WEEK 1: INLEIDING FAILLISSEMENT, SURSÉANCE VAN BETALING, WSNP EN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE
CURATOR ....................................................................................................................................................... 2
COMPENDIUM............................................................................................................................................... 2
HOOFDSTUK 1: DE FAILLIETVERKLARING.................................................................................................. 2
HOOFDSTUK 2: HOOFDROLSPELERS, HUN BEVOEDGHEDEN & BEKENDMAKING .................................... 4
HOOFDSTUK 3: DE BOEDEL....................................................................................................................... 7
HOOFDSTUK 5: HET VERVOLGEN VAN AANSPRAKEN DOOR OF TEGEN DE FAILLIET ............................... 8
HOOFDSTUK 7: AFWIKKELING VAN DE BOEDEL ....................................................................................... 9
HOOFDSTUK 8: HET AKKOORD IN FAILLISSEMENT ................................................................................. 12
HOOFDSTUK 12: SURSEANCE VAN BETALING......................................................................................... 14
WEEK 2: FIXATIEBEGINSEL, SOORTEN SCHULDEN IN FAILLISSEMENT, ONVERSCHULDIGDE BETALING EN DE
WET HOMOLOGATIE ONDERHANDS AKKOORD ............................................................................................ 20
COMPENDIUM............................................................................................................................................. 20
HOOFDSTUK 4: FIXATIE VAN HET VERMOGEN ....................................................................................... 20
HOOFDSTUK 5: HET VERVOLGEN VAN AANSPRAKEN DOOR OF TEGEN DE FAILLIET ............................. 25
HOOFDSTUK 7: AFWIKKELING VAN DE BOEDEL ..................................................................................... 26
WEEK 3: WEDERKERIGE OVEREENKOMSTEN................................................................................................. 31
COMPENDIUM............................................................................................................................................. 31
HOOFDSTUK 5: DE FAILLIETVERKLARING................................................................................................ 31
HOOFDSTUK 6: OVEREENKOMST EN FAILLISSEMENT ............................................................................ 32
WEEK 4: VOORRANG EN ZEKERHEIDSRECHTEN (I)......................................................................................... 37
COMPENDIUM............................................................................................................................................. 37
HOOFDSTUK 4: FIXATIE VAN HET VERMOGEN ....................................................................................... 37
HOOFDSTUK 7: AFWIKKELING VAN DE BOEDEL ..................................................................................... 37
HOOFDSTUK 11: VERREKENING.............................................................................................................. 48
1
,WEEK 1: INLEIDING FAILLISSEMENT, SURSÉANCE VAN BETALING, WSNP EN AANSPRAKELIJKHEID VAN
DE CURATOR
COMPENDIUM
HOOFDSTUK 1: DE FAILLIETVERKLARING
WAT IS EEN FAILLISSEMENT?
• Faillissementsrecht gaat over de vraag wat er dient te gebeuren wanneer een (rechts)persoon niet
langer kan voldoen aan zijn opeisbare verplichtingen
o Faillissement = het onvermogen om aan opeisbare schulden te voldoen (zie art. 1 Fw en art. 6
lid 3 Fw)
• Faillissement is gericht op:
o Het voorkomen van het ontstaan van nieuwe schulden die onbetaald zullen blijven
o Het zo veel mogelijk voldoen van schulden die zijn ontstaan
• Insolventierecht is breder dan faillissementsrecht
o Faillissementsrecht
o Surseance van betaling
o Schuldsanering natuurlijke personen
o Bijzondere insolventieprocedures voor bijv. banken en verzekeraars
• 3 insolventieprocedures
o Het faillissement à gericht op liquidatie van het vermogen van de failliet
o De surseance van betaling à gericht op het saneren van het vermogen van de sursiet
o De schuldsanering natuurlijke personen à gericht op het saneren van de schuldpositie van
natuurlijke personen
LIQUIDITEITSTEST
• Scheidslijn tussen solventie en faillissement wordt gevormd door het vermogen van een
(rechts)persoon om aan zijn lopende verplichtingen te voldoen
o Verplichtingen zijn alle opeisbare verplichtingen, niet slechts die tot betaling van een
geldsom, maar bijv. ook die tot levering van goederen
o Vraag of (rechts)persoon failliet is, is in de eerste plaats een kwestie van liquiditeit
• Faillissement gaat vaak gepaard met een in verhouding tot het totale vermogen hogere schuldenlast
(= gebrek aan solvabiliteit), maar dit is geen vereiste voor faillietverklaring!
TOESTAND VAN TE HEBBEN OPGEHOUDEN MET BETALEN
• Het criterium ‘toestand van te hebben opgehouden met betalen’ heeft in de rechtspraak nadere
invulling gekregen à traditioneel wordt vastgehouden aan 2 cumulatieve vereisten:
o Er is sprake van meer dan 1 schuldeiser (= het pluraliteitsvereiste, Säkaphen/Carrecon-
Piguillet)
§ Vordering van de aanvrager moet worden ondersteund met een andere vordering in
handen van een tweede schuldeiser à tweede vordering wordt vaak aangeduid als
steunvordering
o Er is sprake van ten minste 1 opeisbare schuld
• HR heeft bevestigd dat de vaststelling van deze 2 vereisten niet voldoende is om tot het oordeel te
komen dat van de toestand van te hebben opgehouden met betalen sprake is à de rechtbank moet
onderzoeken of van die toestand ook daadwerkelijk sprake is ten tijde van de uitspraak
o Vonnis tot faillietverklaring is te beschouwen als een declaratoire uitspraak
HR Unitco
R.o. 3.3.1: voorop staat dat voor faillietverklaring is vereist dat de schuldenaar meer dan 1 schuldeiser heeft en dat het bestaan van
de vorderingen summierlijk is gebleken.
