Samenvatting Ondernemingsrecht:
Deel I: Fundamentele elementen van het economisch recht:
Hoofdstuk 1: De bronnen van het economisch recht:
1) Wetgeving:
internationale verdragen +
beslissingen can
supranationale organisaties
Grondwet
Wet sensu stricto (Wet)
Bronnen van het recht
(België)
Wetgeving (sensu lato)
decreten en ordonnanties
Rechtspraak
Koninklijk besluit
Rechtsleer
Buiten gemeenschaps- en
gewestregeringen
Gewoonte
1.1. Het internationale recht:
Deze rechtstak wordt bepaald door het rechtskader van de Europese Unie.
1.2. Het traditionele internationale recht:
Een aantal bi- of multilaterale verdragen tussen soevereine staten. Ze komen tot
stand door onderhandelingen + goedkeuring nodig van het nationale parlement.
1.3. De Europese unie:
Is een “supranationale politieke instelling” betekent: EU zelf politieke organen en
procedures heeft om wetgevingen uit te vaardigen.
De Europese Unie heeft 5 instellingen:
1.Het Europees parlement
2. de Raad (van de Europese Unie):
3. de Europese Commissie
4. Het Hof van Justitie van de Europese Unie
5. De rekenkamer
Het Europees Parlement en de Europese Raad zijn de wetgevende organen van de
EU. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft als taak ervoor te zorgen dat
de lidstaten en de instellingen van de EU de verdragen en andere wetgeving
naleven.
Er zijn 3 vormen van Europese wetgeving die de instellingen kunnen uitvaardigen:
o Richtlijnen:
Kunnen heel ‘streng’ zijn en laten de lidstaten weinig of geen
bewegingsruimte.
Deze richtlijnen moeten omgezet worden door de lidstaten
Harmonisatierichtlijnen = richtlijnen die ervoor moeten zorgen dat de
nationale wetgeving van de verschillende lidstaten hetzelfde is, dus zorgen
ervoor dat er geen oneerlijke concurrentie is tussen de lidstaten.
o Verordeningen:
1
, = algemene en volledige reglementering die rechtstreeks van toepassing is
in elke Lidstaat.
o Besluiten:
=bijzondere besluiten die enkel van toepassing zijn op welbepaalde
bestemmingen (staten, ondernemingen, personen)
1.4. Nationale wetgeving:
Op vlak van de nationale/ Federale wetgeving zijn op dit moment de belangrijkste
wetten:
o Wetboek Economisch Recht (WER):
Codificatie van verschillende materies
Stroomlijnen van verschillende materies
“aanbouwwetgeving” vanaf 2013
o Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV): Ingevoerd in 2019
Ook het Burgerlijk Wetboek (BW) is van belang:
Sommige stukken die toegepast worden tussen ondernemingen vind je
hierin terug.
Los van de wetten kunnen er ook … zijn
o Koninklijke besluiten = besluiten die door de Koning (in de praktijk zijn dat de
ministers) worden opgenomen + zijn nodig voor de uitvoering van bepaalde
wetten.
o Ministerieel besluiten = ministers die individueel willen optreden.
o Regionaal = decreten, ordonnanties, besluiten en verordeningen van
gemeenschaps- en gewestenregeringen.
2) Rechtspraak:
= Geheel van beslissingen uitgesproken door diverse rechtscolleges
Economisch recht zijn vooral de uitspraken van de ondernemingsrechtbank en van de
Hoven van Beroep en het Hof van Cassatie van belang.
Ondernemingsrecht:
o Ondernemingsrechtbank
o Hoven van beroep
o Hof van Cassatie
3) Gewoonte:
= welbepaalde en herhaalde handelswijzen die als algemeen verbindend worden
aanvaard
Vb. Rechts rijden met de auto is een gewoonte links rijden is strafbaar
4) Rechtsleer:
= Wetenschappelijke publicaties over ondernemingsrecht (verschijnen in
rechtstijdschriften en juridische boeken)
De rechters zijn niet gebonden door deze studies, maar de rechtspraak wordt er wel door
beïnvloed.
Hoofdstuk 2: De ondernemingsrechtbank:
1) Samenstelling:
9 ondernemingsrechtbanken:
o Gent, Antwerpen, Brussel, Luik, Eupen, Henegouwen, Waals-Brabant, Leuven
Sommige ondernemingsrechtbanken hebben lokale afdelingen.
o Een afdeling bestaat uit meerdere kamers:
2
, Elke kamer bestaat uit:
1 voorzitter = beroepsmagistraat
2 lekenrechters = “rechters in ondernemingszaken” = bijzitters (komen uit
het bedrijfsleven)
Griffier
In een aantal gevallen (vb. faillissement): het advies aanhoren van een
magistraat van het Openbaar Ministerie (Parket)
2) Bevoegdheden:
Hof van beroep:
o Behandelt alle beroepen tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en de
ondernemingsrechtbank
o Specifieke bevoegdheden:
Beroep tegen beslissingen van de ondernemingsrechtbank indien geschil
kleiner is dan €2 000.
