- = geheel/eenheid van mensen die op een bewuste manier bij elkaar zijn gebracht om een specifiek
gemeenschappelijk doel te verwezenlijken
- Vb. ziekenhuis: arts, verpleger, laborant, vrijwilliger,… werken samen om zieken zorg te verstrekken
- 3 basiskenmerken
o Groep van mensen
o Gebouwd rond een of meerdere gemeenschappelijk(e) doel(en)
o Bewust gecoördineerde eenheid en bevat doelgerichte structuur
- Kenmerken k variëren in tijd, door:
o Externe invloeden (komend van buiten de org.) vb. wensen/noden klant
o Interne invloeden (komend van in de org.) vb. wensen medewerkers
1.2 EEN ORGANISATIE: EEN GROEP VAN MENSEN
- Org. ontstaan en bestaan door mensen (geven org. vorm)
- Studie van org. = studie menselijk gedrag
- Organizational behaviour
o = Studies over org., bundeling van vakgebieden die soort menselijk gedrag bestuderen
o Vooral sociale wet. : psychologie, sociologie, antropologie
o Economie? Goed beheer van schaarse middelen om behoeften te bevredigen (niet in OB)
- Org. veel verschillende mensen: heterogene groep van medewerkers/organisatieleden
- Organisatieleden op basis functie/rol
o Eigenaars: eigen kapitaal w ter beschikking gesteld v/d organisatie
o Managers: sturen/ beheren organisatie
o Arbeiders/bedienden: realiseren taken die voorvloeien uit bestuur en beheer org.
- Organisatieleden op basis hiërarchische verantwoordelijkheden en bevoegdheden
o Leidinggevenden: nemen op basis van gedragen bevoegdheden en verantw. beleidsbeslissingen
o Niet-leidinggevenden: ondergaan uitgeoefende bevoegdheden en verantwoordelijkheden
- Organisatieleden op basis expertise
o Designers: ontwerpen product of dienstverlening
o Technische specialisten: maken product
o Verkopers: verkopen van product/ dienstverlening aan klant
o Boekhouders: beheren financiële geldstromen
o Juridische specialisten: waken over naleving wetten en reglementen
- Organisatieleden op basis van productiebetrokkenheid
o Alle leden betrokken bij ontwerp, realisatie en verkoop v/e product X
o “ “ v/e product Y
- Organisatieleden op basis van regiobetrokkenheid
o Alle organisatieleden actie in de regio X
o “ “ Y
- Organisatieleden op basis van sociodemografische kenmerken
o Alle mannelijke en alle vrouwelijke organisatieleden
o Alle medewerkers onder de 40j en alle oude boven 40j
- ➔ Heterogeniteit leden impliceert andere kijk op wat belangrijk is (door andere normen en waarden)
- Vb. winkelketen: eigenaars: winst, verkopers: uitstraling en sfeer
,- Gevolgen van heterogeniteit voor gemeenschappelijk doel en algehele structuur:
o Identificatie gemeenschappelijk doel
▪ Verzoenbaar met waarden & normen van alle groepen van leden
▪ Complexer op individueel niveau (individu v/e groep kan andere persoonsgebonden
doelen hebben)
o Structuur organisatie (niet evident verschillende groepen samen te laten werken)
- Waarden en normen: deel v/e org. = eigen groeps- en persoonsgebonden W&N in organisatie
- Organisatiecultuur = geheel aan gemeenschappelijke W&N die alle organisatieleden delen
o “persoonlijkheid van de org.”: stuurt denken en handelen v/d integrale org.
o Uiting cultuur:
▪ Praktijk werkvoorschriften, routines afspraken
▪ Symbolen kleding, logo, architectuur
▪ Mythes/heldenverhalen vroegere crisis (deel van collectief geheugen)
▪ Rituelen aanspreking, manier van vergaderen
▪ Normatieve waardeoordelen guiding beliefs (wat is goed of slecht?)