R.o. 3.3.2: het staat derden in beginsel vrij steunvorderingen te voldoen. Dit levert geen doorbreking op van de paritas creditorum,
ook niet indien de vordering van de aanvrager van het faillissement onbetaald blijft of daarvoor geen zekerheid wordt gesteld. Dit
ziet immers enkel op de gelijke behandeling waarop schuldeisers aanspraak hebben bij de voldoening van hun vordering uit de
goederen van de schuldenaar (art. 3:227 BW).
2
, HR Coöperative Rabobank U.A./Winters (of Rabobank/X)
R.o. 3.4.2: het vereiste van pluraliteit bestaat, omdat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen
over de gezamenlijk schuldeisers. Dit strookt niet met een faillietverklaring met maar één schuldeiser.
R.o. 3.4.3: wanneer de steunvorderingen pas worden voldaan na vernietiging van het faillissement, bestaan de steunvorderingen
nog ten tijde van de beslissing op de faillissementsaanvraag en is er dus voldaan aan het pluraliteitsvereiste.
PROCEDURE FAILLIETVERKLARING
• Art. 6 lid 3 Fw bepaalt dat summierlijk moet blijken van het bestaan van feiten of omstandigheden,
welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen à
summierlijk geeft aan dat de gewone bewijsregels niet gelden
• Wanneer een schuldeiser het faillissement aanvraagt, moet ook van diens vorderingsrecht summierlijk
blijken (art. 6 lid 3 Fw)
• De procedure faillietverklaring wordt ingeleid met een verzoekschrift (art. 4 lid 1 Fw)
o Kan worden ingediend door de schuldenaar zelf (eigen aanvraag)
o Door 1 of meer schuldeisers (art. 1 lid 1 Fw)
o Door het Openbaar Ministerie om redenen van openbaar belang (art. 1 lid 2 Fw)
• Het verzoek moet door een advocaat worden ondertekend (art. 5 lid 1 Fw)
• Het verzoekschrift of de aanvraag tot faillietverklaring wordt in de raadkamer met de meeste spoed
behandeld (art. 4 lid 1 Fw)
• Rechtbank zal schuldenaar meestal oproepen om te worden gehoord op het verzoek van een
schuldeiser (zie art. 6 lid 1 Fw)
• Eigen aangifte is zeldzaam, omdat er door een schuldenaar in financiële problemen meestal de
voorkeur aan wordt gegeven surseance van betaling aan te vragen
o Faillissement is onomkeerbaar
o Bestuur verliest in faillissement alle controle over de onderneming (art. 23 en 68 Fw), terwijl
in surseance sprake is van gedeelde controle met bewindvoerder (art. 228 lid 1 Fw)
• Surseance vindt bij uitsluiting plaats op eigen aanvraag (art. 214 Fw)
• Schuldenaar wiens faillissement is aangevraagd door schuldeiser, vraagt soms eigen surseance aan bij
wijze van verweer à verzoek tot verlening van surseance wordt eerder behandeld (art. 218 lid 6 Fw)
• Surseance staat niet open voor natuurlijke personen die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen
(art. 214 lid 4 Fw) à voor hen bestaat de schuldsanering natuurlijke personen (art. 284 lid 1 Fw)
• Natuurlijk persoon kan zich verweren tegen faillietverklaring door een verzoek tot toelating tot
schuldsanering te doen à verzoek strekkende tot toelating tot die regeling zal als eerste in
behandeling worden genomen (art. 3a Fw)
o Verzoek tot faillietverklaring is gedurende die procedure geschorst (art. 3a lid 2 Fw)
o Als schuldsanering wordt uitgesproken, vervalt het verzoek tot faillietverklaring (art. 3a lid 3
Fw)
• Schuldeisers en belanghebbenden hebben geen rechtsmiddel tegen het vonnis houdende
toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling (art. 15c lid 1 Fw)
• Wanneer schuldenaar geen verzoek tot toelating tot de schuldsanering heeft gedaan binnen de
termijn van 2 weken, kan hij onder omstandigheden alsnog worden toegelaten
o Vereist dat niet redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat het verzuim aan de failliet kan
worden toegerekend (art. 15b Fw)
o Verzoek kan door schuldenaar worden gedaan totdat de verificatievergadering is gehouden,
of, indien dat achterwege blijft, totdat de rechter-commissaris heeft bepaald dat er geen
verificatievergadering zal plaatsvinden op grond van art. 137a Fw
RECHTSMIDDELEN
• Schuldenaar heeft 8 dagen de tijd om bij het gerechtshof in hoger beroep te komen van zijn
faillietverklaring indien hij bij gelegenheid van de behandeling van het verzoekschrift werd gehoord
(art. 8 lid 1 w)
• Als de schuldenaar niet werd gehoord, heeft hij 14 dagen na de dag van de uitspraak het recht van
verzet bij de rechtbank
o Termijn kan worden verlengd tot een maand indien hij zich niet binnen het Rijk in Europa
bevond tijdens de uitspraak (e.e.a. art. 8 lid 2 Fw)
• Na verzet staat hoger beroep open (art. 8 lid 3 Fw)
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Roos248. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.