100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide samenvatting van Sport and Exercise Psychology $5.89   Add to cart

Summary

Uitgebreide samenvatting van Sport and Exercise Psychology

8 reviews
 442 views  21 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting van 88 pagina's in het Nederlands, met gebruik van de Engelse termen uit het boek omdat deze voor het tentamen gekend moeten worden. De kopjes uit het boek worden gebruikt, zodat je precies de tekst kunt terug kunt vinden in het boek. Ik heb hiermee een 9 gehaald op het ten...

[Show more]
Last document update: 9 year ago

Preview 8 out of 95  pages

  • Yes
  • October 21, 2015
  • October 22, 2015
  • 95
  • 2015/2016
  • Summary

8  reviews

review-writer-avatar

By: ludolenoir02 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: paulanokpw • 3 year ago

review-writer-avatar

By: ValerieHiensch • 5 year ago

review-writer-avatar

By: daalder234 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: ThomvdAkker • 6 year ago

review-writer-avatar

By: fleurbakkum19 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: visfilet • 7 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Sport and Exercise Psychology


Hoofdstuk 1 Welkom bij sport en exercise psychology
De definitie van Sport en exercise psychology: het wetenschappelijk onderzoek
naar mensen en hun gedragingen in sport en bewegingscontexten en de
praktische toepassing van die kennis.
Er zijn 2 objectives om sport en exercise psychology te leren:
Objective A: het begrijpen van de effecten van psychologische factoren op fysieke
of motorische prestatie
Objective B: het begrijpen van effecten van deelname aan fysieke activiteit op
psychologische ontwikkeling, gezondheid en welzijn
Beroepsperspectieven
Er zijn over het algemeen 3 rollen:
1) Onderzoeksrol: om de kennis in het veld te vergroten door onderzoek uit te
voeren
2) Onderwijsrol
3) Consultatie rol: consultatie van individuele atleten of teams om
psychologische vaardigheden te ontwikkelen voor het verhogen van de
prestatie en training
Er is een verschil tussen clinical sport psychology en educational sport
psychology.
Clinical sport psychology: het behandelen van individuen met emotionele
stoornissen. Vaak gaat het hierbij om eetstoornissen of verslavingen.
Educational sport psychology: mentale coaches die atleten en sporters meer
leren over psychologische vaardigheden en hun ontwikkeling. Hierbij gaat het
niet om emotionele stoornissen.
Bij beide beroepen moet je gekwalificeerd zijn in zowel sportwetenschap als in
psychologie.

De geschiedenis van sport en exercise psychology
Het veld van sportpsychologie bestaat al sinds 1880 en bij de oude Grieken werd
ook al psychologie in de sport gebruikt.
Periode 1: de vroege jaren (1893-1920)
In Noord-Amerika ontstond de sportpsychologie in de jaren rond 1890. Zo wilde
de psycholoog Triplett weten waarom fietsers sneller fietsen wanneer ze in
groepen fietsen dan alleen. Een andere pionier was E.W. Scripture. Zowel Triplett
als Scripture promoten de experimentele laboratorium methoden. Er waren
echter ook anderen die meer vanuit het filosofische perspectief keken, zoals
Coubertin, de stichter van de moderne Olympische Spelen. Men deed in deze tijd
veel onderzoek naar sportpsychologie, maar men deed weinig met toepassing
van dit onderzoek.
Periode 2: de ontwikkeling van laboratoria en psychologisch testen
(1921-1938)
Coleman Griffith wordt gezien als de vader van de Amerikaanse sportpsychologie.
Hij ontwikkelde het eerste laboratorium in sportpsychologie. In deze tijd begon
men ook het met testen van atleten en het meten van reactietijden,
persoonlijkheid, agressie etc.
Periode 3: voorbereiding op de toekomst (1939-1965)