o Zekere rangorde: uitingsvorm zichtbaar en veranderbaar OF
minder zichtbaar en veranderbaar (= fundamentele uitingsvormen)
o Vb. Hofstede (2003) ui-voorstelling
▪ Fundamentele cultuuruitingen tg kern, minder
fundamenteel: buitenste schillen
1.3 EEN ORGANISATIE: EEN ‘GEMEENSCHAPPELIJK’ DOEL
- = gewenste toekomstige toestand, een streefdoel
- Org.-leden beslissen op basis eigen waarden, normen wensen én in fct. Invloeden uit externe omgeving
- Doelen op basis v/h voorwerp
o Met betrekking tot aankoop van grondstoffen
o Met betrekking tot omvang van productie
o Met betrekking tot aanwerving van medewerkers
- Doelen op basis v/h organisatieniveau
o Met betrekking op totale organisatie
o Met betrekking op één bepaalde afdeling
o Met betrekking op één bepaalde groep van organisatieleden
- Doelen op basis v/d tijdhorizon
o Langetermijndoelen - middellangetermijndoelen – kortetermijndoelen
- Doelen op basis v//h vormelijk karakter
o Informele doelen: niet neergeschreven in formele, raadpleegbare documenten
o Formele doelen: neergeschreven in officiële, raadpleegbare documenten
- Alle doelen samen: complex en omvangrijk geheel
o Doelencascade/ doelenhiërarchie: doelen ook onderling verbonden OF ondersteunen elkaar
o Doelen k elkaar ook tegenwerken OF los staan van elkaar
o Complexiteit → niet alle leden kennen alle doelen → interne communicatie / infoversterking
- Verschillende functies v doelen
o Doelen als richtlijnen voor activiteiten of gedrag
o Doelen als richtlijn voor nieuwe, toekomstige beslissingen en doelen (continuïteitsdenken)
o Doelen als basis voor evaluatie en controle op geleverde prestaties
,- ‘gemeenschappelijke doel’
o = centrale, overkoepelende doel v/d organisatie (bestaansreden vd org.)
o Identificatie:
▪ Reële of toekomst te verwachten maatschappelijke nood + invulling via product/dienst
▪ Voortvloeiend uit dominante persoonsgebonden wensen
o Bevat basiskeuzes omtrent product/dienst → deel v strategische missie
▪ Specifieke kenmerken (vb. innovatief, kwaliteitsvol, trendy,…)
▪ Te respecteren W&N bij verstrekking ervan (vb. respect privacy, niet discrimineren WN)
▪ Te gebruiken technologie (vb. standaard, nieuwe…)
- Doelen vormen belangrijk aandachtspunt voor management (vooral aspecten plannen en controleren)
1.4 EEN ORGANISATIE: EEN BEWUSTE STRUCTUUR OF STURING
- Organisatiestructuur: afspraken rond verdeling en afstemming v/d taken ter behalen van doelen
- 2 gezichten: formeel en informeel
o K elkaar aanvullen en versterken
▪ Vb. formele bevredigt sociale behoeften WN + stimuleren samenhorigheid,
communicatie, conflictoplossingen én informele: vlotte afspraken en overleg
o Informele kan formele ondergraven
▪ Informele afspraken staan haaks op formele → conflict
Formele organisaties Informele organisaties
- Taken (gebundeld in rollen/functies) primeren - Mens (die activiteit, rollen, functie uitvoert)
en staan dus centraal primeert en staat dus centraal
- Bestaat onafhankelijk van lidmaatschap van - Bestaat enkel in functie v/d mensen en
mensen/organisatieleden organisatieleden v/d organisatie
- Afspraken w expliciet en officieel - Afspraken w impliciet opgeslagen in hoofden
neergeschreven in regels, procedures en v organisatieleden
documenten
- Afspraken zijn in principe vrij vast en stabiel - Afspraken zijn in principe makkelijk
(enkel veranderbaar door volgen van officiële veranderbaar, via onderling overleg en
procedures met inachtneming v heersende persoonlijke afstemming (vrij flexibel en
bevoegdheids- en verantwoordingsverhouding makkelijk veranderbaar)
(weinig flexibel))
Direct zichtbaar: structuur, regels, procedures, Onzichtbaar voor externen: coalities, macht,
werkverdeling, beleid, producten, financiën… moraal, informeel leiderschap, sociale codes, …
- Structuur = belangrijk aandachtspunt binnen managementactiviteiten: organiseren en leiden
1.5 EEN ORGANISATIE: EXTERNE INVLOEDEN OF DE OMGEVING
- Externe invloeden (juridische afbakening)
- Grens tussen beide niet altijd absoluut en eenduidig
- Situatie 1: intense samenwerking: grenzen rond activiteiten vervagen, juridische grenzen blijven bestaan
o Vb. autofabrikant doet beroep op externe meubelmaker voor zetelbekleding
- Situatie 2: org. afhankelijk v/e bepaalde actor → betrekt deze direct/actief bij uitstippeling beleid
o M.a.w. externe actor bepaalt mee interne beleid (formele grens vertroebelt)
- Situatie 3: identiteit slecht zichtbaar of fysiek tastbaar
o Vb. “.com”-bedrijven → verschijning enkel in digitale ruimte, niet fysieke ruimte
- Situatie 4: virtuele org. = netwerk van diverse onafhankelijke org., waarbij elke org. één bepaalde activiteit
voor haar rekening neemt
o Virtueel? Org. h geen eigen identiteit/ fysiek waarneembare vorm
o Onafhankelijke org./partner vertegenwoordigt één stukje v/d virtuele org.
