Dit document bevat de uitgewerkte hoofdpunten die gegeven zijn door de docent van het vak. Het bevat alle belangrijke informatie die je moet weten voor het tentamen.
Hoofdpunten Introductie in de Klinische Neuropsychologie
DEEL I: INLEIDING IN DE NEUROPSYCHOLOGIE
Hoofdstuk 1 tot en met 5
Lokalisatietheorieën
Lokalisatie: sommige stoornissen zijn vanuit specifieke onderdelen te verklaren.
- Cel theorie: de hersenventrikels werden vroeger cellen genoemd. Deze
cellen werden gezien als de plaats van de geest. Daarbij werd de geest
opgedeeld in verschillende functies. In de eerste cel zou de informatie uit
de verschillende zintuigen binnekomen; deze cel werd de sensus
communis genoemd: de verenigde zintuigen. Vervolgens zou in de tweede
cel het beeld geïnterpreteerd worden. Vervolgens werd het beeld
opgeslagen in de derde cel: memoria, ofwel het geheugen.
Deze cel theorie is tot op de dag van vandaag de basis van de ideeën over
de cognitieve psychologie. Het gaat om een algemeen systeem van
informatieverwerking en over de geest van iedereen, niet over individuele
verschillen.
- Frenologie (Gall): volgens Gall waren alle psychologische functies
aangeboren. Al die functies zijn een eigenstandig orgaan. Daarmee brak
Gall met de klassieke opvatting van een algemeen informatie verwerkende
geest die in staat is om alle soorten informatie te verwerken. Ook
beweerde hij dat de functies niet ergens in het midden van de hersenen
zaten, maar aan de buitenkant, de cortex. Gall sprak van onafhankelijke
functies.
- Volgens Descartes kon de mens worden opgedeeld in twee substanties: het
lichaam en de geest. De geest was geen materie en neemt geen ruimte in,
maar toch meende Descartes dat deze wel op een speciale plek gehuisvest
was. Dit zat volgens hem in de epifyse of pijnappelklier, een holte in het
midden van de hersenen.
- Clinicoanatomische methode: een werkwijze om de lokalisatie-ideeën te
toetsen door bij patiënten met een focaal hersenletsel de specifieke
uitvalsverschijnselen in kaart te brengen.
Holisme theorieën
Holisme: sommige stoornissen zijn vanuit globaal disfunctioneren van de
hersenen te verklaren.
Rond 1900 begon er verzet af te tekenen tegen de lokalisatiebeweging. De
Gestaltbeweging kwam sterk op (het geheel is meer dan de som der delen).
Theorie van Luria
Luria zocht evenwicht tussen holistische en lokalisatie opvattingen. Hij vatte de
hersenen-als-geheel op als één complex functioneel systeem, waarbinnen diverse
subsystemen een eigen bijdrage aan de gezamenlijke activiteiten leveren. Die
functionele subsystemen ontstaan door interacties tijdens de ontwikkeling tussen
het kind en zijn omgeving en ze veranderen in de loop van de ontwikkeling ten
gevolge van leerprocessen. De hersenen zijn heel flexibel en adaptief: wanneer
een specifiek gedragsdoel door omstandigheden of door stoornissen niet op een
bepaalde manier bereikt kan worden, dan worden andere strategieën gevolgd,
zodat met inzet van geheel andere subsystemen toch hetzelfde doel bereikt kan
worden.
,Substractiemethode
De substractiemethode is een procedure om de score behaald op een simpelere
conditie af te trekken van een complexere conditie. Men zou kunnen zeggen dat
men met deze methode corrigeert voor of rekening houdt met andere processen
die ook van invloed zijn op de simpele conditie maar niet op de complexe conditie
en die niet de kern vormen van de functie die het onderwerp van het onderzoek
vormt.
Kanttekening: een heel belangrijk probleem is dat de verschilscore (het verschil
tussen simpel en complex) niet zo betrouwbaar is: de ene conditie heeft een
bepaalde onbetrouwbaarheid, die andere conditie ook en bij het aftrekken worden
die onbetrouwbaarheden samengevoegd.
Om nu te kunnen bepalen of een vertraging bij een complex cognitief proces
specifiek is voor dat proces kan men kijken of de vertraging disproportioneel
groter is dan de vertraging op de simpele conditie. Pas als er een disproportionele
toename is, kan men concluderen dat de complexe conditie een specifiek
probleem oplevert.
Enkelvoudige en dubbele dissociatie
Dissociatie: een selectieve uitval; in essentie is het cognitief functioneren
uitgevallen.
Enkelvoudige dissociatie: bij een enkelvoudige dissociatie kan het zijn dat een
patiënt uitvalt op taak B (schrijven) en niet op taak A (lezen), maar dat in de
praktijk is gebleken dat als een patiënt uitvalt op taak A, hij ook altijd uitvalt op
taak B. Dit kan zo zijn omdat taak B deels samenhangt met taak A, maar B is wel
complexer dan A: bij een minder ernstige beschadiging valt de patiënt op de
complexere taak uit, terwijl de makkelijkere nog wel tot de mogelijkheden
behoort.
