Humane levenscyclus II aantekeningen + WG en PR
Grote ontwikkelingen op motorisch, sociaal-emotioneel en cognitief gebied vinden plaats
tijdens de groei van een afhankelijke pasgeborene tot schoolkind. Dit wordt besproken aan
de hand van 3 fasen:
1. Zuigelingenperiode
2. Peuterperiode
3. Periode van het schoolkind
Zuigelingenperiode
Onder lichamelijke ontwikkeling valt:
» Vermeerdering en vergroting van cellen, weefsels en organen
» Toename van celtypes, weefsel en orgaanstructuren
»
Er zijn 3 standaardmaten voor groei: lengte, gewicht en hoofdomtrek. De meest gangbare
maat voor de lichaamsgroei van een kind is de lichaamslengte. In het 1e levensjaar is de
groeisnelheid het hoogst vanwege een grote energiebehoefte. Na 1 jaar is een kind
gemiddeld 1,5 keer zijn geboortelengte en 3 keer zo zwaar als bij de geboorte.
Groeidiagrammen worden gebruikt om te kijken of kinderen voldoen aan de normen voor
groei (=cross sectionele curve).
Seculaire groeiverschuiving: het stijgen van de gemiddelde lengte in de tijd.
Factoren die bijdragen aan de groei over de tijd:
» Verbeteringen in:
o Hygiëne
o Voeding
o Leefomstandigheden
o (jeugd) zorg
→ minder (infectie) ziekten
Mogelijke verklaring stagnatie lengtegroei
» Biologisch maximum is bereikt
» Stabilisatie (tijdelijk?) van omgevingsfactoren die zorgden voor de lengtetoename
» Ongezond eetgedrag
Voeding in het eerste levensjaar
In de eerste 3 maanden is de groeisnelheid het hoogst → en is de energiebehoefte dus ook
het hoogst (100kcal/kg/dag), waarna het geleidelijk afneemt. Vanaf 6 maanden zijn de
darmen rijp genoeg om andere voedingsstoffen te verwerken en vanaf dan kan geleidelijk
vast voedsel worden geïntroduceerd. Bovendien voldoet borst- of flesvoeding dan niet meer
,volledig meer aan de behoefte van bouw- en brandstoffen. Vanaf 9-12 maanden is het kind
in staat om met de pot mee te eten.
Tijdens de motorische ontwikkeling van een kind vinden er ontogenetische adaptaties plaats
(ontogenese is het individuele ontwikkelingsproces, bewegingspatronen zijn aangepast aan
soort taken waarvoor het kind in die periode van ontwikkeling is gesteld, bijvoorbeeld
voeden). Hiermee wordt bedoeld dat de motorische ontwikkeling een individueel proces is,
met veel variatie tussen individuen.
De aanleg van het kind en de omgevingsfactoren hebben invloed op de motorische
ontwikkeling. De volgorde van motorische ontwikkeling is minder variërend en wordt in
grote mate bepaald (snelheid ervan) door de neurologische rijping:
» Van proximaal (binnen) naar distaal (buiten)(schoudermotoriek eerder dan
polsmotoriek)
» Van craniaal naar caudaal (arm- en handfunctie eerder dan been- en voetfunctie)
» Van grof (balschieten) naar fijn (knippen, schrijven).
Ook is het een discontinu verlopend proces, waarmee wordt bedoeld dat bepaalde
ontwikkelingen eerst weer moeten worden ‘afgeleerd’ (afgebroken) voordat de volgende
ontwikkeling van kan start kan gaan. Een voorbeeld hiervan is de asymmetrische tonische
nekreflex bij een pasgeborene, waarbij de strekking van de arm als het ware dwangmatig
gebeurt naar de kant waar het hoofd naartoe is gewend. Dit patroon moet eerst verdwijnen
voordat hoofd en armen vrij van elkaar kunnen bewegen.