- Externe omgeving w ingedeeld in deelomgevingen met respectievelijke bestandsdelen
, TAAKOMGEVING (MICRO-OMGEVING)
- = deel v/d externe omgeving waarmee de org. direct en wederzijds interageert
- Directe wederzijdse invloed tss org. en omgeving
- (voorbeeld in HB voor beter begrip)
- Analyse altijd afh.: typische kenmerken (soort product) + type org.
Wie? Wat?
Klanten/gebruikers - Via assortiment behoeften bevredigen
- Nauw in kaart brengen v/d behoeften + ervaren tevredenheid
Toeleveranciers - Aard en hoedanigheid middelen = divers (grondstof, machine, installatie…)
- Nauw in kaart brengen v/d middelen + betreffende leveranciers
Distributeurs - Organisaties die product/dienst tot bij klant brengen (groot-/kleinhandelaars)
- Nauw in kaart brengen v/d distributeurs
Directe concurrent - = org. met quasi dezelfde producten/diensten
- Alle concurrenten samen: creatie markt/sector (bv. markt v/d autofabrikanten)
- Nauw in kaart brengen gehele kenmerken markt + specifieke info / concurrent
Indirecte concurrent - Potentiële toetreders = nieuwe org. die nu nog niet hetzelfde aanbiedt, maar
dat wel zal doen i/d toekomst
- Substituutproducent: org. die ander product/dienst aanbiedt maar dezelfde
behoefte v/d klant dekt
- Analyse idem als directe concurrent, enkel ruimere blik
Externe financiers - Nauw in kaart brengen alg. kenmerken financiële markt + specifieke info /
externe financier
Interne geldverstrekkers (eigen vermogen)
- Identiteit verschilt naargelang soort org.
- Geld van familie of eigendomsbewijzen/aandelen op markt (mede-eigenaars)
Externe geldverstrekkers (vreemd vermogen)
- Kapitaal slecht tijdelijk/onder strike terugbetalingsregels ter beschikking
- Verstrekt lening door bank OF subsidies door overheid
Onderaannemers en Onderaannemers
partnerorg. - Nauw in kaart brengen kenmerken uitbestedingsmarkt + specifieke info /
externe onderaannemer
- = org. k sommige taken/activiteiten uitbesteden aan andere org.
- Perifere of nevenactiviteiten: heeft niet direct te maken met activiteit van
gemeenschappelijke doel (ontwerpen, vervaardigen, verstrekken, verkopen)
- Core- of kernactiviteiten: taken nodig om te ontwerpen, te vervaardigen, te
verstrekken, te verkopen (reden = divers: kostenvoordeel, kwaliteitsvoordeel)
Partners
- = org. realiseren taken samen met andere org. (activiteit w niet overgenomen)
- Nauw in kaart brengen kenmerken partnermarkt + specifieke info / partner
MICRO OMGEVING / TAAKOMGEVING MACRO-OMGEVING / ALGEMENE OMGEVING
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kayceedaelman2801. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.