Hoofdstuk 1: zelfbeeld en
zelfwaardering
Inleiding
2 belangrijke fenomenen Thompsons:
Menselijke vermogen tot zelfreflectie motieven, emoties en oorzaken van eigen gedrag begrijpen
Het zelf in grote mate door sociale factoren beïnvloed
Begripsbepaling
Zelfbeeld (zelfconcept/zelfschema) = beeld dat iemand heeft van eigen persoon
van jongsaf aan + in verband gebracht met eigen functioneren
zowel inhoud (= uitspraken die je over jezelf kan doen) als structuur (=manier waarop persoon zijn opvattingen en
verwachtingen over zichzelf organiseert)
eindbeeld = cognitieve component = denken over onszelf
Zelfwaardering = affectieve aspect van zelfbeeld, slaat op positieve of negatieve evaluatie ervan
oordelende houding die we hebben tegenover onzelf
kan beïnvloeden in onze gedachten, gevoelens en gedragingen
Zelfpresentatie = beeld dat mensen van zichzelf ophangen zodat andere zich een beeld van hen kunnen vormen
intern zelfbeeld moet niet altijd overeen stemmen met extern
soms doen we ons anders voor dan we in werkelijkheid zijn
Doel = controle krijgen op gedrag van anderen tegenover onszelf
Zelfbeschikking = oorzaak die we aan ons eigen gedrag gaan toekennen (=attributies)
negatief zelfbeeld = slagen toekennen aan externe, oncontroleerbare, onstabiele en globale oorzaken + mislukken
verklaren door interne, stabiele, controleerbare en specifieke oorzaken
Zelfhandhaving = verdedigingsstrategieën die we toepassen om bedreigende situaties aan te kunnen
coping 🡪 leer je als kind tijdens opvoeding
hoe hoger iemands zelfwaardegevoel, hoe meer deze persoon gestimuleerd zal zijn om
verdedigingsmechanismen te gebruiken
Verdedigingsmechanismen:
● Rationalisatie = zaken die voor ons bedreiging vormen leggen we zo uit dat ze verklaarbaar zijn
= verklaring geven die acceptabel is terwijl het eigenlijk anders is
● Compensatie = doel gelden op gebied waar hij/zij zwak in is
= echt of ingebeeld gebrek compenseren
bv onzeker zijn maar grote mond opzetten om onzekerheid te compenseren
● Verschuiving = wanneer iets/iemand aanleiding geeft tot ongewenste reacties, worden deze reacties gericht
op veiliger persoon/object
Bv kwaad zijn om begeleidster, maar andere bewoner pijn doen
● Negatie = pijnlijke informatie wil je liever niet te horen krijgen
bv kind weet dat zijn papa lang in gevangenis zal zit, maar kind blijft zeggen dat zijn papa zal verhuizen
● Sublimering = reacties die sociaal niet aanvaardbaar zijn, omvormen zodat ze voor persoon sociaal
aanvaardbaar zijn
bv kind blijft klikken omdat anderen hem anders gaan pesten
, ● Regressie = reactie die kenmerkend is voor vroeger ontwikkelingsstadium (terugval)
bv kind is 12 jaar maar blijft in slaap last hebben van wieggedrag
● Projectie = men gaat eigen gevoelens projecteren op iemand anders
bv iemand heeft honger en zegt dat iemand anders honger heeft terwijl dit niet zo is
Theoretisch kader: het persoonsmodel van Verhofstadt-Denève
(1994)
= kader over persoonsontwikkeling
Persoon als dynamische IK-MIJ relatie
Uitgangspunt van model = ‘human dilemma’
= mens is in staat zich simultaan als subject en object te ervaren
= kan als reflecterend subject zichzelf zijn in zijn wereld als object voerschouwen en is van deze mogelijkheid bewust
Persoon = dynamisch evoluerende relatietussen IK en MIJ = 2 wederzijds afhankelijke polen:
● IK = subjectpool = persoon als kenner = kan denken, voelen en doen (reflecteert)
meer een proces dan inhoud
● Mij = objectpool = persoon als gekende (wordt op gereflecteerd)
eigen psychische, fysieke en maatschappelijke componenten
betekenissysteem als resultaat van reflecties door het IK
Fenomenologische zelfconstructies = resultaat van reflectieproces van IK op MIJ
Dimensies van het zelfbeeld: 6 fenomenologische zelfconstructies
= Verhofstadt-Denève
● Zelf-Beeld = Wie ben ik?
betrekking op 2 domeinen
o Persoonskenmerken die ik aan mezelf toeschrijf (Welke persoon
ben ik?)
o Condities waarin ik leef (In welke situaties leef ik?)
● Ideaal-Zelf = Wie zou ik willen zijn?
= evolutie van bestaande zelfbeeld 🡪 wegdromen, fantasieën, …
ideaalbeeld is dynamisch en kan voortdurend worden aangepast obv
nieuwe ervaringen
● Alter-Beeld = Hoe zijn anderen?
= niet alleen beeld over onszelf maar ook over anderen
● Ideaal-Alter = Hoe zouden anderen moeten zijn?
= ideaalbeeld dat je over anderen opbouwt
● Meta-Zelf = Welk beeld hebben anderen van mij?