,Franklin Henry was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het veld. Hij
trainde veel professoren in het veld. Aan het eind van deze periode ging men de
psychologie steeds meer toepassen.
Dorothy Hazeltine Yates was een van de eerste Amerikaanse vrouwen die werkte
in het veld van sportpsychologie. Zij ontwikkelde de ontspanningsmethode voor
een boksteam.
Periode 4: vestiging van academische sportpsychologie (1966-1977)
In deze periode werd het een academische discipline (nu heette het kinesiologie
of exercise and sport science) en sportpsychologie werd een afgescheiden
component in deze discipline, gescheiden van motorisch leren. Motorisch leren
focuste op hoe mensen motorische vaardigheden aanleren, niet specifiek
sportvaardigheden. Sportpsychologen daarentegen onderzochten hoe
psychologische factoren invloed hadden op sport en motorische vaardigheden en
hoe sport invloed heeft op de psychologische ontwikkeling.
Bruce Ogilvie was een van de eersten die een consultant werd voor atleten en
teams, hij wordt de vader genoemd van de Amerikaanse toegepaste
sportpsychologie.
Periode 5: multidisciplinaire wetenschap en praktijk in sport en exercise
psychologie (1978-2000)
Het veld werd in deze periode steeds meer geaccepteerd en het groeide enorm.
Sport and exercise psychology scheidde zich af van de exercise en sport science
die zich specialiseerde in motor learning.
Dorothy Haris was het eerste vrouwelijke lid van de International Society of Sport
Psychology etc.
Periode 6: contemporaire sport en exercise psychologie (2001-heden)
Sport en exercise psychology is wereldwijd een groeiend veld.

Sport en Exercise psychology rond de wereld
Wereldwijd is sport and exercise psychology een groeiend veld. Niet alleen in
Amerika en Europa, maar de laatste tijd ook in Zuid-Amerika, Azie en Afrika.
Het werk van de Russische sportpsycholoog Puni is recent bekend gemaakt bij
het Engelstalige publiek en hij geeft veel inzichten.
De ISSP is in 1965 gevestigd om informatie over sportpsychologie te verspreiden
over de wereld. De Italiaanse sportpsycholoog Antonelli was de eerste president
van de ISSP.

De brug tussen wetenschap en praktijk
Wetenschap is niet simpelweg een opeenstapeling van feiten die ontdekt worden
door observatie, het is een proces of methode van leren over de wereld op een
systematische, gecontroleerde, empirische en kritische manier via ervaring.
Richtlijnen hiervoor:
-een systematische benadering is belangrijk: je moet de condities
standaardiseren
-controle over de condities: de overige variabelen worden gecontroleerd zodat zij
geen invloed hebben op de variabele waar onderzoek naar gedaan wordt
-empirie: de methode is gebaseerd op observatie
-kritisch zijn: onderzoek moet kritisch geanalyseerd worden door de
wetenschapper zelf en door andere wetenschappers.
Theorie

,Het ultieme doel van een wetenschapper is een theorie: een set van
gerelateerde feiten die een systematisch overzicht geven van een fenomeen om
zo het te kunnen beschrijven, verklaren en voorspellen.
Een voorbeeld is de social facilitation theory (Zajonc): als mensen een
simpele taak moeten doen die ze goed kunnen, dan heeft een publiek een
positief effect op de prestatie. Echter wanneer iemand een complexe of
onbekende taak moet uitvoeren, dan heeft een publiek een negatief effect op de
prestatie.
Onderzoek versus experiment
In een study observeert of beoordeelt een onderzoeker factoren zonder de
omgeving te veranderen. Hierbij kun je dus lastig causale factoren ontdekken.
In een experiment manipuleert de onderzoeker variabelen en kijkt hoe dit
invloed heeft op een andere variabele (dus een experimentele groep en een
controlegroep).
Een voordeel van de wetenschappelijke methode is dat het objectief is. Een doel
is om unbiased data te verzamelen, het mag niet beïnvloed worden door de
wetenschapper zijn persoonlijke gevoelens.
Een nadeel van de wetenschappelijke methode is dat het langzaam en
conservatief is. Soms wordt wetenschappelijke kennis reductionistisch
genoemd: het is te complex om alle variabelen van een situatie tegelijkertijd te
onderzoeken, waardoor de onderzoeker bepaalde variabelen selecteert. Een
ander nadeel is de te grote nadruk op interne validiteit: men kijkt vooral of bij
het onderzoek de regels zijn gevolgd en hoe systematisch en gecontroleerd het
onderzoek is uitgevoerd is, terwijl men minder kijkt naar of het ook toepasbaar is
in de echte wereld.
Professional practice knowledge
Professional practice knowledge: kennis verworven door ervaring. Dit kan via
de wetenschappelijke methode, via systematische observatie, een case study,
introspectie, intuitie etc. Het werkt via trial and error.
Professional practice knowledge is holistischer dan wetenschappelijke kennis,
waarbij het gaat om een interactie van allerlei factoren. Het gaat om nieuwe en
innovatieve praktijken. Een ander voordeel is dat de professionals de praktische
theorieën gelijk kunnen gebruiken omdat ze niet hoeven te wachten tot het
wetenschappelijk geverifieerd is.
Een nadeel is dat het minder en minder precieze verklaringen kan geven dan
wetenschap kan. Er is meer sprake van bias.