Tussen kinderen zie je veel verschillen onderling, grote interindividuele variatie, bijvoorbeeld
in de variatie in tijdstip waarop bewegingspatroon wordt bereikt, of de variatie in de weg
waarlangs een bepaald eindstadium wordt bereikt.
Oriëntatiegedrag
Visueel gedrag
De pasgeborene vertoont al pupilreacties op licht, fixeert en kan ook een gezicht of helder
gekleurd object volgen. Dit gedrag kan worden verklaard op het niveau van de
middenhersenen en de hersenstam; er is geen corticale activiteit voor nodig. Vanaf 6-8
weken verandert het visuele gedrag van een kind ingrijpend.
De houdingscontrole verloopt craniocaudaal: eerst in de nek, daarna in de romp en ten
slotte in de benen.
Het visuele systeem (bij volwassen domineert het lichaamscontrole) heeft een sterk effect
op het handhaven van houdingsstabiliteit. De relatie tussen visuele stimulatie en
houdingscontrole is een niet-lineair verloop in het ontwikkelingsproces, want het kind loopt
terug in de kruipfase en wordt weer sterker als het kind controle over de romp gaat krijgen
en onafhankelijk gaat zitten (het wisselt dus best wel erg).
Reiken en grijpen → voor doelgerichte reik- en grijpbewegingen is het ontwikkelen van een
goede lichaamshoudingscontrole vereist. De reikvaardigheid bestaat uit 2 fasen:
houdingsfase en manipulatieve fase.
Cognitieve (cognitie: mentale activiteiten die een rol spelen bij het verkrijgen, verwerven,
vasthouden en organiseren van kennis) ontwikkeling is het proces van het leren, de basis
,wordt gelegd in de zuigelingenperiode. Vlak na de geboorte is het kind erg op zichzelf gericht
en dus passief in contact, maar gaat al snel interactie aan met anderen en leert het
onderscheid te maken tussen bekenden en onbekenden en gebruik te maken van
voorwerpen (fles is drinken etc.).
Nieuwe ervaringen worden binnen een kenniskader geplaatst.
Psychosociale en emotionele ontwikkeling
Het gezin heeft een grote invloed op de psychosociale en emotionele ontwikkeling van een
zuigeling. De manier waarop acties van een zuigeling begrepen en beantwoord worden, is
van invloed op het verdere leerproces. Het kind begint zich één te voelen met zijn vaste
verzorgers (ouder-kind relatie ontwikkelen) en leert tegelijkertijd dat anderen anders zijn.
Sociaal emotionele ontwikkeling is de ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid binnen
een sociale context.
» Sociale ontwikkeling: het krijgen van begrip voor andere mensen en het ontwikkelen
van positief gedrag en vaardigheden ten opzichte van anderen.
o 2-jarig kind → sprake van non-verbale communicatie, moeilijk delen,
o 3-jarig kind → samen spelen, delen,
→ verbale communicatie → in staat om zich aan regels te houden.
» Emotionele ontwikkeling: leren om de gevoelens van zichzelf en anderen te
(her)kennen en om daar goed mee om te gaan. Het kind ontdekt dat het een eigen
individu is, wat tot scheidingsangst kan leiden → eenkennigheid en/of
slaapproblemen (mogelijk). Dus bij een peuter is het angst om zijn vertrouwde
hechtingsfiguur kwijt te raken.
Peuterperiode
In ongeveer 3 jaar leert het kind lopen, praten en sociale vaardigheden. Via communicatie
maakt het kind een sociale ontwikkeling door.
Verloop van de sociaal emotionele ontwikkeling
» Eerste levensjaar
o Vlak na de geboorte op zichzelf gericht (passief in contact) maar gaat al snel
interactie aan,
» Peuter (puberteit)(1-4 jaar)
o Ontwikkeling van het ‘ik’
o Wilsontwikkeling
o Gevoel van onmacht en frustratie
» Kleuter (4 jaar)
o Evenwicht tussen doorzetten eigen wil en aanpassen aan sociale wensen
Lichamelijke ontwikkeling
In de periode van 1 tot 4 jaar verloopt er een ongelijkmatige snelle groei en ontwikkeling. Zo
kan bijvoorbeeld een snelle motorische ontwikkeling leiden tot een snellere zelfstandigheid.
