Het document bevat 7 pagina's samengevat over het hoofdstuk mondiaal klimaatvraagstuk. Foto's bijgevoegd die de stof duidelijker moeten maken. Paragraaf 7 en 10 zijn niet samengevat omdat dit geen theorie is die je voor een toets nodig hebt.
2.1 Het wereldklimaatsysteem
3 factoren bepalen de klimaatsystemen op aarde:
- De invallende kortgolvige straling van de zon. Bij de evenaar is de stralingsdichtheid door de
grote invalshoek het grootst.
- De terugkaatsing van een deel van zonnestraling op wolken en deeltjes in de atmosfeer. Deze
terugkaatsing is vooral op lichte oppervlakken
- De absorptie door broeikasgassen in de atmosfeer van de door het aardoppervlak
uitgezonden langgolvige warmtestraling.
Stralingsbalans: Het saldo op een bepaalde plaats aan het aardoppervlak van de inkomende
kortgolvige straling van de zon en de langgolvige uitstraling van de aarde. Dit saldo kan positief
(stralingsoverschot) of negatief (stralingstekort) zijn
Er zijn 3 manieren van transport van energie van lage naar hoge breedten:
- Warmtetransport door oceanen: De bovenlaag van het zeewater neemt op lage breedten
door sterke instraling van de zon veel warmte op. Dit wordt door oceanische circulatie naar
hoge breedten verplaatst. Daar geeft het warme zeewater bij het afkoelen warmte af aan de
lucht erboven.
- Warmtetransport door de luchtstromingen: Op ieder halfrond heb je 3 circulatiecellen die
zorgen voor lage- en hogedrukgebieden. De hoge luchtdruk verplaatst zich via de
verschillende cellen naar de polen.
- Energietransport door de hydrologische kringloop: Als zeewater verdampt wordt er veel
energie in de waterdamp opgeslagen. Door luchtcirculatie wordt de waterdamp door de
lucht en de wolken naar de gematigde breedten gevoerd. Bij condensatie en neerslag komt
de opgeslagen energie vrij.
Factoren die het klimaat bepalen zijn:
- Geografische breedte.
- Ligging het luchtcirculatiesysteem.
- Afstand tot de zee of zeestromen.
- Hoogteligging of reliëf.
, 2.2 Klimaatonderzoek
Door het gebruik van fossiele brandstoffen heeft de mens een invloed gekregen op het klimaat. Om
de ontwikkeling van het klimaat te kunnen voorspellen zijn gegevens van het geologisch verleden
nodig: het paleoklimaat.
Landschapsvormen kunnen veel informatie geven over een paleoklimaat. Bijvoorbeeld de lagen
steenkool en steenzout in de ondergrond. Maar ook mineralen en ijzerdeeltjes. Tijdens het Carboon
lag Nederland bij de evenaar en had een tropisch klimaat. In het Perm kwam er een woestijnklimaat
voor. Wanneer een klimaat verandert door een veranderende locatie noem je dit
passieve klimaatverandering. Het klimaat kan ook veranderen door verandering van de
stralingsbalans.
In de op een na laatste ijstijd, het saalien, bereikte een ijskap Nederland. Deze voerden
zwerfstenen mee. Bevroren rivierafzettingen werden opgeduwd tot stuwwallen.
Onder het ijs ontstond een mengsel van keien, zand en leem : keileem. Een
landschapsvorm die ontstond is de pingoruïne.
Door fossielenonderzoek of pollenonderzoek kunnen we ook zien hoe het klimaat
veranderd is. Ook kan het door dendrochronologie. Daarbij kijk je naar de boomringen.
Dit onderzoek is alleen duidelijk wanneer er duidelijke seizoenverschillen zijn.
Bij een isotopenonderzoek worden vooral isotopen gebruikt van chemische elementen. Voor
ouderdomsbepalingen van afzettingen door koolstofdatering is de isotoop 14C belangrijk. Planten
nemen deze vorm op door fotosynthese.
Als de temperatuur hoog is, verdampen er uit zeewater veel zware zuurstofatomen die in sneeuw en
ijskappen terecht komen. Bij een lage temperatuur verdampen juist vooral de lichte
zuurstofisotopen. Door ijskernonderzoek kijken ze welke isotopen ze in het ijs kunnen vinden en wat
dit kan zeggen over de temperatuurverandering.
2.3 Natuurlijke klimaatveranderingen
Oorzaken klimaatverandering op aarde:
- Meer of minder zonnestraling. De stralingsintensiteit van de zon is niet constant. Wanneer er
veel zonnevlekken zijn straalt de zon meer kortgolvige straling uit. Om de 11 jaar heeft de
zon een actieve periode met veel zonnevlekken.
- De vorm van de aardbaan om de zon. Deze vorm is niet constant en verandert in loop van de
tijd van elliptisch naar cirkelvormig en weer terug. Hierdoor is de aarde soms dichterbij de
zon en soms verder vandaan.
- De scheefheid van de aardas (obliquiteit). De hoek van de aardas met het vlak waarin de
aarde om de zon draait schommelt tussen 65,5° en 68,5°. Deze hoek heeft invloed op de
verdeling van zonnestraling tussen hoge en lage breedten. De verschillen tussen zomer en
winter nemen daardoor toe.
- De tolbeweging van de aardas. De aardas maakt een soort tolbeweging. Deze heeft ook
invloed op de verdeling van de zonnestraling. Door de tolbeweging verandert de plaats waar
de meeste zonnestraling op aarde terecht komt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekevandebelt2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.32. You're not tied to anything after your purchase.