Oriëntaties
Er zijn verschillende oriëntaties of perspectieven binnen de sportpsychologie.
1) Psychofysiologische oriëntatie
Hierbij worden de fysiologische processen in het brein onderzocht en hun invloed
op fysieke activiteit.
2) Sociaalpsychologische oriëntatie
Hierbij gaat het om de complexe interactie tussen de omgeving en de
persoonlijke opmaak van de sporter.
3) Cognitieve-gedrags oriëntatie
Hierbij ligt de nadruk op de cognities of gedachtes en gedragingen en hierbij is
het idee dat gedachtes centraal zijn in het bepalen van gedrag.

De huidige trends binnen de sportpsychologie

, 1. Er zijn steeds meer consultaties en sportpsychologen helpen veel sporters
als coach. Tegenwoordig is performance psychology ook upcoming: hierbij
gaat het om hoge prestaties in bijvoorbeeld het leger of het ziekenhuis.
2. Er is een grotere nadruk op counselling en klinische training.
3. Ethiek en competentie issues krijgen meer nadruk. Hierdoor is het niet
meer makkelijk om je sportpsycholoog te noemen terwijl je hier geen
opleiding voor gevolgd hebt.
4. Specialisaties en nieuwe subspecialties zijn zich aan het ontwikkelen.
5. Er blijft spanning bestaan tussen academische psychologie en toegepaste
sportpsychologie.
6. Kwalitatief onderzoek wordt nu ook geaccepteerd.
7. Toegepaste sportpsychologen hebben meer werkmogelijkheden dan ooit
maar er is weinig kans op een fulltime baan.
8. Sport en exercise psychology is een erkende sportwetenschap geworden
en krijgt steeds meer aandacht en erkenning in de wereld.
9. Een aantal leiders in veld van de psychologie volgen nu de positieve
psychologiebeweging. Deze beweging benadrukt de behoefte aan de
ontwikkeling van positieve dingen als optimisme, hoop en geluk bij
individuen, in tegenstelling tot de psychologie die alleen over stoornissen
gaat.
10.Het belang van het omarmen van de globalisatie van sportpsychologie is
van groot belang voor sportpsychologen.
11.Multidisciplinair onderzoek neemt toe.
12.Er worden steeds meer technieken gebruikt, zoals neuroimaging etc.
13.Er wordt meer nadruk gelegd op de culturele diversiteit en of er verschillen
zijn tussen bepaalde groepen.


DEEL II Leren over deelnemers

Hoofdstuk 2 Persoonlijkheid en sport

Definitie van persoonlijkheid
Persoonlijkheid zijn de kenmerken die een persoon uniek maken. Persoonlijkheid
bestaat uit 3 niveaus: een psychologische kern, typische responsen en
rolgerelateerd gedrag.
1) Psychologische kern: je eigenschappen, waardes, interesses, motieven en
je zelfwaarde.
2) Typische responsen: de manieren waarop we leren om ons aan de
omgeving aan te passen of hoe we meestal reageren op de wereld om ons
heen.
3) Rolgerelateerd gedrag: hoe je je gedraagt gebaseerd op je sociale situatie.
Dit is het meest veranderlijke aspect van de persoonlijkheid.
De drie niveaus van persoonlijkheid gaan om een continuüm van intern gedreven
naar extern gedreven gedragingen. Je kunt het zien als een ui met meerdere
lagen. Iedereen ziet de buitenkant (rolgerelateerd gedrag), sommigen zien je
typische responsen en maar een klein groepje ziet je psychologische kern. De
psychologische kern is de meest interne gedraging en het is ook het meest
stabiele deel van je persoonlijkheid.

