WEEK 1
Hindsight bias = achteraf jezelf wijsmaken dat je het wel had verwacht (cognitieve en
motivationele motivatie).
Sociale creativiteit = jezelf afzetten tegen afkeuring van je sociale identiteit en van je
negatieve kenmerken, iets positiefs maken.
Groupthink = een fenomeen waarbij het met elkaar eens zijn, belangrijker is dan de kwaliteit
van het besluit.
WEEK 2
Correspondent inferences – Jones en Davis (attributie – Waarom doet iemand iets?)
We schrijven iemand af als zó’n persoon, doordat we kijken naar:
De situatie
- Non-common effects die deze situatie onderscheiden van andere situaties
(hetgeen dat afwijkt, is hetgeen dat de persoon kenmerkt).
- Vrije keuze?
- Sociale wenselijkheid
- Sociale rol en verwachtingen
Covariatie – Kelley (attributie – Waarom doet iemand iets?)
Iemand beoordelen op zijn/haar acties, maar ook wat meer uitzoomen en zo de context
meenemen in oordeel.
Consensus
Consistentie
Onderscheidend vermogen
Stabiel/instabiel, controleerbaar/oncontroleerbaar?
Correspondence bias, door:
- Gebrekkig inzicht effect situatie
- Beperkte cognitieve capaciteit (bijv aandacht). Volgens Gilbert, door beperkte
cognitieve capaciteit wordt dispositionele attributie eindstadium.
perceptie van de situatie verwacht gedrag perceptie gedrag
dispositionele attributie ( situationele correctie)
Impressie management:
- Self-enhencement = ik ben daar goed in
- Self handicapping = excuus voor mogelijk falen bedenken
Hawthorne effect = prestatie verhoogd zolang je de werknemers maar aandacht geeft.
Overbetaling destructieve compensatie
Goal gradient effect = het doelverloop effect
WEEK 3
Sublimale conditionering = minder nadrukkelijke variant van klassieke conditionering.
Centraal: de ability en de motivatie is er. Anders is het perifeer.
Bewust/systematisch: X centraal afweging argumenten
Onbewust/heuristisch: X perifeer attitude door perifere kenmerken
, Waarnemer motivatie: 1. Behoeften. 2. Waarden. 3. Wensen.
Vooroordelen en problemen bij perceptie
Primacy-effecten
Contrast-effecten
Halo-effecten
Hard/mildheid
Kennis van voorspellende ingenomenheid
WEEK 4
Minimal group paradigm = weinig condities nodig om in en outgroup te maken en mensen
ernaar te behandelen, kan zelfs bij willekeurig samengestelde groepen.
Begrippen
Deceptie = info over het doel van het onderzoek achterhouden
Informed consent = de participanten zo veel mogelijk inlichten voordat ze kiezen of ze
meedoen
Debriefing = aan het eind tijdens de conclusie alle info geven
Onprimen = schemas blijven bestaan totdat ze uitgedrukt zijn in gedachten of gedrag, dan
effect neemt af.
Perseverence effect = het feit dat schemas actief blijven ook bij tegenstrijdige informatie
Counterfactual thinking = de neiging om andere uitkomsten dan de echte te imagineren.
Affectieve vooruitzicht/forecast= voorspellingen hoe we ons zouden voelen in bepaalde
situaties die we nooit hebben meegemaakt.
Correspondent inference = hoe we andermans gedrag gebruiken om hun stabiele
vaardigheden af te leiden.
Actie identitficatie = het level van interpretatie dat we toekennen aan een actie: low-level
de actie zelf, high level ultieme doelen
Correspondence bias = neiging om andermans gedrag toe te kennen aan hun persoonlijkheid
Fundamentele attributiefout = de neiging om de effecten van persoonlijke kenmerken op
iemands gedrag te overschatten.
Impliciete persoonlijkheids theorieen = welke kenmerken enzo gaan veel samen
Ingratiation = proberen om anderen ons leuk te laten vinden door anderen te flatteren.
Zelf-verificatie perspectief = de processen die wij uitvoeren om anderen overeen te laten
komen met hoe we naar onszelf kijken, we willen dat zij het daar mee eens zijn.
Self-deprecating (geringschattend) = onszelf naar beneden halen en mogelijk zeggen dat we
niet zo goed zijn als de ander.
Self-construal = hoe we onszelf karakteriseren, afhankelijk van wat saillaint is.
Ego-depletion/uitputting = beperkte capaciteit om zelf-controle uit te voeren na eerdere
pogingen tot zelf-controle
Self-evolution maintenence model = om een positief beeld van je zelf te behouden, onszelf
distantieren van mensen die beter zijn, en dichter bij mensen die het slechter doen komen,
om ons zelfvertrouwen te beschermen (alleen bij belangrijke dingen)
Subliminal conditioning = klassieke conditionering, maar aan stimuli onder onze opmerk
grens.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinekalmijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.