Psychologie en Wetenschap begrippenlijst
Week 1
Sloppy science
Verificatiebias = feiten die de hypothese niet onderbouwen worden minder vaak laten zien
dan feiten die dit wel doen.
Empirisme locke, berkeley en hume = kennis verkrijgen door ervaringen/observaties.
Positivisme
- Auguste comte = wetenschap moet focussen op observeerbare feiten
- Ernst mach = begin bij observeerbare feiten, maar in natuurkunde wel al modellen en
theorieën.
Neo/logisch positivisme = wel gebruik maken van modellen en theorieën, zolang ze maar
verkregen zijn door logica en observaties. Benadrukt belang van verificatie.
Ad hoc aanpassingen = aanpassingen aan een theorie die niet meer testbare gevolgen heeft
dan de originele theorie.
A, alle zijn
E, geen zijn
I, sommige zijn
O sommige zijn niet
Categorical claim = een statement met “alles”, “sommige” of “niets”, mogelijk impliciet.
Empiricism = kennis opdoen door middel van ervaringen en observaties.
Explanans = het deel van de deductie dat de uitleg zelf geeft, eigenlijk dus alle premissen.
Explanandum = het deel van de deductie dat verklaard moet worden, eigenlijk dus de
conclusie.
Deductive nomological explanation = een verklaring die logischerwijs deductief volgt uit de
wetten, als de premissen waar zijn moet de conclusie ook waar zijn.
Bestaat uit explanans van wetten en observaties en explanandum.
Deduction = harde formele logica, het bewijzen van een conclusie door middel van
premissen.
Demarcation criterion = criterium om wetenschappelijke kennis te scheiden van
pseudowetenschappelijke kennis.
Falsification = (de mogelijkheid tot) het bewijzen dat een theorie onjuist is.
Fraud = het niet op een juiste eerlijke manier aan je resultaten komen en hierover liegen.
General Law
Induction = het ondersteunen van een conclusie met argumenten die je op doet uit een aantal
observaties. Hiermee generaliseer je.
Initial condition
Logical Positivism = een stroming waarin je theorieën en modellen af leidt uit directe
observaties en logica.
Major term predicaat term van de conclusie
Middle Term = subject term van de conclusie
Minor term = term die (niet?) alleen in de premissen voorkomt en dus niet in de conlusie.
Observation = dat wat je sensorisch kan opdoen
Operationalization = een concept definiëren in termen van hoe te observeren, meetbare
parameter.
Premise
Reliability
Replication = het herhalen/repliceren van een eerder gedane studie.
Reputation = hoe iemand/iets bekend staat.
Review = het bekijken (en herproduceren?) van een eerder onderzoek
, Positivism = het opdoen van kennis door alleen maar te kijken naar directe observaties.
Semmelweis = hongaarse arts die erachter kwam dat de anatomie les indirect vrouwen om het
leven bracht.
Sloppy science
Statistical significance
Syllogism (categorical argument) = een deductief argument met 2 premissen of categorische
claims.
Theory = een ‘model’ over een bepaald fenomeen.
Venn diagrams
Verification = een theorie bewijzen/ondersteunen
Term = moet echt een klasse van dingen zijn, alle … zijn …: … mag geen bijvoegelijk
naamwoord zijn.
Equivalente claims = als ze precies hetzelfde zeggen, onder de zelfde omstandigheden waar.
Sound = als alle premissen waar zijn is het argument sound en dus de conclusie ook waar.
Week 2
Ad-hoc hypothesis = de theorie na het testen aanpassen naar iets wat eigenlijk dan niet meer
te falsifiëren is. Soms wel te falsifiëren, dan wel geaccepteerd ALS ze leiden tot nieuwe
voorspellingen.
AND, OR, IF...THEN, NOT
Antecedent = A
Background knowledge
Bold hypothesis
Cautious hypothesis
Composite proposition
Conditional claim
Confirmation = theorie die met de observatie overeenstemt wordt bevestigd. Volgens
Carnap: confirmatie > observatie.
Consequent = B
Contradiction = als P dan niet P, dit is altijd onwaar en dus onmogelijk in de wetenschap.
Conventionalist strategy = het herinterpreteren van de uitspraak die de theorie gefalsifieerd
heeft.
Double blind
Empirical content = het aantal uitspraken dat je uit een theorie af kan leiden die te falsifieren
zijn. Volgens Carnap is de conformatiegraad gelijk aan de empirsche inhoud.
Fallacy = drogreden
Fallacy of confirming the consequent als P dan Q, Q klopt, dus P klopt, niet waar!!!!!
Falsification = (de mogelijkheid tot) het ontkrachten van een theorie.
Falsificationism = het idee dat wetenschap alleen wetenschap is als het gefalsifieerd kan
worden.
Hypothesis = een stelling/vermoeden passend bij een theorie, die vervolgens getest kan
worden.
Modus Ponens = stellende wijs/afkapping regel
Modus Tollens = opheffende vorm/falsificatie
Popper = Popper vindt dat een theorie alleen wetenschappelijk is als deze gefalsifieerd kan
worden, hij heeft een anti-dogmatische houden: alles kan en mag.
Propositional logic = het analyseren van proposities, wanneer zijn ze waar en wanneer niet?
Proposition = een uitspraak die waar of onwaar is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinekalmijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.