Verschillende perspectieven op persoonlijkheid
1) Psychodynamische benadering

,Deze benadering is gekenmerkt door twee thema’s: onbewuste determinanten
van gedrag (zoals bij Freud het id), en de persoon als geheel ipv als geïsoleerde
eigenschappen.
Deze benadering ziet persoonlijkheid als een dynamische set van processen die
constant veranderen en vaak in conflict met elkaar zijn. Er wordt nadruk gelegd
op hoe de volwassen persoonlijkheid wordt gevormd door de conflicten tussen
onbewuste krachten en het superego in de kindertijd.
De psychodynamische benadering heeft veel invloed op het veld van de
psychologie in het algemeen, maar weinig op de sportpsychologie.
Een nadeel van de psychodynamische benadering: het is moeilijk te testen, het
focust haast volledig op interne determinanten van gedrag en let weinig op de
sociale omgeving.
De kern van deze benadering is de erkenning dat niet alle gedragingen van een
sporter onder bewuste controle zijn en dat het soms goed kan zijn om te focussen
op de onbewuste determinanten van gedrag.
2) Trait approach
Hierbij is de aanname dat de fundamentele eenheden van de persoonlijkheid-de
traits- relatief stabiel zijn. De oorzaken van gedrag komen vaak van binnenin de
persoon en de rol van situationele factoren is minimaal. Het betekent niet dat je
je altijd op een bepaalde manier gedraagt, maar dat de kans groot is dat je je zo
gedraagt. Een paar van de bekendste psychologen van deze benadering zijn
Allport, Cattell en Eysenck. Het Big 5 model is het meest geaccepteerd:
Neuroticisme vs Emotionele stabiliteit, Extraversie vs Introversie, Openheid voor
ervaringen, Agreeableness en Conscientieusheid. Extraversie en
conscientieusheid zijn positief gerelateerd aan fysieke activiteit, terwijl
neuroticisme negatief gerelateerd is aan fysieke activiteit. Uit recent onderzoek
blijkt dat de Big Five invloed heeft op de sportprestaties. Atleten hebben hogere
niveaus van extraversie dan niet-atleten en atleten die een risicovolle sport doen
of een teamsport scoren hoger op extraversie en lager op conscientieusheid dan
atleten die een niet-risicovolle sport doen of een individuele sport.
Volgens trait theoretici zijn traits relatief stabiel in de loop van de tijd. Echter door
het simpelweg kennen van een individu zijn persoonlijkheidseigenschappen kun
je niet precies voorspellen hoe een persoon zich gaat gedragen in een bepaalde
situatie. Echter het blijkt dat persoonlijkheidsonderzoek de ontwikkeling van de
psychologie niet helemaal bij kunnen houden en er zijn wel eigenschappen die
gedrag in verschillende situaties kunnen voorspellen.
3) Situatie benadering
Volgens deze benadering wordt gedrag grotendeels bepaald door de situatie of
omgeving. Het wordt beïnvloed door de social learning theory van Bandura. Deze
theorie verklaart gedrag in termen van observationeel leren (modeling) en
sociale reinforcement (feedback).
4) Interactionele benadering
Volgens deze benadering zijn de situatie en de persoon codedeterminanten van
gedrag: deze variabelen samen bepalen het gedrag. Deze meeste
sportpsychologen hangen deze benadering aan.
5) Phenomenological approach
Tegenwoordig is dit de oriëntatie die het meest wordt aangehangen. Net als de
interactionele benadering gaat deze benadering er vanuit dat zowel situaties als
persoonlijke eigenschappen invloed hebben. Echter, in plaats van het focussen
op vaste eigenschappen, kijkt men naar de persoon zijn begrip en interpretatie
van zichzelf en de omgeving. Het gaat dus om de subjectieve beleving. Veel van

,de meest prominente theorieën in sportpsychologie vallen binnen deze
benadering, zoals self-determination theorieën, achievement goal theory, self-
efficacy van Bandura etc.

Het meten van persoonlijkheid
Er is een onderscheid tussen een individu zijn typische stijl van gedrag (traits) en
de effecten van de situatie op gedrag (states). Hoewel een psychologische trait
een predispositie is voor een persoon om zich op een bepaalde manier zich te
gedragen, vindt het gedrag niet noodzakelijkerwijs plaats in alle situaties.

Trait en state metingen
De Trait Sport Confidence Inventory vraagt een indicatie van hoe je je typisch of
over het algemeen voelt, terwijl de State Sport Confidence Inventory vraagt hoe
je je op dit moment voelt in een bepaalde situatie op een bepaald moment.

