In dit document is alle jurisprudentie van materieel strafrecht samengevat, onder het juiste onderwerp. De onderwerpen heb ik duidelijk met rood aangegeven, zodat het duidelijk is over welk onderwerp het arrest gaat.
Een veearts brengt enkele gezonde koeien in een stal met koeien die aan mond- en klauwzeer lijden.
Hem wordt tenlastegelegd de koeien in een verdachte toestand te hebben gebracht in strijd met
art. 82 Veewet. De veearts verweert zich met het argument dat het voor de koeien beter was op dit
moment ziek te worden (nu ze droog stonden), zodat zij de ziekte dan eerder te boven zouden
komen. Is hier sprake van een strafuitsluitingsgrond?
De veearts handelde in strijd met de wet, maar in het belang van het vee. De Veewet zelf wijst niet
met zoveel woorden een strafuitsluitingsgrond aan voor dit geval. Dit betekent niet, dat de veearts
nu sowieso strafbaar is. Het geval kan zich voordoen, dat de wederrechtelijkheid in de
delictsomschrijving zelf geen uitdrukking heeft gevonden. Er zal dan geen veroordeling kunnen
volgen op grond, dat de onrechtmatigheid van de gepleegde handeling in het gegeven geval blijkt
te ontbreken, het betrokken wetsartikel is niet van toepassing op de onder de delictsomschrijving
vallende handeling.
à Rechtvaardigingsgrond ontbreken van materiële wederrechtelijkheid.
HR 9 februari 1971, NJ 1972/1, (Dreigbrief)
Verdachte wordt vervolgd wegens het uitoefenen van bedreiging met geweld, met het oogmerk om
zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Hij schreef dreigbrieven aan familieleden van
degenen die van hem gestolen zouden hebben. De familie kreeg daarin de laatste kans de wraak af
te kopen door het geld naar hem te storten. De ontvangers van de brieven dienden een aanklacht
in. De verdachte verweerde zich door te stellen dat hij niet het oogmerk had zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen. Bovendien zou hij niet hebben gedreigd met geweld, maar met
wraak. Het geweld zou door derden gepleegd worden, blijkens de brieven.
Is er voldaan aan het in vereiste gesteld in art. 317 Sr: het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen?
Hoge Raad: Bedreiging met geweld in de zin van art. 317 Sr ziet niet enkel op bedreiging met
geweld dat door de bedreiger zelf wordt aangewend. Ook geweld door derden aangewend, valt
onder de omschrijving van dit delictsartikel. Dat de verdachte meent dat hij recht had op het geld,
neemt niet weg dat hij een wederrechtelijke bevoordeling kan hebben beoogd. Verdachte had
moeten beseffen dat hij de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid in verregaande mate
heeft overschreden.
à De verdachte heeft gehandeld met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen.
,Paula Witlox
HR 2 april 1985, NJ 1985/796 (Onbehoorlijk gedrag)
Twee agenten van de spoorwegpolitie treffen op Centraal Station Rotterdam een vrouw aan die
met haar schoenen op een stoel zit. De agenten verzoeken de vrouw haar voeten weg te halen.
Daarop begint de vrouw heftig te schelden. Zij wordt vervolgd wegens onbehoorlijk gedrag. De
vrouw wordt de overtreding van art. 4 Algemeen Reglement Vervoer tenlastegelegd: "het is
verboden op enig gedeelte van de stations of in de treinen te vechten dan wel zich op andere wijze
onbehoorlijk te gedragen".
De verbindendheid van deze delictsomschrijving werd betwist vanwege te grote vaagheid. Bij dit
openbaar vervoerdelict zijn er vermoedelijk honderden gedragingen die onder deze norm kunnen
vallen. Het is onmogelijk om een uitputtende lijst van onbehoorlijk gedrag op te stellen. Dit leidt
ertoe dat de wetgever genoodzaakt is om de delictsomschrijving open te formuleren.
Is de term "onbehoorlijk gedrag" die staat in art. 4 ARV zo vaag, dat hij in strijd is met art. 1 Sr en
art. 7 EVRM?
De Hoge Raad achtte de strafbepaling ‘niet onverenigbaar met’ art. 1 Sr en art. 7 EVRM, omdat
‘evenbedoelde norm in zoverre is geconcretiseerd dat het gaat om gedrag op stations en in de
treinen, en dat het voorts betreft een norm die, in de bewoordingen van het EHRM in zijn arrest
van 26 april 1979, NJ 1980, 146, is inevitably couched in terms which are vague and whose
interpretation and application are questions of practice’.
Beslissend is of de norm voldoende concreet maakt welke gedragingen verboden zijn. Op deze
manier is bekend wat is strafbaar gesteld en kan de verdachte zijn gedrag daar voldoende op
afstemmen. De norm behoeft minder concreet te worden opgesteld als de gedragingen
redelijkerwijs niet uitputtend opgenoemd kunnen worden.
De Hoge Raad verwerpt het beroep: art. 4 ARV is niet in strijd met art. 1 Sr en art. 7 EVRM.
