoegt tot het beeld van een persoon,
toenemende complexiteit en specialisatie.
, 2. Population/distributed coding = meerdere cellen weergeven samen een
representatie. Activiteit verdeeld over het brein, verschillen in activatie gehele patroon
bepaald representatie.
3. Sparse coding = coderen van bijvoorbeeld het onderdeel gezichten of huizen,
distributed, maar dan doen er minder cellen mee. Nog efficienter.
FMRI = meten bloed-oxigen level, kijken waar het nieuwe bloed heengaat/nodig is. Gebruikt
vaak substractie methode, voor en na.
+ hoge spatiele resolutie en in black box kijken
- Lage temporele resolutie
MRI = hersenstructuren weergeven, maar niet de activiteit.
EEG = hoofdhuidelektroden, elektrische activiteit meten.
Event related potentials = geven info over de timing + activeringsniveau van verschillende
stadia van informatieverwerking. Geen nauwkeurige info over de locatie van de
hersensignalen.
TMS = oorzakelijk verband te bestuderen door tijdelijke laesie.
PPA = specifiek voor het herkennen van huizen en ruimtelijke lay-outs
FFA = specifiek voor het herkennen van gezichten.
EBA = specifiek voor het herkennen van lichaamsdelen.
Semantische codering = verwerken van betekenis, vooral woorden.
Dorsaal = waar
Ventraal = wat
Zenuwwettheorie = signalen kunnen door het hele net in alle richtingen worden
doorgegeven.
Principe van neurale representatie = alles wat je ervaart is gebaseerd op een representatie
van een stimulus in het zenuwstelsel, niet direct contact?
Eigenschapsdetectoren = neuronen in het visuele systeem die reageren op een specifiek type
stimulus.
Proposagnose = geen gezichten meer herkennen door schade aan rechter temporale kwab
Gedistrubeerde representatie = het idee dat specifieke cognitieve functies veel gebieden van
de hersenen activeren.
Week 2
Notie van continuïteit = wanneer objecten overlappen, loopt het onderste object achter het
bovenste object gewoon door.
Omgekeerde projectie probleem = het beeld op je netvlies kan door verschillende of
meerdere objecten veroorzaakt worden en dus is het ambigu.
Gezichtspunt variantie = een object van verschillende perspectieven die we kunnen aan
nemen kunnen herkennen.
Spraak segmentatie = het vermogen aan te geven waar woorden beginnen en eindigen.
Direct pad model = je voelt pijn afhankelijk van de mate waarin pijn receptoren geprikkeld
worden.
Waarschijnlijkheidsprincipe = helmholtz’s idee dat we het object waarnemen dat het meest
waarschijnlijk het patroon aan stimuli heeft veroorzaakt.
Onbewuste gevolgtrekking = dit laatste wordt bepaald door onbewuste gevolgtrekking, door
ervaringen uit het verleden, lijkt automatisch.
Structuralisme = sensaties bij elkaar optellen en structureren als een geheel.
Gestalts laws of perceptual organization
Goede continuering = verbonden punten worden waargenomen als een geheel.
De weg van prägnanz = elk patroon van stimuli wordt zo simpel mogelijk waargenomen.
Het principe van gelijksoortigheid = stimuli die op elkaar lijken worden gegroepeerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinekalmijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.