Dubbele dissociatie: bij een dubbele dissociatie gaat het om het aantonen van
twee onafhankelijke cognitieve processen waarvan men aanvankelijk dacht dat
het om een samenhangend proces ging. Bijvoorbeeld: iemand kan problemen
hebben met lezen, maar niet met schrijven of andersom.
Caramazza’s basis assumpties
- Er kan verondersteld worden dat een cognitieve prestatie het gevolg is van
de activiteit van een verzameling van cognitieve
informatieverwerkingscomponenten, die samen een cognitief systeem
vormen.
- De mogelijke vormen van cognitieve stoornissen die kunnen optreden,
worden bepaald én ingeperkt door de structuur van dat cognitieve
systeem.
- Functie-uitval na een laesie kan alleen maar worden afgeleid uit het
gedrag van patiënten en niet op grond van a priori kennis ten aanzien van
de functie van die specifieke plek in de hersenen.
Beloopstudies
- Generalisatie:
Waarschijnlijk het lastigste probleem bij behandelstudies voor de
neuropsycholoog is het generaliseren. Bij behandeling is klinische
relevantie erg belangrijk: de patiënt moet er in het dagelijks leven iets aan
hebben.
, Het belang van het generalisatie-effect heeft sommigen ertoe gebracht af
te zien van de langdurige drill land practice procedures op de computer.
Het heeft namelijk geen effect op het dagelijks leven.
Ook als situaties uit het dagelijks leven niet rechtstreeks geoefend kunnen
worden, blijft het van groot belang om expliciet aandacht te besteden aan
de transfer van geleerde vaardigheden naar andere situaties.
- Longitudinale studie:
Hierbij wordt een patiënt of een groep patiënten door de tijd heen gevolgd
en kan op individueel of op groepsniveau de prestatie door de tijd gevolgd
worden. Hierbij heb je altijd te maken met confounders (stoorfactor). Dit
wordt vaak opgelost door een gezonde controlegroep te nemen. Bij te veel
metingen bestaat het risico dat fors wordt ingeleverd op de
betrouwbaarheid en de validiteit van het testonderzoek.
- Cross-sectionele studie
Hierbij worden binnen een populatie met een bepaald ziektebeeld
metingen verricht bij verschillende patiënten op verschillende momenten
in het ziekteproces. Op groepsniveau kunnen dan uitspraken worden
gedaan over hoe een ziekte door de tijd heen het cognitief functioneren
beïnvloedt. Er kan echter alleen iets gezegd worden over het gemiddelde
beloop; het werkelijke beloop verschilt van patiënt tot patiënt.
- Het probleem van spontaan herstel in behandel studies en
oplossingen daarvoor in researchdesigns
Spontaan herstel: het vermogen van de hersenen om (vooral) in de
beginperiode na een beschadiging zonder actieve interventies te
herstellen. Komt mogelijk door restitutieve reconnectie: na een letsel
zouden neuronen in aanpalende gebieden van de beschadigde delen snel
nieuwe verbindingen aanleggen om verloren gegane verbindingen te
vervangen.
Bij het onderzoek naar de effecten van een behandeling is het van belang
dat beoordeeld kan worden of er sprake is van een specifiek effect van de
behandeling. Om te bepalen of een behandeling effectief is, moet men
kunnen uitsluiten dat een eventuele vooruitgang het gevolg is van
zogenaamd spontaan herstel. Om te kunnen stellen dat een behandeling
effectief is, moet de verbetering een effect zijn van de behandeling voor
een specifiek probleem
Multiple baseline: een oplossing voor het probleem van spontaan herstel
vormt het multiple baseline design. Er kunnen meerdere voormetingen
worden verricht. Het kan dan blijken dat er in die voormetingen geen
sprake is van verbetering, en dan kan een effect na behandeling
eenduidiger toegeschreven worden aan de behandeling in plaats van aan
spontaan herstel.
Methoden van structurele beeldvorming
CT-scan
Een röntgenfoto wordt gemaakt door röntgenstralen door het lichaam te zenden
en op te vangen op een filmplaat die gevoelig is voor die stralen. CT wordt vaak
gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek. Het gaat om studies naar afwijkingen in
de hersenen. Nadelen: CT heeft een lagere spatiële resolutie dan MRI en de
röntgenstraling is kankerverwekkend.
MRI-scan
,Met behulp van MRI kunnen grijze en witte stof goed onderscheiden worden. Je
kan daardoor meten hoe groot de hersenen zijn, hoeveel van de hersenen
bestaat uit bedrading (witte stof; gemyeliniseerde axonen) en hoeveel van de
hersenen bestaat uit neuropil (grijze stof). Ook kunnen wittestofafwijkingen goed
zichtbaar worden gemaakt. MRI is zeer nauwkeurig en is niet schadelijk.