Situatie-specifieke metingen
Situation-specific measures voorspellen gedrag betrouwbaarder voor
bepaalde situaties dan persoonlijkheid traits en states, omdat zij zowel de
persoonlijkheid als de specifieke situatie bekijken (interactionele benadering).

Sport-specifieke metingen
Tot recent kwamen bijna alle trait en state metingen van persoonlijkheid in de
sportpsychologie voort uit algemene psychologische vragenlijsten waarbij geen
referentie werd gemaakt naar sport of fysieke activiteit. Sport-specifieke testen
zijn meer betrouwbare en valide metingen van persoonlijkheid traits en states in
sport en bewegingscontexten.
Voorbeelden zijn de Sport Competition Anxiety Test, the Competitive State
Anxiety Inventory-2, Trait-State Confidence Inventory. Er zijn ook sport-specifieke
testen zoals de Tennis Test of Attentional and Interpersonal Style.

Fluctuaties voor en tijdens de competitie
Gevoelens veranderen voor en tijdens de competitie en het is belangrijk om zulk
fluctuaties te bekijken, en niet alleen de state voor de competitie te bekijken.

Het gebruiken van psychologische metingen
De kennis over de persoonlijkheid is essentieel voor het succes als een coach,
leraar of gezondheidszorgprofessional. Echter je kunt niet met alleen
psychologische vragenlijsten het atletisch succes voorspellen. Het is belangrijk
om te weten wanneer je wel en niet de testen goed kunt gebruiken.
De APA heeft 7 richtlijnen opgesteld voor het gebruik van psychologische tests:
1) Weet de principes van het testen en metingserror.
Zelfs valide testen die betrouwbaar zijn kunnen metingsfouten hebben. Mensen
doen zich vaak beter voor dan ze zijn in een test.
2) Ken je grenzen van je training en voorbereiding en je kennis (gebruik geen
klinische testen van psychopathologie bij sporters bijv.)
3) Gebruik geen psychologische testen voor team selectie.
Het is oneerlijk om puur alleen psychologische testen te gebruiken, je moet ook
de fysieke prestatie bekijken etc.
4) Voeg ook verklaringen en feedback toe
5) Verzeker de vertrouwelijkheid aan de atleten (hierdoor zullen ze eerlijker
antwoorden)

, 6) Gebruik een intra-individuele benadering
Men maakt vaak de fout om een atleet zijn psychologische testresultaten te
vergelijken met de normen. Belangrijker is vaak een intra-individuele aanpak: hoe
voelen de atleten zich relatief aan hoe zij zich normaal gesproken voelen.
7) Begrijp en beoordeel specifieke persoonlijkheidscomponenten

Het focussen op persoonlijkheidsonderzoek
Vroeger waren er twee kampen in het onderzoek: de ene groep dacht dat
persoonlijkheid niet gerelateerd is aan atletisch succes en de andere groep
geloofde dat persoonlijkheid juist wel erg gerelateerd is aan atletisch succes.
Beide groepen hadden niet gelijk: er is een relatie tussen persoonlijkheid en
sportprestatie, maar deze relatie is niet perfect.

Atleten en niet-atleten
Er is geen specifiek persoonlijkheidsprofiel die een onderscheid maakt tussen
atleten en niet-atleten.
Echter als je de atleten categoriseert per sport, dan zijn er wel verschillen.
Atleten die teamsporten spelen lieten minder abstract redeneren, meer
extraversie, meer afhankelijkheid en minder ego-strength zien vergeleken met
niet-atleten. Atleten die individuele sporten deden lieten hogere niveaus van
objectiviteit zien, meer afhankelijkheid, minder angst en minder abstract denken
dan niet-atleten. Atleten die een teamsport doen zijn meer afhankelijk, extrovert
en angstig maar minder fantasierijk dan individuele atleten.
De reden voor deze verschillen is niet duidelijk.

Vrouwelijke atleten
Succesvolle vrouwelijke atleten verschillen van gewone vrouwen in
persoonlijkheid. Vrouwelijke atleten zijn meer prestatiegericht, onafhankelijk,
agressief, emotioneel stabiel en assertief.
Er zijn weinig persoonlijkheidsverschillen tussen mannelijke en vrouwelijke
atleten.

