100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting - economie $16.58
Add to cart

Summary

samenvatting - economie

 12 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting van alle modules

Preview 4 out of 39  pages

  • May 25, 2022
  • 39
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: Inleiding
Definitie: Economie is de wetenschap die de mens bestudeert wanneer deze probeert zoveel
mogelijk behoeften te bevredigen met schaarse middelen

1. Behoeften en schaarse middelen




Keuzeprobleem
1.1. Behoeften
Definitie: behoeften is een tekort dat je aanvoelt en je wil dit tekort bevredigen
 Kunnen als volgt worden ingedeeld:
 Primaire behoeften = levensnoodzakelijk
o Worden ook basisbehoeften genoemd Bv: eten, kleding, huisvesting…
 Secundaire behoeften = niet levensnoodzakelijk
o Ze vervolledigen je leven Bv: theater, wegen, bibliotheek...
 Tertiaire behoeften = luxebehoeften
Bv: Skireis, eigen zwembad…

 Zijn niet altijd van materiële aard
 Naarmate maatschappij ontwikkelt kommer er meer immateriële behoeften op de
voorgrond Bv: onderwijs, ontspanning…
 Zijn ook niet altijd van individuele aard
 Kunnen ook collectieve of gemeenschappelijk behoeften zijn
 Zijn behoeften voor een ganse gemeenschap en ze worden meestal door de
overheid voorzien Bv: rusthuis, bibliotheek, scholen, wegen, sporthal…
1.2. Schaarse middelen
Definitie: een schaars goed is een goed waarvan niet voldoende voorradig zou zijn als het
gratis ter beschikking zou worden gesteld
 Het zijn diensten waarvoor je moet betalen
 Die goederen en diensten noemen we ook economische of schaarse goederen
 Kunnen ze als volgt indelen:




1
Economie

, Consumptiegoederen: dienen voor onmiddellijke consumptie door gezinnen
 Verbruiksgoederen: worden slechts 1 keer gebruikt bv: flesje water
 Gebruiksgoederen: worden meermaals gebruikt bv: auto
 Investeringsgoederen: zijn goederen die gebruikt worden om andere goederen te
produceren
 Productie gebeurt door de bedrijven
 Duurzame investeringsgoederen: zijn kapitaalgoederen en worden gedurende
minstens 1 jaar gebruikt bv: machines
 Niet-duurzame investeringsgoederen: zijn vlottende investeringsgoederen, ze
worden tijdens het produceren volledig opgebruikt bv: grondstoffen
 Vrije goederen : zijn goederen die niet schaars zijn
Bv: lucht, water, zonlicht, wind…
1.3. Keuzeprobleem
 Mensen trachten steeds een maximale behoeftebevrediging te bereiken
 Ze willen immers zoveel mogelijk behoeften bevredigen en hiervoor zo weinig
mogelijk middelen gebruiken

2. Enkelen economische begrippen
Consumptie  Is het gebruik van goederen en diensten door de
consumenten of gezinnen
 Goederen die consumenten gebruiken om behoefte te
bevredigen = consumptiegoederen
 2 soorten:
 Gebruiksgoederen
 Verbruiksgoederen
Productie / produceren  Zijn activiteiten waarbij goederen en diensten tot stand
worden gebracht
 Gebeurt door bedrijven of producenten
Productiefactoren  Bedrijven gebruiken die factoren om consumptie- of
investeringsgoederen te produceren
 3 soorten:
 Arbeid
 Kapitaal
 Natuur
Ceteris paribus-clausule  De overige omstandigheden constant worden gehouden
Macro-economie  Houdt zich bezig met het bestuderen van de economie van
een land
Micro-economie  Bestudeert het gedrag van gezinnen en bedrijven
afzonderlijk




3. Economische systemen
 De economie die in een bepaald land wordt georganiseerd is sterk afhankelijk van de
politieke en filosofische overtuigingen van de huidige en voormalige leiders van dat land
2
Economie

