Uitwerking van alle stof van geneeskunde Gezonde Zieke Cellen 3 aan de Universiteit Utrecht. Inclusief een verwerking van alle kennisclips en extra powerpoints in week 4. Zelf had ik een 9,2 voor het tentamen, dus ik zou dit zeker aanraden!
GZC3 Thema 1 Benigne hematologie
Verplichte interviewopdracht (3 mei, via ‘my groups’ inschrijven op bb), 70 MC
HC1 Hematopoëse
beenmerg
- T-cel → T-lymfocyt of NK-cel, maar NK-cel hoort bij de
aspecifieke afweer! En bevindt zich in huid, bloed, milt en
mucosa
- Dendritische cel hoort ook bij granulocyten.
- APC: DC, B-lymfocyt, macrofaag)
- Let op! TCR kan niet binden aan vrije antigenen, alleen via
innate/aspec afweer Adaptive/ eiwitten van MHC die tot expressie worden gebracht op APC
spec afweer
EPO TPO
G/M-CSF
IL-2, 4, 7, 10
- Hematopoëse = aanmaak bloedcellen
o Aanmaak: haempoëtische pluripotentie stamcellen (=kan elke cel nog worden) in rode beenmerg in: schedel, bekken, borstkas, sternum,
ribben, ruggenwervels, bovenarmen (niet in armen en benen) → multipotente progenitor cel→ myeloïde en lymfoïde tak→ IL & GF zorgen
voor differentiatie→ eindproducten: perifeer bloed (=bloed uit de patiënt onder de microscoop bekijken).
▪ GF = glycoproteïnen die diff en proliferatie van stamcellen tot mature bloedcellen reguleren. Productie door: beenmerg stromale
cellen (fibroblasten/ osteoblasten), endotheelcellen, T-cellen, macrofagen
1
,o Aanmaak myeloïde tak:
▪ Leukopoëse: diff witte bloedcellen tot granulocyten (myelopoëse) en monocyten (monocytpoëse)
• Granulocyten (celkern & granules in cytoplasma, allemaal bolletjes) eerste aanvang van bacteriën
o Myelocyten:
▪ Basofiele granulocyten (1%): veel paarse stippen
• ↑ bij waterpokken, sinusitis, DM
• Productie: histamine (vasodilatator→ andere granulocyten makkelijker door vaatwand) & heparine
(anticoagulant)
▪ Eosinofiele granulocyt: tweelobbige paarse kern en rode granules
• ↑ bij parasitaire infecties of allergieën
o Fagocytose van Ag-As complexen, allergenen en inflammatoire stoffen
o Secretie van parasiet dodende enzymen
▪ Neutrofiele granulocyt (meeste!): promyelocyt → myelocyt → metamyelocyt → kern bandeert →
segmenteert → 4-5 lobjes
• ↑ bij bacteriële infecties → verhoogd risico op oppotunistische bacteriële infecties bij tekort aan
neutrofiele granulocyten.
o Fagocytose van bacteriën. Slim: opsonisatie door complement en antistoffen voor
effectievere fagocytose.
o Secretie van antimicrobiële stoffen, zoals lysosomen.
o Macrofagen (=in vast weefsel)/ monocyten (=in perifere bloed): intracellulaire bacteriën
▪ Diff afh weefsel: Kupffercellen (lever), osteoclasten, DC (huid), alveolaire macrofagen, gliacellen (hersenen/
retina)
▪ Weefselmacrofagen zorgen voor weefselhomeostase→ ruimen cellulair debris op. Na activatie door
pathogenen kunnen zo ook bacteriën doden. Gestuurd door chemokines.
▪ Neemt antigenen op (DC indien het dingen gaat presenteren) via fagocytose adhv PAMPs (=pathogen
associated molecular pattern = oppervlakte-eiwit op ziekteverwekker) die bindt aan PRR (pattern
recognition receptors) en toll-like receptor op macrofaag→ endocytose → lysosomen → in kleine stukjes op
MHC-II van macrofaag getoond→ transporteren naar de regionale lymfeklier om T-cellen te activeren door:
APC aan T-cel, CD80/CD28 en cytokinerelease.
\
2
, ▪ Trombopoëse: diff tot trombocyt (kleinste cel in het bloed)→ bloedstolling
• Vorming is soort negatieve terugkoppeling: megakaryocyt (=reuze voorlopercel) in beenmerg diff oiv TPO (trombopoine) uit
lever en nieren/milt→ valt uit elkaar, waardoor de trombocyten vrijkomen → hebben siaalzuur-molecuul → gaat verloren
als trombocyt ouder wordt → hierdoor galactose-molecuul herkend door Ashwell Morell receptor (AMR) op hepatocyt →
JAK2 en STAT3 stimuleren TPO → bloed → beenmerg.
• Dus bij probleem in vorming van trombocyten is TPO↑. Bij probleem in afbraak van trombocyten is TPO↓.
▪ Erythropoiese: diff tot ery’s
o Aanmaak lymfoïde tak: lymfopoëse → aanmaak in beenmerg → na diff verblijft 98% in secundaire lymfoïde weefsels/LNN: tonsillen/
amandelen, lymfeklieren in hals/oksel/ liezen, Malt-systeem (darmen)/ Peyer patch’s→ bij ontsteking worden meer B-lymfocyten
geproduceerd, waardoor de lymfeklier opzwelt.
