BASISBEGRIPPEN SEMANTIEK EN PRAGMATIEK
1. Inleiding : soorten betekenis
Semantiek = betekenis van woorden en zinnen
Pragmatiek = betekenis van zinnen en teksten
-> verschillende soorten en niveaus van betekenis introduceren
1.1 Conceptuele en referentiële betekenis
Eenvoudige zin begrijpen = bij verwerking gesproken/geschreven taal koppelen aan
concepten of mentale representaties
Bv. ‘de honden zijn aan het blaffen’
-> 1ste concept, ‘honden’ : (= entiteit) visuele kenmerken diersoort + info typisch gedrag
(blaffen)
voorstelling = individueel, iedereen heeft ander idee van ‘hond’
-> 2de concept, ‘blaffen’ : mentale voorstelling van handeling die geluid produceert
-> 3de concept, ‘aan het zijn’ : abstract idee van ‘bezig zijn met de handeling’
concepten integreren tot mentale voorstelling van situatie
Propositie
= complex concept
Conceptuele betekenis
= van woorden en zinnen, mentale representaties van entiteiten (bij nw)
handelingen (bij ww) en situaties (bij zinnen)
= ‘betekenis als mentale representatie’
= staat centraal in de theorie van cognitieve semantiek
Referentiële betekenis
Fundamentele bouwstenen: entiteiten en waarheidswaarden
= verwijzen met woorden en zinnen naar entiteiten of gebeurtenissen in
buitentalige werkelijkheid
= ‘betekenis als verwijzing naar de buitentalige werkelijkheid’
= staat centraal in de theorie van formele semantiek (= waarheidsfunctionele of
waarheidsconditionele semantiek)
We kunnen een zin beoordelen op vlak van z’n referentiële betekenis (is die zin waar of is die
zin niet waar?) -> waarheidswaarde van een zin
Als we een zin begrijpen kunnen we aanduiden in welke situatie de zin juist is en in welke
niet -> waarheidsvoorwaarden (= aan welke criteria de zin moet voldoen om waar te zijn)
1
, Denotatie
= proces van verwijzing naar de letterlijke betekenis van een woord
Bv. denotatie van ‘de honden’ -> verzameling mogelijke referenten in de
buitenwereld van categorie ‘hond’
- denotatie van ‘aan het blaffen’ -> verzameling van blaffende entiteiten
Aan propositie toekennen :
- waarheidswaarde ‘waar’ -> concrete situatie wordt beschreven
- waarheidswaarde ‘onwaar’ -> concrete situatie wordt niet beschreven
-> waarheidsvoorwaarden/waardheidscondities kennen
= weten aan welke eisen betrokken situaties moeten voldoen
Extensie (reference/beteutung)
= referenten gebonden aan één tijdstip, één concrete context, typisch de
buitenwereld
Intensie (sense/sinn)
= verzameling referenten die voor verschillende tijdstippen of contexten (mogelijke
werelden) verschillende objecten kunnen aanduiden
Bv. ‘koning van België’ & ‘Albert II’
-> verwijzen naar zelfde individu
-> verschillende intensie : afhankelijk van het tijdstip zal ‘de koning van België’ naar 1
van de voorgangers verwijzen
1.2 Uitingsbetekenis en communicatieve betekenis
Conceptuele en referentiële betekenis hebben
-> uitdrukkingsbetekenis (expression meaning)
-> uitingsbetekenis (utterance meaning)
= over veel meer informatie beschikken dus over de concrete uitingscontext
= verzameling omstandigheden die relevant zijn voor de referentie en de waarheid
van de concrete uiting
-> participanten in communicatieve gebeuren, spreker en toehoorder
-> omstandigheden van communicatie : tijdstip, plaats, achtergrondinformatie
Bv. ‘je hond heeft me daarnet gebeten’
-> we moeten weten wie tot wie spreekt en op welk moment (je, me, daarnet)
-> elementen die zorgen voor verankering in uitingscontext
Deictische elementen
= (aanwijzende) elementen die zorgen voor de verankering van een uitdrukking in de
uitingscontext
2
, Deixis
= algemene verankeringsmechanisme
Uitingsbetekenis
= betekenis van uitdrukking in combinatie met de interpretatie van deictische
elementen in een concrete uitingscontext
-> uiting van spreker interpreteren = vaak nog extra inferenties (conclusies) maken
Conversationele implicatuur
= een conclusie nemen op basis van wat de spreker zegt
-> maakt geen deel uit van uitdrukkingsbetekenis (m.a.w. wat letterlijk gezegd is)
-> gemeenschappelijke achtergrondkennis maakt het mogelijk dat implicatuur deel
uitmaakt bedoelde communicatie
Communicatieve betekenis
= niveau waarop we talige uitdrukkingen interpreteren
-> sociale interactie = uitwisselen uitingen in concrete context
-> die interactie impliceert realiseren van communicatieve bedoelingen
-> interpretatie = wat spreker bedoelt en wat hij daarbij van toehoorder verwacht
Taalhandelingen/speech arts
= stellen van een vraag of geven van een bevel
= communicatieve handeling (communicatieve betekenis van een uiting)
Bv. ‘Ga ermee wandelen!’
Deixis + implicatuur + taalhandeling in terrein van PRAGMATIEK ipv semantiek
Pragmatiek
= wetenschappelijke studie van taal vanuit perspectief van de taalgebruiker als
participant in communicatief gebeuren in sociale interactie
-> terreinafbaking semantiek & pragmatiek blijft onduidelijk
-> andere klassieke binaire opposities
Langue
= abstracte taalsysteem
Parole
= concreet gebruik
Competence
= abstracte kennis van taalsysteem in het brein van de (ideale) spreker-
toehoorder
Performance
= (soms onvolmaakte) prodcutie van concrete uitingen door concrete taalgebruikers
3
, 1.3 Expressieve en sociale betekenis
Referentieel + uiting
-> onder 1 noemer
Descriptieve betekenis
= betreffen de beschrijving van referenten en situaties
= uitdrukking correct gebruiken? –> nagaan in welke mate ze in overeenstemming
met de feiten
-> niet-descriptieve betekenis waaronder
Expressieve betekenis
= heel wat uitdrukkingen in een taal
= drukken persoonlijke gevoelens, attitudes en waardeoordelen uit
= subjectieve betekenis
-> verschillende categorieën :
1. Interjecties
= enige betekenis is uitdrukking geven aan gevoelens van pijn, opluchting,
verbazing,..
Bv. ‘au, oef, amai, verdorie’
2. Bijwoorden van attitude
= drukken persoonlijke attitude uit van de spreker tov de stand van zaken
Bv. ‘hopelijk, gelukkig,’ -> ‘hopelijk heeft hij een oplossing’
3. Vloeken en scheldwoorden
= weerspiegelen negatieve evaluatie van de referent van een uitdrukking door de
spreker
Bv. ‘stomkop, idioot’
-> connotationele betekenis van een uitdrukking
-> bv bijklank bij ‘vrouw en wijf’, ‘zuinig en gierig’, hoeven niet negatief te zijn en
kunnen sterk verschillen van cultuur tot cultuur
-> het woord ‘winter’ bv zal andere associaties oproepen in België dan in Mexico
Sociale betekenis
= 2de type niet-descriptieve betekenis
= bepaalde uitdrukkingen verwijzen intrinsiek naar sociale relaties en naar het stellen
van sociale handelingen
= correcte gebruik hangt af van sociale gedragsregels
-> typische vbn :
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yentevandeneede. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.