,HERHALING STATISTIEK 1: BELANGRIJKSTE ZAKEN OM TE ONTHOUDEN
In Statistiek 1 hebben we het vooral gehad over de beschrijvende statistiek. Hierbij ga je de
verzamelde gegevens samenvatten in kerngetallen. De uitspraken zijn hierbij beperkt tot de
deelnemers van de studie, de steekproef dus. In Statistiek 2 gaat het over inductieve statistiek.
Hierbij gaan we de kerngetallen van de verzamelde gegevens verzamelen naar een grotere populatie.
De steekproef is dus als representatie van een groter gehaal. Uitspraken zijn hierbij verder dan de
deelnemers van de studie, de populatie dus.
1. Variabelen
Variabelen = We gaan eigenschappen meten van onze deelnemers of via onze deelnemers.
Dit noemen we variabelen.
Deze gaan we praktisch uitwerken zodat ze meetbaar kunnen zijn, zodat we ze kunnen
operationaliseren. Statistiek gaat dus patronen beschrijven van gemeten kenmerken. Er zijn een
aantal types van kenmerken.
1) Centrale tendens = Gegevens zo goed mogelijk samenvatten. Dit is een samenvatting van
je groep (gemiddelde, mediaan...)
2) Spreiding = Dit gaat de verschillen na in de groep. Ze zeggen iets over hoe
betrouwbaar centrale tendensmaten zijn (standaardafwijking...)
3) Verbanden = Ook associaties genoemd. Dit gaat verbanden zoeken tussen
variabelen.
1) Direct causaal verband = X⟶Y
2) Invers causaal verband = X⟵Y
3) Covariantie = X⟷Y
4) Indirect verband = X⟵X⟶Y
We zien hierbij twee soorten variabelen
1) Onafhankelijke variabele = De variabele die gemanipuleerd wordt. Dit is de oorzaak. De
waarde van deze variabele is onafhankelijk van de andere
variabele.
2) Afhankelijke variabele = De variabele die je wil meten. Dit is het gevolg. De waarde is
afhankelijk van de veranderingen in de onafhankelijke
variabele. Deze veranderd dus als gevolg van de
gemanipuleerde onafhankelijke variabele.
2
,2. Steekproefopzet
Populatie = Alle individuen waar we een uitspraak over willen maken. Deze individuen
komen in aanmerking voor het onderzoek. Als het aantal gekend is, wordt het
symbool (N) gebruikt.
Steekproef = Een selectie/representatie van individuen uit de populatie. Voor het aantal,
wordt het symbool (n) gebruikt. De steekproef kan men op verschillende
manieren samenstellen:
1) Aselecte manier
- Volledig aselecte steekproef (volledig random)
- Systematisch aselecte steekproef (eerst random, dan rekenregel)
- Gestratificeerde steekproef (op basis van strata, kenmerken)
- Clustersteekproef (op basis van subgroepen)
- Getrapte steekproef (combinatie van bovenstaande manieren)
2) Selecte manier
- Convenience sampling (eenvoudig te bereiken deelnemers)
- Judgement sampling (bevoorrechte mensen kiezen)
- Snowball sampling (aanspreken van netwerk)
- Quota sampling (op basis van strata)
- Random walk (wandelroute op voorhand)
3. Meetniveaus
Ordenen = Is er sprake van natuurlijke ordening of niet?
Meeteenheid = Is er sprake van een meeteenheid of niet?
Absoluut nulpunt = Is er sprake van een absoluut nulpunt of niet?
Mutueel exclusiviteit = Er is geen overlap in antwoorden. Er is maar een mogelijkheid.
Exhaustief = Er is ruimte voor alle antwoordmogelijkheden.
NOMINAAL = Het gaat hier om woorden. Er wordt een kwaliteit benoemd waarbij alle
verschillende mogelijke waarden evenwaardig zijn doordat ze niet meer of
minder zijn dan de anderen. Ze zijn enkel verschillend.
ORDNIAAL = Het gaat hier om woorden. Er wordt een kwaliteit benoemd en deze gaat
gepaard met een rangorde. De ene rangorde is hierbij groter dan de andere.
De getallen moeten hier niet geïnterpreteerd worden, het is enkel ter
benoeming.
INTERVAL = Het gaat hier over getallen. Er wordt een kwantitatieve meting gedaan tussen
mogelijke meetwaarden. Deze meetwaarden zijn steeds hetzelfde doordat er
sprake is van een duidelijke meeteenheid.
RATIO = Het gaat hier over getallen. Er wordt een kwantitatieve meting gedaan
waarbij er een duidelijke meeteenheid is. Er is hierbij ook sprake van een
absoluut nulpunt om totale afwezigheid van een kenmerk aan te kunnen
duiden.
4. Centrale tendens
Modus = Score van de hoogste frequentie (niet het maximum). Het gaat hier over de
grootste geobserveerde waarde.
Mediaan = Middelste waarde in een geordende set van waarnemingen (Pc50, D5, Q2).
Gemiddelde (X) = Het beste samenvattend kengetal voor de centrale tendens. De som van de
geobserveerde waarden gedeeld door het totaal aantal geobserveerde
waarden.
Nominaal Ordinaal Interval Ratio Wat
MODUS Score met de hoogste
frequentie (niet het
maximum)
Middelste waarde in een
MEDIAAN geordende set van
waarnemingen
Het beste samenvattend
GEMIDDELDE kengetal voor de centrale
tendens.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller morganedelaet1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.50. You're not tied to anything after your purchase.