= hypothesen formuleren over beeld dat anderen van onszelf kunnen hebben
= grotendeels afhankelijk van mogelijkheden tot inleving in ander en zijn wereld
● Ideaal-Meta-Zelf = Welk beeld zouden anderen van mij moeten hebben?
= hoe wil ik dat anderen mij zien
Doel = zekere controle krijgen op gedrag van anderen tegenover onszelf
Zelf-Beeld en Ideaal-Zelf betrekking op mezelf
,Alter-Beeld en Ideaal-Alter constructies van mezelf over anderen
Meta-Zelf en Ideaal-Meta-Zelf betrekking op anderen in relatie tot mezelf
Persoonskenmerken en condities
Persoonskenmerken
= vroegere en actuele situatie
= psychische en fysische persoonskenmerken (intellectuele en karakteriële kenmerken)
Condities = levensomstandigheden van mijzelf en anderen
sociale rollen belangrijk
In zelfbeeld ook toekomstige ontwikkelingen (wie zal ik worden?)
gericht op toekomst, duidelijk onderscheid van ideaal-zelf
Sociale condities = geheel van mensen en groepen met wie ik bepaalde relatie heb
Betekenisvolle anderen = personen die ik als belangrijks zie
aspecten van iemand zijn zelfbeeld
Extern en intern zelfbeeld
zelfpresentatie
Bewustzijnsniveaus
Naast bewuste zijn er ook onbewuste componenten van zelfbeeld
Fenomenologische zelfconstructie en realiteit
= geheel van bewuste en onbewuste persoonskenmerken en condities die ik aan mezelf toeken
kan foutieve interpretaties bevatten = onjuiste zone
Hypothetische kenmerken en condities waarop ik niet kan reflecteren omdat ik ze nog niet ken
= niet gekende inhouden
Informatiebronnen bij de opbouw van ons zelfbeeld
Noodzakelijk om informatie te hebben over onszelf voor we beeld kunnen vormen over onszelf
Belangrijke informatiebronnen bij opbouw van zelfbeeld en zelfwaardering:
Introspectie
= in onszelf kijken en onze eigen gevoelens en gedachten waarnemen
Percepties van ons eigen gedrag
Zelfperceptie = ons eigen gedrag waarnemen en dit gaan beoordelen
Zelfperceptietheorie van Bem = wanneer interne signalen moeilijk te interpreteren zijn, personen zelfinzicht
verwerven door observatie van eigen gedrag en situatie
Jezelf vergelijken met anderen
= “the looking-glass self”
= onze interpretative van reactie van onze omgeving op ons gedrag
, Sociale vergelijkingstheorie van Festinger
= mensen evalueren hun eigen capaciteiten en opinies door ze met die van anderen te vergelijken
Wanneer vergelijken we ons met anderen?
bij onzekerheid en afwezigheid van objectieve criteria
maar ook als objectieve informatie aanwezig is ook
Met wie vergelijken we ons?
personen die op ons lijken
soms met anderen die minder goed presteren
Autobiografisch geheugen
= herinneringen uit ons verleden
= essentieel onderdeel van identiteit omdat heden en verleden koppelt en innerlijke continuïteit verschaft
geheugen op 2 manieren gevormd:
● Egocentrische vertekening = verleden vertekenen zodat zelf meer op voorgrond treedt
● Achteruitzicht vertekening = eigen bekwaamheid tot voorspellen van uitkomsten overschatten voor
gebeurtenissen uit verleden
Culturele perspectieven
Ene cultuur hecht waarde aan individualisme en beklemtoont zelfstandigheid, autonomie en afhankelijkheid
persoonlijke doelstellingen krijgen voorrang op trouw aan groep
Andere culturen vinden collectivisme belangrijk en hechten aandacht aan onderlinge samenwerkingen sociale
harmonie individu in 1e plaats loyaal familielid, teamlid, …
Besluit
Zelfbeeld is effect van reacties uit je omgeving
hierdoor positief en realistisch zelfbeeld opbouwen of vervormen
● Onrealistisch zelfbeeld
● Ongenuanceerd zelfbeeld
Ontwikkeling van zelfbeeld en zelfwaardering
Wanneer kinderen zichzelf herkennen in spiegel 🡪 ontwikkeling van zelfbeeld start
De ontwikkeling van taal
= belangrijkste stap in ontwikkeling van zelf 🡪 kind kan zichzelf en anderen beschrijven in termen van persoonlijke
voornaamwoorden of namen
start rond 18 maanden + kind begint te reageren op eigen spiegelbeeld
Door ontwikkeling van taal leren kinderen om symbolische regels en standaarden van ouders weer te geven + in
welke mate zijn hieraan kunnen voldoen
door internaliseren van regels en verboden leren kinderen om eigen gedrag te reguleren + inschatten welke
verwachtingen ouder hebben ten aanzien van competenties en prestaties
Kinderen in leeftijd van 3 tot 4 jaar
● Zelfpresentaties van specifieke, observeerbare eigenschappen van zichzelf (‘ik ken het alfabet’)
● Oordeel geven over hun eigen kunnen en vaardigheden als het over concreet, observeerbaar gedrag gaat
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yentlgoeminne. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.56. You're not tied to anything after your purchase.