Maar ook bijv. veel bezig met taalontwikkeling dat de motorische ontwikkeling achterblijft.
Wel verloopt de toename in gewicht en lengte minder snel dan in de zuigelingenperiode.
Maten voor groei zijn gebitsontwikkeling en botrijping.
, Bij het doorbreken van het gebit, wordt het eerste gebit het melkgebit genoemd. De eerste
tandjes komen door rond de leeftijd van een half jaar. Dit zijn doorgaans de twee onderste
voortandjes. Rond 2 jaar is het melkgebit volledig doorgebroken en wordt het tijdens
schoolleeftijd vervangen door het volwassengebit.
Spraak- en taalontwikkeling
Het taalverwervingsproces wordt aangestuurd vanuit de cortex cerebri in de dominante
hersenhelft. De taalopbouw omvat ten minste het vermogen tot geluidswaarneming,
klankvorming, woordbegrip, zinsbegrip en zinsproductie. Intelligentie bepaalt hoeveel
kinderen kunnen onthouden en het aangeboren taalvermogen bepaalt hoe taalgevoelig een
kind is. Wanneer kinderen niet zo handig zijn met hun algemene motoriek, dan is ook vaak
de spraak motorische ontwikkeling wat langzamer. De spraak- en taalontwikkeling is in te
delen in de volgende fasen:
» Prelinguale fase (1e levensjaar)
o Huilen → vocaliseren → vocaal spel → brabbelen
» Vroeg linguale fase (±12-18 mnd)
o Productie van eerste woorden
o Overgang van het presymbolische stadium naar het symbolische stadium,
waarin het kind de betekenisfunctie van de taal begint te begrijpen.
o Onderscheid maken tussen ‘ik’ en de wereld,
» Differentiatiefase (±18 mnd- 5 jaar)
o Productie van 2-woordzinnen en geleidelijk langere zinnen
» Voltooiingsfase (5 jaar en ouder)
o Uitwerking van gelegde basis naar volwassen taalgebruik
→ tweetaligheid is goed voor het brein. De spraakmotorische en de algehele motorische
ontwikkeling hebben gedeeltelijk met elkaar te maken.
Nauwe samenhang tussen verschillende typen ontwikkeling
- Taalontwikkeling stimuleert de cognitieve- en sociaalemotionele ontwikkeling,
- Motorische ontwikkeling stimuleert de cognitieve, sociale en taal ontwikkeling.
Periode van het schoolkind (4-12 jaar)
Rond 12 jaar begint de groeispurt: een explosieve groeiversnelling waardoor kinderen in de
korte periode met hoge snelheid doorschieten naar nagenoeg volwassen lengte. Lengtegroei
is ééndimensionaal, maar met de lengte neemt ook massa toe.
Het zintuig- en zenuwstelsel ontwikkelt zich verder in de basisschoolperiode, er ontstaan
meer uitlopers van neuronen (axonen) → steeds verfijnder netwerk. Ook: nog vorderende
aanleg van steunweefsel (gliacellen), isolatie en prikkelgeleiding (myeline) → steeds fijnere
signalen opgenomen en verspreid. Bewegingspatronen, zoals lopen, fietsen en zwemmen,
worden geautomatiseerd.
De wisselwerking tussen de zintuigen en de bewegingen zijn van belang voor de motorische
ontwikkeling. Er is een enorme variatie in motoriek te onderkennen, wat het gevolg is van
individuele biologische verschillen in bouw en rijping van het zenuwstelsel, van verschillen in
bewegingservaring en -oefening, van verschillen in milieuomstandigheden en van psychische
en emotionele factoren. Meisjes zijn doorgaans vlotter en handiger dan jongens.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bibipeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.00. You're not tied to anything after your purchase.