Positieve mentale gezondheid en het ijsberg profiel
Morgan ontwikkelde het mental health model waarbij hij atletisch succes kan
voorspellen. Volgens dit model is een positieve mentale gezondheid (die
vastgesteld wordt door een bepaald patroon aan Profile and Mood States scores)
direct gerelateerd aan atletisch succes en hogere niveaus van prestatie. Een
atleet die scoort boven de norm op de POMS schalen van neuroticisme,
depressie, moeheid, verwarring en boosheid en onder de norm van vigor (kracht,
energie) zullen verbleken in vergelijking met atleten die onder de norm scoren op
al deze eigenschappen behalve vigor. Volgens Morgan hebben succesvolle atleten
een iceberg profile, wat een positieve mentale gezondheid reflecteert. Het is
een ijsberg omdat alle negatieve traits laag zijn en de enige positieve trait
namelijk vigor is boven het gemiddelde.

Prestatie voorspellingen
Omdat Morgan succesvolle atleten zo goed kan voorspellen, zou je kunnen
denken dat je de POMS scores moet gebruiken voor het selecteren van atleten
voor een team. Echter persoonlijkheidstesten zijn verre van perfect en het
gebruik van testen voor selectie kan ervoor zorgen dat atleten oneerlijk en fout
geselecteerd (of juist niet geselecteerd) worden voor een team.

, Er is ook kritiek op het ijsberg model, waarbij de waarschuwing is dat men het
niet moet gebruiken als instrument voor teamselectie of voor het ontdekken van
kampioenen.
De test is wel op andere manieren te gebruiken (zie blz.43) en kan zeker nuttig
zijn, maar het is geen magisch instrument.

Beweging en persoonlijkheid
Type A gedrag
Type A gedrag wordt gekenmerkt door een sterk gevoel van urgentie, een
competitieve drive en makkelijk opwekbare vijandigheid. Vooral de boosheid-
vijandigheid component is gelinkt aan cardiovasculaire ziekte. De antithese van
type A patroon is type B.
Type A gedragspatronen zijn te veranderen door beweging en dit vermindert ook
de cardiovasculaire reactiviteit.
Self-concept
Beweging heeft een positieve relatie met self-concept. Het gaat hier vooral om de
percepties van de verbeterde fitheid ipv echt fysieke verbetering in fitheid.

Het onderzoeken van cognitieve strategieën en succes
Uit onderzoek van Mahoney en Avener blijkt dat turners die het tot het team
maakten beter omgingen met angst, meer interne verbeeldingskracht gebruikten
en meer positieve self-talk dan de turners die afvielen. Zij internaliseerden hun
strategieën tot de mate dat zij automatisch reageerden op tegenspoed.
Een ander onderzoek van Smith, Schutz, Smolle en Ptacek: zij ontwikkelden een
meting genaamd de ACSI wat een score geeft van een atleet zijn psychologische
vaardigheden en zijn scores op de 7 subschalen. Zij onderzochten de relatie
tussen de score en de atletische prestatie in twee onderzoeken. In het eerste
onderzoek deelde men de atleten in de groepen underachievers (de coach zijn
beoordeling was hoger dan de echte prestatiebeoordeling), de normal achievers
en de overachievers (de coaches zeiden dat zij boven hun talentniveau
presteerden). Dit onderzoek liet zien dat de overachieving atleten significant
hogere scores hadden op meerdere subschalen (omgaan met tegenspoed,
coachbaarheid, concentratie) en ook een hogere totaalscore op de ACSI. Dit laat
zien dat psychologische vaardigheden atleten kunnen helpen om het meest uit
hun fysiek talent te halen.
In het tweede onderzoek ging het om professionele basketballers. Hierbij waren
de expert beoordelingen van de fysieke vaardigheden ook net als in de eerste
studie niet gerelateerd aan de ACSI scores. Bovendien verklaarden de
psychologische vaardigheden een significant deel van de prestatie en deze
vaardigheden droegen zelfs meer bij dan het fysiek vermogen.
Men mag de ACSI echter niet gebruiken voor teamselectie.

Diepte interviewtechnieken
Diepte-interviews kunnen gebruikt worden om de coping strategieën te bekijken
van sporters. Dit is een kwalitatieve benadering om het verschil tussen
succesvolle en minder succesvolle atleten te onderzoeken. Zo bleek dat
Olympische winnaars meer positieve self-talk gebruikten, een smallere
aandachtsfocus hadden en beter voorbereid waren op negatieve
omstandigheden. Ook hebben ze een meer stabiel en positief emotioneel niveau.

Mentaal plannen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marilise. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89  21x  sold
  • (8)
  Add to cart