▪ Soorten:
B-cellen T-cellen
Differentiatie: Beenmerg: prolymfocyt → pre B-lymfocyt → naïeve B-lymfocyt Beenmerg: progenitor T-lymfocyten → thymus→ +selectie
primaire lymfoïde (=nog niet geactiveerd door Ag) → affiniteitsmaturatie (=selectie (=eliminatie indien geen affiniteit voor eigen MHC) & -selectie
organen met hoge affiniteit/ niet autoreactief in milt / LNN) & (=eliminatie bij herkenning lichaamseigen eiwit) → naïeve T-
genherschikkingen, waardoor steeds specifieker lymfocyten met CD4+ of CD8+ receptor → genherschikkingen in
bloedbaan & lymfeklier → effector- of geheugencel
Locatie lymfeklier Cortex (buitenkant) Medulla / Paracortex
Functies Herkenning antigeen door BCR → antigeenpresentatie mbv -Th (CD4+): ‘dirigent’→ cytokinerelease → activeren, verminderen
endocytose op MHC-II→ Th2-activatie door MHC-2 met CD4+, van reactie, B-cellen helpen en andere immuuncellen recruiteren
CD40/CD154, cytokines→ naïeve B-lymfocyt naar actieve B- -Ct (CD8+ met Th1 MHC-I (op alle kernhoudende cellen): lysis
lymfocyt → transformatie naar geheugen- en plasmacellen→ -Tg: indien hernieuwde presentatie Ag
antistoffen maken → neutralisatie = humorale immuniteit → -Treg/ supressor cell: regulatie hoeveelheid B-lymfocyt, Ct, Th →
fagocytose door macrofagen anders auto-immuunziekte
-NK-cel: cel doden indien lichaamsvreemd door afwezige MHC-I, geen
antigeenspecifieke receptor
Herkennings-sites 2 met lichte en zware keten → complex met eiwit voor signalering 1 met een alfa of beta keten → complex met eiwit voor signalering
Herkenning Van onverwerkte antigenen → eiwit, vet, DNA etc Verwerkte antigenen gepresenteerd op APC mbv MHC
• Antistof/ Ig structuur:
o Zit niet aan de cel → los in het bloed
o 2 Zware & 2 lichte ketens
3
, o Constante deel & variabele regio → deel hypervariabel = continue genherschikking/
classe-switch, waardoor lichte keten specificiteit voor bepaalde ziekteverwekkers kan krijgen.
o Soorten: vorm M. Kahler/ multipel myeloom achterhalen
▪ IgD: monomeer, enkel op oppervlakte-membraan van B-lymfocyt gevonden→ Th2 zorgt voor klasseswitch.
▪ IgG: monomeer, belangrijk bij specifieke afweer, hiervan bestaan de meeste → geactiveerd door IL-4 & Th1
zorgt voor klasseswitch & Th2 voor klasseswitch IgG2
▪ IgE: monomeer, speelt rol bij allergieën en bescherming tegen parasieten → geactiveerd door IL-4
▪ IgA: dimeer, in mucosaaa (slijmvliezen) → geactiveerd door IL-5 & Th2 zorgt voor klasseswitch.
▪ IgM: pentameer, belangrijk bij eerste immuunrespons → directe activatie compolement en eiwitten
• Als iets mis gaat in stadium van B of T-lymfocytontwikkeling→ lymfoom → hoe later het mis gaat, hoe meer divers het
lymfoom→ kijken naar CD-markers (cluster of differentiaton: oppervlakte-eiwitten) om stadium van ontwikkeling voor T-
of B-cellen te bepalen.
o B-cellen:
▪ Acute leukemie: fout in het beenmerg, waardoor “kloon” → vroeg in ontwikkeling
▪ Mantcel-lymfoom: fout in lymfeklieren. Bijv. NHL & Burkitt lymfoom
▪ Folliculaire lymfoom: fout in lymfeklieren, milt of beenmerg
▪ Multipel myeloom = ziekte van Kahler: afwijking in een plasmacel → laat in ontwikkeling
o T-cellen: lastiger te classificeren!
▪ T-cel leukemie: vroeg
▪ Jonge T-cel lymfoom: fout in thymocyten
▪ Chronische lymfatische leukemie: fout in perifere bloed of lymfeklieren
▪ T-cel lymfoom: woekering van T-lymfocyten in de huid.
IC1 Hematopoëse
- Diagnostiek hematopoiese:
o Bloedbeeld: Hb, Ht, ery’s, MCV, MCH, MCHC, trombocyten, leukocyten + diff (basofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten, neutrofiele
granulocyten, lymfocyten, monocyten).
o Bloeduitstrijkje (=druppel bloed onder microscoop): in normaal perifeer bloed ↓ eosinofiele/ basofiele granulocyten, meerdere neutrofiele
granulocyten en monocyten, ↑↑ trombocyten en erythrocyten.
o Beenmergpunctie mbv aspiratie van platte beenderen (schedel, ribben, borstbeen, heupen (crista iliaca)) waarbij kijken naar de cellijnen
& en soms botbiopt door patholoog bij lymfomen: kleuringen voor monoklonaliteit, dysplasie, hoeveelheid cellen beoordelen en
verschillende voorloperstadia zien. Vroeger nog in sternum, maar je kan doorschieten naar het hart, dus wordt niet veel meer worden
gedaan.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marjan-dejong. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.23. You're not tied to anything after your purchase.