Beroep tegen beslissingen van de rechtbank van eerste aanleg indien geschil
kleiner is dan €2 000.
De ondernemingsrechtbank:
o alle geschillen tussen ondernemingen. Ook tussen een niet-onderneming die een
vordering tegen een onderneming instelt.
o Geschillen tussen vennoten van een vennootschap, geschillen met betrekking tot
wisselbrieven of geschillen die ontstaan uit een faillissement
Rechtbank van eerste aanleg:
o Bevoegd voor alle burgerlijke geschillen boven de €5 000.
o Specifieke bevoegdheden: beroep tegen beslissingen van de vrederechter indien
geschil kleiner is dan €2 000.
Vrederechter:
o Bevoegd voor burgerlijke geschillen tot €5 000.
(vb. huurconflicten, burenruzie, …)
3) Procedures:
De gewone procedure kent drie kernmomenten:
o De dagvaarding (waarbij de eiser de verweerder voor de bevoegde rechtbank
brengt)
o De openbare terechtzitting (waar de partijen hun zaak bepleiten)
o Het vonnis (waarin de rechter zijn oordeel velt over het geschil)
Hoofdstuk 3: Het bewijs in de ondernemingszaken:
1) Algemene regels:
Regel: wie iets beweert moet het bewijzen.
Alle partijen moeten meewerken aan bewijsvoering (nieuw BW pg. 1017)
Verschil tussen het burgerlijk recht en ondernemingsrecht:
Burgerlijk recht Ondernemingsrecht
- Verbintenissen uit overeenkomst -bewijs tussen of tegen ondernemingen:
(waarde ≥ 3500 euro) enkel via gebruik van alle middelen van recht,
schriftelijke bewijzen: tenzij de wet het anders bepaald.
authentieke/onderhandse akte. Het
bewijs moet ondertekend zijn.
(Authentieke akte = opgemaakt door een
3
, vb. een notaris, ambtenaar.)
(Onderhandse akte = een akte opgesteld
tussen 2 of meerdere partijen)
- Materiële feiten mogen worden
bewezen via getuigen en vermoedens
- Tegen particulier/ niet-onderneming - Tegen en tussen onderneming(en)
2) Bijzondere bewijsmiddelen:
2.1. De boekhouding:
2.1.1. Algemeen:
“Elke onderneming moet een boekhouding voeren die past bij de aard en de omvang van
het bedrijf” (Art. III.82 WER)
De boekhouding omvat “al hun verrichtingen, bezittingen en rechten van welk aard ook,
en hun vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook” (Art. III.83 WER)
Boekhouding?
o Voor het bedrijf: beleidsinstrument met tal van bedrijfsgeheimen
o Juridisch: bijzonder bewijsmiddel
Niet vanzelf spreken: 2 redenen:
1. De boekhouding bevat bedrijfsgeheimen en heeft dus een vertrouwelijk
karakter.
2. Elke onderneming stelt zelf haar boekhouding eenzijdig op
2.1.2. Bewijskracht van de boekhouding:
Geschil tussen ondernemingen Geschil tussen niet-
ondernemer en ondernemer
- Bewijswaarde als boekhouding regelmatig - Enkel bewijswaarde tegen
gevoerd onderneming
- De boekhouding van een onderneming heeft - Geen bewijs tegen niet-
slechts wettelijke bewijswaarde heeft tegen een ondernemer
andere onderneming als de vermeldingen in de
boekhouding van de onderscheidende partijen
overeenstemmend zijn
- Een feitentrechter controleert de gegevens van
de boekhouding.
- Geregistreerde gegevens van de boekhouding
kunnen zowel als voordeel als in het nadeel van
de ondernemer gebruikt worden
2.1.3. Procedureel gebruik van de boekhouding:
Rechtbank kan oplegging geheel of gedeelte boekhouding bevelen.
Openlegging:
= kennisgeven van het geheel of gedeelten van de boekhouding, maar mag niet ten
nadele zijn van de onderneming.
= tonen van relevante passages
= kan ambtshalve of op verzoek van partij worden bevolen.
2.2. De factuur:
2.2.1. Algemeen:
= geschreven stuk dat de bevestiging inhoudt van een schuldvordering in geld wegens de
levering van goederen of diensten.
Opgesteld door leverancier en aan de klant bezorgd.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller karolinelutsch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.