, Onderscheid tussen 3 soorten economische systemen
 Liberalisme of vrijemarkteconomie
 Communisme of planeconomie
 Gemengde economie
3.1. Liberalisme of vrijemarkteconomie
 De productie en verdeling van middelen ten gevolge van individuele beslissingen van
producenten en consumenten zonder centrale sturing
 Producenten kiezen zelf wat en hoeveel ze gaan produceren
 Ze willen zoveel mogelijk winst maken
 Consumenten willen producten kopen die hen het meeste nut geven
 Dit tegen de laagste prijs

 Word ook bottom-up economie genoemd
 Consument bepaalt grotendeels de economie door producten of diensten wel of
niet af te nemen bij een verkoper
 Verkoper neemt op zijn beurt weer af van een groothandel
 Groothandel neemt weer af van een producent
 Het is ook een vraaggerichte economie want de consument bepaalt wat er
geproduceerd moet worden

3.2. Communisme of planeconomie
 Betekent dat de staat recht heeft op het verstrekken van goederen en diensten
 Wordt ook centraal geleide economie genoemd
 Het is een top-down economie
 Op het hoogste niveau wordt de economie door enkele mensen bepaald en naar
beneden gepropageerd tot het laagste niveau = consument
 Consument kan aanbod accepteren of niet, maar heeft verder geen directe
invloed op proces
 Is daarom ookwel een aanbodgericht economie
 Het streeft naar weinig tot geen inkomensverschil en worden schaarse producten
goedkoper aangeboden
 Overheid stelt vast hoeveel er geproduceerd moet worden en voor welke prijs de
producten verkocht moeten worden

3.3. Gemengde economie
 Gemengde economie komen zowel private als openbare ondernemingen voor




3
Economie

, Hoofdstuk 2: Consumenten
Consumptie werd in hoofdstuk 1 omschreven: als de aanwending van goederen en diensten
om de behoeften te bevredigen.

1. Keuze van de consument
 Elementen die een rol spelen bij het maken van een keuze:
 Voorkeuren of preferenties van de consumenten -> indifferentiecurve
 Prijzen van de goederen -> budgetlijn
 Beschikbaar inkomen of het budget -> budgetlijn
1.1. Preferenties of voorkeuren
 Voorkeuren van de consument worden beschreven aan de hand van vergelijkingen
tussen goederenkorven
 Aan consument worden telkens 2 verschillende goederenkorven voorgelegd
Bv: 1 pizza en 4 bier vs 2 pizza’s en 2 bier
 Consument moet dan zeggen welke van de twee hij het beste vindt
 Consument streeft naar een maximale behoeftebevrediging
 Opteert voor een zo hoog mogelijk nut altijd

1.1.1. De eerste wet van Gossen
 Ook de wet van het dalen grensnut genoemd
 Of marginaal nut
 Geeft aan dat het nut van de laatst geconsumeerde eenheid (= marginaal nut of
grensnut) daalt, als je meer van een goed consumeert

Bv: onderstaande tabel geeft een duidelijke weergaven van de wet. Uit de tabel blijkt dat
naarmate men over meer pizza’s en bier beschikt (Q), het totaal nut (TN) toeneemt, maar
het marginaal nut (MN) afneemt. Een bijkomende eenheid bier of pizza levert de consument
dus minder nut op dan de voorgaande eenheid.
Q Pizza TN pizza MN Pizza Q Bier TN Bier MN Bier
0 0  0 0 
2 100 50 4 120 30
4 180 40 8 220 25
6 250 35 12 300 20
8 290 20 16 360 15
10 320 15 20 400 10
Tabel 1: Totaal nut en marginaal nut
De combinaties van goederen (bv: 2 pizza’s en 1 bier vs 1 pizza en 3 bier) die voor een
consument hetzelfde nut opleveren, zijn voor hem indifferent. Ze schenken hem immers een
gelijke mate van voldoening. We kunnen deze combinaties voorstellen op
een indifferentiecurve.
Alle punten op dezelfde curve hebben voor de consument hetzelfde nut en
zijn voor hem indifferent. Punten die boven de curve liggen hebben een
hoger nut voor de consument. Punten die onder de curve liggen hebben
een lager nut. Een indifferentiecurve is een verzameling van
indifferentiecurven die de preferenties van een persoon weergeeft.

4
Economie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jillpollaris2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.58. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$16.58  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added