EHRM 22 november 1995, NJ 1997/1, (Legaliteit in Straatsburg)
De rechtszaak gaat over verkrachting binnen het huwelijk. Een echtpaar was in 1984 in het huwelijk
getreden, maar het huwelijk bleek al snel niet erg stabiel. Na drie jaar ging het echtpaar korte tijd
uit elkaar, waarna zij zich weer verzoenden. Twee jaar daarna ontstonden opnieuw problemen
binnen het huwelijk, naar aanleiding waarvan de vrouw besloot om een echtscheiding te vragen.
Dit deelde zij aan haar man mede, waarna zij enige tijd bij haar ouders ging logeren. De echtgenoot
drong het huis van zijn schoonouders binnen en trachtte tegen haar wil seksuele gemeenschap met
zijn - toen nog - echtgenote te hebben. Daarbij gebruikte hij geweld, onder meer door haar keel
dicht te knijpen. De vrouw deed aangifte, en haar echtgenoot werd vervolgd wegens poging tot
verkrachting en mishandeling. De verzoeker komt uiteindelijk bij het Europees Hof terecht. Hij
beroept zich erop dat de aanklacht wegens verkrachting niet in overeenstemming is met het recht
aangezien hij gehuwd was met het slachtoffer. Hij deed daarbij een beroep op een eerdere uitspraak.
Uit het sluiten van een huwelijk zou impliciet toestemming volgen tot het hebben van
geslachtsgemeenschap.
De vraag die hier speelt is of bij het opzijzetten van deze eerdere uitspraak strijd is met art. 7
EVRM, dat bescherming biedt tegen willekeurige vervolging, veroordeling en bestraffing.
Het Europees Hof besluit dat de voortschrijdende ontwikkeling van het strafrecht door middel van
rechterlijke interpretatie, uitmondend in aanpassing aan veranderende omstandigheden, niet in
strijd is met art. 7, mits de uitleg die in de jurisprudentie wordt gegeven: aansluit bij de essentie van
, Paula Witlox
het delict, en redelijkerwijs voorzienbaar is. Het Europese Hof houdt er dus rekening mee dat
verandering in de interpretatie van een bepaling onder omstandigheden noodzakelijk kan zijn.
Echter deze verandering in de interpretatie moet redelijkerwijs voorzienbaar zijn en aansluiten bij
de essentie van het delict (vaak gaat het om een uitbreiding van strafbepaling).
Causaliteit
HR 12 september 1978, NJ 1979/60, (Letale Longembolie)
Dronken bestuurder rijdt auto aan met bestelbus. Bestuurder auto overlijdt en bijrijder van
bestelbus komt met ernstig letsel in het ziekenhuis. Door de letsels moet de patiënt bedrust houden,
waardoor hij longembolie heeft opgelopen. Hij overlijdt aan longembolie.
Verdachte wordt vervolgd en veroordeeld wegens dood door schuld door botsing ex art. 36 WVW.
Hij verweert zich door te stellen, dat de opgelopen letsels van het slachtoffer niet
noodzakelijkerwijs tot de dood hadden behoeven te leiden. De dood van het slachtoffer is het
gevolg geweest van de fatale longembolie.
Causaal verband?
Hoge Raad: Was het verband tussen het ongeluk en de dood van het slachtoffer zodanig dat van
veroorzaken in de zin van art. 36 WVW gesproken kan worden? De Hoge Raad zegt nu dat dit
verband inderdaad voldoende is. Voor de bepaling of er causaal verband bestaat, maakt de Hoge
Raad gebruik van de leer van de redelijke toerekening. Daarbij wordt gekeken of het gevolg van
zodanige aard is dat het redelijkerwijs niet kan worden toegerekend. Het optreden van letale
longembolie is niet van zodanige aard, dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer
als gevolg van de botsing zou kunnen worden toegerekend aan de dader.
HR 23 december 1980, NJ 1981/534, (Aortaperforatie)
Verdachte heeft tijdens caféruzie iemand gestoken met een mes, waardoor deze persoon perforaties
heeft opgelopen in de aorta en de maagwand. In het ziekenhuis worden de perforaties in de
maagwand gehecht, die in de aorta worden echter over het hoofd gezien. De man overlijdt aan
inwendige bloedingen. Verdachte wordt veroordeeld wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk
letsel, de dood ten gevolge hebbende. Verdachte verweert zich door te stellen dat de man is
overleden door nalatigheid van de chirurg en niet door zijn messteek.
Is er wel of niet een causaal verband tussen de messteek en de dood van het slachtoffer?
Het hof: Het hof verwierp verweer van de verdachte, want ‘al aangenomen dat hier inderdaad een
medische omissie zou zijn begaan, zulks niet verhindert, dat de dood van het slachtoffer teweeg is
gebracht door de door hem toegebrachte messteek’.
Hoge Raad: Gaat mee in oordeel hof. Voor de vaststelling van het causaal verband tussen de
messteek enerzijds en de dood van het slachtoffer anderzijds, is beslissend of de dood redelijkerwijs
als gevolg van die gedraging aan de dader kan worden toegerekend. Aan die toerekening hoeft het
verzuim van de arts niet in de weg te staan. Ongeacht de nalatigheid van de arts, heeft de messteek
de dood tot gevolg gehad. De Hoge Raad acht voldoende causaal verband tussen de messteek en
de dood van het slachtoffer.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller paulawitlox. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.70. You're not tied to anything after your purchase.