Een MRI-scanner bestaat uit een zeer sterke hoofdmagneet die permanent
aanstaat en een aantal bijmagneten die heel snel aan en uit gezet kunnen
worden.
Doorsneden van de hersenen
- Sagittaal: de hersenen zijn zo afgebeeld dat je naar de zijkant van de
hersenen kijkt.
- Transversaal: de hersenen zijn zo afgebeeld dat je boven op de hersenen
kijkt.
- Coronaal: de hersenen zijn zo afgebeeld dat je naar de voor- of achterkant
van de hersenen kijkt.
Methoden van functionele beeldvorming
Substractiemethode: met deze methode kan een verandering in activiteit
gemeten worden. Het basisprincipe is dat activiteit van een gebied alleen kan
worden afgelezen aan het verschil in energieverbruik tussen de actieve toestand
en de rusttoestand. Alle functionele beeldvormende technieken zijn gebaseerd
op het substractieprincipe.
Functionele beeldvormende technieken verschillen van elkaar in termen van:
- Spatiële resolutie: scherpte van de beelden.
- Temporele resolutie: snelheid van de opnames.
Methoden:
- Elektro-encefalografie (EEG):
Enkele tientallen metalen schijfjes worden op het hoofd verdeeld over de
schedel aangebracht, met gel om een geleidende verbinding te maken met
de huid. De elektrische velden die opgewekt worden in de hersenen
worden door alle elektroden opgepikt. Met EEG meet je vooral signalen van
grote aantallen neuronen die gezamenlijk reageren en dat beperkt detectie
tot sterke veranderingen in hersenactiviteit. Je meet de algemene toestand
van de hersenen.
o Hoge temporele resolutie
o Slechte spatiële resolutie
- Magneto-encefalografie (MEG):
MEG meet de magnetische velden die neuronen opwekken en kan
nauwkeuriger de plaats van actieve
gebieden bepalen. Zowel voor EEG
als MEG geldt dat de nauwkeurigheid
en de gevoeligheid sterk afnemen
voor dieper gelegen gebieden.
o Hoge temporele resolutie
o Redelijke spatiële resolutie
, - fMRI:
Voor fMRI wordt gebruik gemaakt van een MRI scanner. De MRI scanner is
in staat om elke seconden een compleet beeld van de hersenen te maken,
waardoor ook korte momenten van activiteit zichtbaar zijn. fMRI werkt met
hemoglobine, een molecuul dat zorgt draagt voor het transport van
zuurstof naar weefsel. De verhouding tussen zuurstofarm en zuurstofrijk
wordt gemeten.
o Hoge spatiële resolutie
o Redelijke temporele resolutie
Nadelen fMRI:
o De hersenen zijn niet altijd actief. fMRI kan dus alleen relatieve
veranderingen in fysiologische activiteit meten. Oplossing:
cognitieve substractie.
o Ieder brein is verschillend, daarom is normalisatie nodig.
o Activiteit in gebied F tijdens het uitvoeren van taak X wil niet zeggen
dat gebied F essentieel is voor de uitvoer van taak X!
- PET:
Een kleine hoeveelheid radioactief gelabeld water wordt geïnjecteerd in
een patiënt. Actieve hersengebieden gebruiken meer bloed en dus meer
radioactieve labels.
o Redelijke spatiële resolutie
o Slechte temporele resolutie
Herstel en plasticiteit
- Double hazard: de combinatie van ernstig hersenletsel en een jongere
leeftijd geeft de slechtste prognose. Dit in tegenstelling tot wat men altijd
denkt.
- Growing into deficit: de reden waarom men vaak denkt dat jongeren
sneller herstellen, is omdat bepaalde aspecten ook nog niet zichtbaar zijn.
Veel hersenprocessen ontwikkelen pas op latere leeftijd en bij kinderen
zullen deze aspecten dus niet gemist worden. Wanneer ze eenmaal ouder
worden, gaat het opvallen dat er dingen mis zijn.
- Restitutieve reconnectie: na een letsel zouden neuronen in aanpalende
gebieden van de beschadigde delen snel nieuwe verbindingen aanleggen
om verloren gegane verbindingen te vervangen.
Leerbaarheid
Leren: relatief permanente verandering in het gedragsrepetoire die het gevolg is
van ervaring. De essentie van het aanleren van gedrag is het leggen van een
associatie tussen uitlokkende factoren en gedrag.
- State dependent learning: geleerd gedrag zal gemakkelijker vertoond
worden wanneer de toepassingscontext sterkere overeenkomsten vertoont
met de aanleercontext. Het is belangrijk om al vroegtijdig variatie in de
leercontext aan te brengen, terwijl de relatie tussen leerstimulus en
leergedrag wel constant blijft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DanielleHarms. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.